Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenige gedachten over Gods Woord.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenige gedachten over Gods Woord.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Uwe getuigenissen zijn zeer getrouw." Ps. 93 : 5.

„Doe wel bij Uwen knecht, dat ik leve en Uw Woord beware! Ontdek mijne oogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uwe Wet."
Ach Heere, geef mij zulk een h a r t , dat Uw Woord vast en zeker voor Uw Woord houdt.
Heere, leer mij; want ik ben onvernuftiger dan iemand, en ik heb geen menschenverstand; en ik heb geene wijsheid geleerd, noch de wetenschap der heiligen gekend (hetgeen heilig is weet ik niet). Heere, leid Gij mij; want uit mijzelf versta ik, zoo weinig als het redelooze vee, het rechte van U en Uwe wegen.
Heere, maak Gij mij, zooals Gij wilt, dat ik voor U zijn zal, een vat Uwer barmhartigheid; want mijn verderf is grondeloos, en mijne verkeerdheid is grenzenloos!
Naardat uws harten keuze is, zult gij het Woord Gods deelachtig zijn. Alzoo gaat het u, wanneer gij dit Woord leest, — Gods engelen legeren zich rondom u: de Heere klopt aan uw harte, — doe Hem open! Zonde, wereld en duivelen legeren zich ook rondom u, dat gij naar hunnen zin het Woord uitleggen zoudt. Buig en buk u! onderwerp u aan het Woord!
Een dubbelhartig man is ongestadig in al zijne wegen. Hier mag men zich niet in twee wegeu begeven. IIet Woord zegt: dit is de weg! Blijf vertrouwen op God, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, en Die niet laat varen de werken Zijner handen. Hier mag men niet op twee gedachten hinken; want dan bedriegen wij onszelven met het Woord; en wie half God, of half het Woord en half den lust der wereld wil, die zal God in Zijn Woord niet gevonden hebben als Eenen, Die met hem is.
Wie het Woord laat varen, moet dwalen en kan geen geluk hebben.
Wat God in Zijn Woord openbaart, dat is voor ons. Wat niet in het Woord staat, daarover bekommer u niet.
Blijf bij het Woord, dan blijft gij, waar het Woord blijft.
De woorden des eeuwigen Gods zijn eeuwige woorden, en woorden voor de eeuwigheid.
Het Woord voert mij in de eeuwigheid terug, en ontsluiert mij Gods eeuwigen liefderaad in Christus Jesus, en geleidt mij van daar naar Golgotha, en van Golgotha uit ontsluit het mij de deur der hope van eeuwige heerlijkheid.
Hoe machtig zijn des Heeren woorden, om al wat ons bezwaart, van ons weg te nemen, en ons te vervullen met eeuwigen vrede.
Er is geen angst, welken Gods Woord niet verdrijft, geene smart, welke het niet verzacht, geen nood, waar het ons niet overheen zet, geene radeloosheid, waaruit het ons niet den uitweg toont.
"Wanneer Gods Woord door u in waarheid als Gods Woord wordt aangenomen, zoo dat het geloove zich aan hetzelve vastklemt, dan bewjjst het wel zijne kracht, dat er alzoo de kracht is, om daarbij te volharden, en anders naar niemand of naar niets van wat gezien wordt, of wat iemand ook dreigend in den weg staat, te vragen. En daar zet het Woord ons op eenen hoogen rots, ver boven al het schepsel, boven al het zichtbare.
In Zijn Woord hoor ik God, en ik zie Hem ook in het aangezicht van Jesus Christus, en zooals ik Hem daar zie, zoo is HIJ in den hemel, en niet anders, zoodat nu Gods aangezicht over mij licht, wanneer Zijn Woord mij troost.
De oprechten nemen Gods Woord gansch in zich op, passen bet geheellijk op zich toe; niet alleen de beloftenissen, maar ook de bestraffingen Gods; zij houden Zijne bedreigingen voor even gewis, als Zijne beloften. Hebben Zijne bedreigingen hen terneergeslagen. dan kunnen zij zichzelven niet weder oprichten, — de belofte richt hen op.
Men moet onder Gods toorn vergaan; want allereerst verklaagt en verdoemt ons al hetgeen wij in het Woord lezen ; niets blijft hechten, totdat des Heeren genade, tijd en ure daar is. Alsdan is in één oogenblik al wat gij leest van genade en eeuwige zaligheid het uwe! Want gij hebt in het Woord Gods gevonden uw hoogste, eenige, eeuwige Goed, eenen genadigen God en verzoenden Yader, — daarom is alles het uwe.
