Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 15. (Vervolg en Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 15. (Vervolg en Slot.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De gedachtenis des rechtvaardigen blijft in zegening, maar de naam des goddeloozen zal vergaan. Nochtans laat de Heere de Zijnen niet ongetroost achter, Hij Zelf blijft, en geeft hun hier op aarde nog menigen broeder en reisgenoot op den weg, met wien zij samen opgaan naar Jerusalem; daar verkwikt men dan elkander met de goede woorden Gods en zingt liederen Hamaalotlis tot Zijne eer; zoo wordt de weg kort en men is in de stad eer men het weet, om daar in het eeuwige licht al de broeders en zusters weder te vinden , die ons eene wijle vooruit zijn gereisd, en dan is de blijdschap volkomen en scheiding heeft nimmermeer plaats.
Zulk een broeder was ook Silas voor de Gemeente; gaan de anderen heen, hem dunkt het goed aldaar te blijven (Ys. 34) en nog verder met de broeders uit de Heidenen te verkeeren.
Het dacht hem zoo goed, omdat God het zoo beschikte hem daar te laten; en Zijn raad zal bestaan; waartoe de Heere hem gebruiken wilde zal uit het volgende duidelijk worden. Maar niet alleen Silas, ook Barnabas en Paulus blijven nog te Antiochië, zooals wij lezen Ys. 35: En Paulus en Barnabas onthielden zich le Antiochië leer en de en verkondigende wel nog vele anderen het Woord des Heeren. „De Heere gaf te spreken , en der boodschappers van goede tijdingen was eene groote heirschaar." Deze woorden uit den 68sten Psalm zien wij te Antiochië woordelijk in vervulling gaan, en niet alleen deze, maar eer het zoover kwam, ook wat daaraan voorafgaat. Heeft niet de Gemeente te Antiochië het doorleefd, wat David in dezen Psalm profeteert? „God zal opstaan, Zijne vijanden zullen verstrooid worden, Zijne haters zullen van Zijn aangezicht vlieden. Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddeloozen vergaan van Gods aangezicht." — Heeft ook God hier niet de droefheid in vreugde veranderd, zoodat de rechtvaardigen zich mogen verblijden en van vreugde opspringen voor Zijn aangezicht?
Waar te voren niets was, wordt nu de waarheid van de daken gepredikt, en velen staan op om zich haar ten dienste te stellen.
Het Woord des Heeren wordt verkondigd met eenparige stem, en de Gemeente in dat Woord onderwezen, opdat het zuurdeeg der farizeesche leer niet verder doorwerke, maar, waar het zich nog bevindt, geheel worde uitgezuiverd, en de Gemeente alzoo een nieuw deeg moge zijn geheel ongezuurd- J Iet Woord des Heeren moet haar in het rechte spoor houden , opdat zij niet ter zijde afwijke, maar zich in alles aan dat Woord onderwerpe; en zal de Gemeente dat kunnen doen, zoo moet zij dat Woord kennen, daarin is haar leven en welzijn gegrond. Immers klaagt de Heere van Israël: „Mijn volk gaat verloren, omdat het geene kennis heeft?" Daarom hebben de Heere en Zijne Apostelen zoo getrouw vermaand tot onderzoek der Schriften, en beveelt de Apostel Paulus ook aan Timotheüs, zijnen oprechten zoon: predik het Woord, houd aan tijdig en ontijdig, wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer. — Antiochië is nu zoo ruim voorzien van mannen, die haar dat Woord kunnen brengen, dat Paulus veilig deze Gemeente aan hunne zorgen kan toevertrouwen, en zich weder kan wijden aan de broederen, die op de eerste zendingsreis in de verschillende steden werden toegebracht.
Hij gedenkt aan dezen, en zijn hart verlangt blijkbaar naar zijne kinderen, die hij zich door het Evangelie heeft geteeld.
En na eenige dagen zeide Paulus tot Barnabas: laat ons vjederkeeren en bezoeken onze broederen in elke stad, in welke ivij hel Woord des Heeren verkondigd hebben, hoe zij hel hebben. (Ys. 36.) Het is den Apostel niet in de eerste plaats te doen om de hoeveelheid der discipelen, om, als de Joden, zooveel mogelijk proselieten te maken, maar meer gaat het hem om de hoedanigheid, het gehalte; daarom is zijn doel geene nieuwe reis naar plaatsen, waar hij het Evangelie nog niet verkondigd had, maar vooreerst een bezoek aan die, welke het Woord des Heeren gehoord hebben.
Geen goed hovenier zal aan een boom, dien hij plant, zijne zorgen onttrekken, en wanneer die eenmaal in de aarde staat, het aan de inwerking van regen en zonneschijn overlaten, dien boom te vormen; integendeel hij onderhoudt, wat hij heeft geplant, en laat niet alle takken vrij zich uitbreiden, maar snoeit en kapt af, waar dit nuttig is; alleen zoo zal zijne planting zich goed ontwikkelen, en eenmaal volwassen, een boom zijn, die den hof versiert, en der bekwaamheid des tuinmans eere aandoet. Zoo ook de planten in den hof des hemelschen Ivonings; Hij heeft Zijne dienaren gezonden om te planten en nat te maken, en gaf Zelf in Zijne genade aan de jeugdige planten overvloedigen wasdom. Nu hebben zij zich eenigen tijd ontwikkeld, en de Heere, die niet aflaat Zich met hen te bemoeien, zendt Zijne dienaren uit, om te onderzoeken, welke vruchten Zijne zorgen hebben gedragen.
Onze b r o e d e r e n noemt hen de Apostel, want sterker dan ooit voelt hij den broederband, nu uit het midden is weggedaan, wat de eenheid dreigde te verstoren. Zijne hartelijke begeerte voor hen is, dat het hun wèl moge gaan, en om dit te weten onderneemt hij gaarne eene reis, die toen vrij wat meer zorgen opleverde, dan in onze dagen. Als reisgenoot kiest zich de Apostel weder Barnabas, die hem reeds op de eerste reis vergezelde, en alle vreugde en leed met hem heeft gedeeld. Wien zal hij eerder kunnen verkiezen dan dezen broeder, die, schoon hij te Antiochië met Petrus wankelde (zie Gal. 2 : 11 —15), zich in ootmoedigheid door Paulus liet terechtbrengen en • zich der bestraffing onderwierp zonder murmureering. En Barnabas ried, dat zij Johannes, die toegenaamd is Markus, zouden medenemen. Maar Paulus achtte billijk, dat men dien niet zoude medenemen, die van Pawfyliè af van hen was afgeweken en met hen niet was gegaan tot het werk. (Ys. 37 en 38.) Ook uit dezen raad van Barnabas blijkt ons de mildheid van zijn karakter, schoon het ook hier niet wras vrij te pleiten van eenige zwakheid. Was het voorliefde voor Johannes Markus, die zijn neef was, dat hij Paulus wilde aansporen hem mede te nemen? Zeker heeft liij, als zoon der vertroosting, ook nu weder zijn' naam gehandhaafd, en is opgetreden als bemiddelaar tusschen Paulus en Johannes, iets wat de eerste in hem voorzeker niet zal hebben gelaakt, want gaarne reikt de Apostel Johannes de broederhand en waardeert later zelfs zijne diensten (zie 2 Tim. 4: 11), maar hem nu met zich nemen kon hij niet; denkende aan het terugkeeren van Johannes op de eerste reis, vreesde hij misschien, dat deze ook nu weder wankelmoedig zou worden, en daardoor een slecht voorbeeld zou geven aan de broederen, die, omringd van allerlei gevaren, zoo licht tot afval van het geloof konden verleid worden en in het lijden op de Apostelen zagen als op hunne voorbeelden ter navolging. Het was dus om der broederen wil, dat Paulus den wensch van Barnabas moest weigeren en daardoor oorzaak werd, dat tusschen hen beiden eene verbittering ontstond, en dat zij van elkander gescheiden zijn, en dat Barnabas Markus medenam en naar Cyprus afscheepte. (Vs. 39.) Oneenigheid tusschen de broederen, die eene scheiding tengevolge heeft; dit is eene droevige wanklank na het verhaal van het voorgevallene en een slecht begin voor eene zaak, waarin eenheid zoo gewenscht is. Voorzeker had de Satan in deze verbittering zijnen lust en verheugde zich bij voorbaat over de schade, die aan het werk des Heeren hierdoor kon werden berokkend.