G i j , wend u niet van het Woord weg, als alles u toeroept: het is niet voor u; dat moogt gij voor uzelven niet gelooven of aannemen! Hoor wat God spreekt van Zijnen Christus, en grijp toe in zulke duisternis, zoo zal het Woord u gegrepen hebben! Gij vindt niet het eeuwige leven in dit Woord, tenzij gij overal den Christus Gods daarin zoekt.
Alleen Jesus Christus, en wederom Jesus Christus, en tot aan uw einde Jesus Christus, — zoo gaat het de eeuwige ruste binnen !
Als mij alles verdoemt, en ik mijzelven mede verdoem en verklaag, dan gaat mij telkens de Zon der gerechtigheid op, en wel als ik zulks het minste verwacht.
Bid bij het lezen van het Woord meer om genade, dan om licht. Het licht kan verblinden, maar de genade heelt en houdt in ootmoed en in den rechten weg.
Tracht niet in de diepten van het Goddelijk Woord in te dringen, of te bestijgen wat u in hetzelve te hoog is, of met uw verstand te willen verklaren, wat gij niet begrijpt. Laat het liggen, wat u te zwaar is. Gij moet zoo veel van het Woord verstaan, dat gij bij het gebed blijft: O God, wees mij zondaar genadig! en wat de Heere Jesus zegt: Ik ben de •Opstanding en het Leven! Ik ben de W e g ! door Mij tot den Vader! Ik ben gekomen, om zondaars tot bekeering te roepen! Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven! Wie volharden zal tot het einde, die zal alles beërven.
Wat gij heden niet verstaat, dat leert u de dag van morgen. De diepten zult gij verlicht zien, hoe meer gij ingeleid wordt in uwe verschrikkelijke en afschuwelijke verdorvenheid, en daarin: hoe genade -— genade is. En op die hoogten zult gij u alsdan ongedacht overgebracht vinden, als de watervloeden komen, ja juist dan, als zij op u komen afstorten.
Het matte oog op dit Boek geslagen, en het hart daarop gericht, en zoo hemelwaarts gezien in een Vaderhart, in liet medelijdende liart van eenen barmhartigen Hoogepriester. Weet het: voor eenen radelooze, voor eenen verlorene staat boven het blad van dit Boek de open genadetroon. Gedenk daaraan, en neem zoo dit Boek, en lees! O, zoo het mij vergund wordt, in dit Boek den rijksschepter van mijnen Koning, van Christus, aan te roeren, dan heet het weldra tot mijne ziel: wat wilt gij Esther?
Ach ik armste! vanwaar zou ik den moed vatten, vanwaar de vrijmoedigheid bekomen, om erbarming, om hulp, om redding te roepen en aan te houden, zoo niet Gods Woord zelf mij daartoe aanmoedigde, en mij de zekerheid der verhooring op elke bladzijde voorhield! En wie zoude mij regeeren, wanneer Gods Woord het niet deed. Wie zou mij, wederhoorigen, gewillig en gehoorzaam maken, deed het niet de geweldige, lieflijke, onweerstaanbare tucht van dit Woord.
O God, mijn God, vergeef het mij uit genade, dat ik zoo menigmaal het beter weten en het beter maken wil, dan Uw Woord het mij voorhoudt! Vergeef mij alle „ja raaar's" van mijn ongeloof, waar Uw Woord mij alleen dit „maar" voorhoudt: M a a r Hij is om onze overtredingen verwond.
Acli, dat ik zoo blind geweest ben en ook nog telkens 7.00 blind beu, ook zoo voortdurend vergeten ben, dat Uw Woord komt en datgene doet en daarstelt, waartoe het gekomen is.
God de Heere in den hemel vergeet niets van al hetgeen Hij den Zijnen, die op de aarde zijn, in Zijn Woord toezegt, en des te minder kan Hij hen vergeten! Dat Gij aan mij en aan al de Uwen gedenkt, hoe verlaten zij zich ook voelen, — zegt dat niet Uw Woord?
Hier is mijne spijskamer, waar ik ook de oorzaken van mijnen honger en kommer, namelijk mijne zonden, weggenomen zie; hier wordt mijn honger gestild, en van eiken schotel, waarop het Manna voor mijne ziel ligt, lees ik met de oogen mijns harten: de ellendigen zullen eten en verzadigd worden! komt en smaakt, hoe goedertieren de Heere is!
Hoe word ik hier, bij het gevoel van al mijnen dorst naar God, naar den levenden God, gelaafd uit den stroom des levens!
Hier is de wijnkelder, waarin mij leidt Hjj, Die mij liefheeft, omdat Hij mij liefheeft.
Wanneer ik het treurigste ben, dan geeft Hij mij met vreugde te scheppen uit deze heilsfonteinen.