Maar — God zorgt en laat de omstandigheden zoo samenlóopen, dat alle dingen moeten medewerken ten goede, dengenen, die naar Zijn voornemen, geroepen zijn ; zelfs de wederzijdsche verbittering Zijner heiligen, schoon Hij die nimmer in bescherming neemt. De Heilige Geest teekent hier de Apostelen als menschen , die bij alle voortreffelijkheid in den dienst huns Heeren toch openbaar worden als zwakke vaten, van gelijke bewegingen als wij en geenszins als vlekkelooze heiligen, wat de kerk der wereld, de roomsche van hen gemaakt heeft. Hunne heiligheid hadden zij niet in eigene hand, maar die lag voor hen in het bloed huns Heeren, en kon hun daarom bij alle gevoel van eigene onreinheid en zonde niet ontnomen worden. Werden zij ook lichamelijk gescheiden, in den grond bleven zij toch één, en door het geloof als broeders verbonden; dezen band kon de duivel niet verbreken, want die was gelegd door den Heere uit den hemel. Beiden meenden voor zich het beste te handelen, en hadden ongetwijfeld de eere huns Gods op het oog en niet bun eigen genot of lust; daardoor schikt God ook deze zaak ten goede en laat ze zoo uitloopen, dat Zijn Rijk daardoor niet wordt benadeeld en de vijanden oorzaak vinden tot lasteren, maar dat veeleer Zijn Naam nog te meer verheerlijkt wordt, en Zijn roem des te verder verbreid. Was slechts ééne reis voorgenomen, nu vormen er zich twee gezelschappen, die in verschillende richtingen gaan ; Barnabas met Markus naar Cyprus, Paulus met Silas naar Syrië en Cilicië. Naar alle zijden verbreidt zich dus het Woord, en ook de stadhouder Sergius Paulus ontvangt het weder, nu Barnabas zich naar zijn vaderland richt, wat den stadhouder voorzeker eene oorzaak van groote vreugde is geweest. Lezen wij van Paulus, dat hij Silas verkoos, die in zijne eenzaamheid hem nu werd toegevoegd door de trouwe zorgen zijns hemelschen Vaders, zoo volgt daarna : hij reisde heen, der genade Gods van de broederen bevolen zijnde. (Vs. 40.) Het is een lieflijk woord, dat de Evangelist Lukas aan dit verhaal toevoegt. Staat de Apostel Paulus voor een oogenblik als verweesd bij het vertrek van Barnabas, God ontfermt Zich over de eenzamen en neemt hen aan, en laat Zijnen dienstknecht volle vergoeding vinden, in de liefde der broederen, die zich vertroost hebben over het vertrek van Barnabas, en zich nu hartelijk verheugen over de verbinding van den Apostel met Silas. Van harte gunnen zij den overigen Heidengemeenten dezen leeraar, en laten hem van zich gaan met zegenwenschen, opgedragen aan de liefdeen genade Gods, die voor den Apostel een veel kostelijker geleide zijn, dan het gezelschap van Barnabas. En hij doorreisde Syrië en Cilicië, versterkende de Gemeenten. (Vs. 41.) Het reisplan, dat Paulus zich gemaakt heeft, volbrengt hij ook, en gaat van Antiochië uit door Syrië, en vandaar naar de gewesten van Klein Azië.
De Gemeenten, hier gesticht, worden door zijne prediking opnieuw verkwikt, de sterken verder bevestigd op het fondament der waarheid, de zwakken met de zuivere melk des Evangelies gevoed. Wat verbroken is wordt door den Apostel verbonden en aan de zorgen der sterkeren opgedragen. Zoo bindt hij allen nauw te zamen en maakt van de Gemeenten eene vaste legerbende, wier drommen dicht aaneengeschaard staan en. zoo goed in staat om alle aanvallen van het vijandelijk leger af te keeren. Slechts daar, waar deze eenheid verbroken wordt, zal de vijand gelegenheid vinden, om dooide opene bres naar binnen te komen, en zijn verwoestend werk te beginnen; en daar gaat de Gemeente gewis ten onder, zoo zij zich niet keert en houdt aan Hem, bij Wien alleen hulp te vinden is, den sterken Held Israëls. Hij alleen behoudt Zijne Gemeente en redt haar uit des vijands handen; met dezen Koning aan het hoofd is zij onoverwinnelijk, en schoon zwak en klein, sterker dan alle Goliaths der Filistijnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 15. (Vervolg en Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 december 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's