Mijn Koning en mijn God, Gjj Israëls eer en heerlijkheid, omgord mij met kracht en moed, ofschoon ik zoo nietig, klein en onaanzienlijk ben, en ik neem uit Uwe beek eenen gladden steen, en slinger dien Uwen vijand, die Uwen Naam hoont, in het boos en schaamteloos voorhoofd.
Gelijk een vuur is Uw Woord, — het maakt mijn hart brandende, verteert daaruit elke bekommernis en verwarmt mij verstijfden. Gelijk een hamer is Uw Woord, — het verbrijzelt al mjjne beenderen; daarna breekt Gij met Uwe goede, troostrijke woorden mijn harde liart.
O, Uw Woord is toch enkel een Woord voor zieken en bekommerden, voor zulken, die vanwege hunne zonden hard aangevochten zijn. Daar gaat het zoet naar binnen met eene eeuwig blijvende werking.
Mijn hart houdt U Uw Woord voor; Uwe beloftenissen heb ik niet vergeten! Neen, ik kan die nimmermeer vergeten! Heere, ik wacht op Uwe zaligheid !
Gods woorden zijn toch geene bloote woorden, maar zij zijn al te zamen wezenlijke, werkelijke dingen; zij scheppen hetgeen zij uitspreken.
Zonder uiterlijken glans staan zij daar — o hoe gering! — op het papier. De wereld veracht ze, de vermetele versmaadt ze, de onleerzame merkt er niet op. Nochtans, hoe worden zij van dag tot dag alle waar bevonden, en hoe zeer bewijzen zij hunne groote macht zoowel in het straffen als in het beloonen.
Een mensch kan dag aan dag den Bijbel lezen, dien als van buiten geleerd hebben, veel daarover redetwisten en prediken, en toch Barabbas boven zijnen Koning verkiezen. Dat maakt het onverbroken hart, dat Koning Jesus niet over zich koning wil laten zijn, maar het laat zich door den duivel en de wereld telkens weder vasthouden en vastbinden; daar schroeit men het geweten toe met het "Woord, en men wordt verstokt en weet het niet, — is in de duisternis gestooten en liegt zichzelven wat voor met behulp van het Woord. Maar daar is toch geen vrede, het Woord laat zich niet om den tuin leiden.
Het Woord leert ons zulke dingen, en handhaaft die, welke ons verstand te boven gaan, en onzen wil en lust aan den schandpaal slaan. Trouwens, het heeft altijd gelijk; en aangaande al wat het Woord zegt over mij, zoowel als over u, heeft het zijnen rechtvaardigen grond en zijne ware oorzaak. Al, wat het zegt, hangt wel goed te zamen, en in alle stukken stemt het wel overeen. Het laat zich niet oordeelen door menschen. Donker en onverstaanbaar blijft het voor degenen, die het Woord tegenstaan, zich tegenover hetzelve handhaven, zich er overheen zetten, terwijl zij niet weten willen, hoe groote zondaren zij zijn. Maar voor degenen, die naar recht en licht, die naar Gods waarheid vragen, wordt het meer en meer een licht, eene geleidende ster! Gij, Heere, zijt mijn Herder, en ik ben Uw schaap! O, hoe vertroosten mij Uw stok en Uw staf! Met dezen staf roer ik allen aan en alles, en inzonderheid in de duisternis.
Dit-Woord is mijn richtsnoer voor het gansche leven, — de maatstaf, om alle werken er mede te beoordeelen.
Dit Woord is het zwaard mijns Konings en des Geestes, waarmede ik, terwijl Hij het voert, alle mijne, dat is Zijne, vijanden verhouwe.
Maar is liet wel Gods Woord? Hoe zou iemand op die vraag komen, indien het niet Gods Woord ware?
Evenwél, geloof het, of geloof het niet, — het is nochtans Gods Woord. Het laat zich niet naar uwen, niet naar der menschen zin en welgevallen buigen of breken. Het werpt alle looze en kwaadwillige verachters overhoop. Het is aan alle plaatsen. Waar het komt, moet het rumoeren; het neemt den vrede weg, om eeuwigen vrede te brengen. Het laat zich niet ten onderhouden, het loopt snel en laat zich in zijnen loop niet stuiten. — Hoe duivel en wereld ook tegen dat eenvoudige Woord zijn , — zij zullen het toch moeten laten staan.
O gewis, dit Woord is een getrouw Woord; het wil eenvoudigweg geloofd zijn. Het is een waarachtig Woord, daarom duldt het niets boven zich.
Nu ja, het is zoo: zonder aanvechting en vervolging kan het niet zijn. Wapen u daarop! Verdraag en wees standvastig ! Perfer et obdura! Goud blijft goud.
Hoe zoet is het Woord! Het maakt de kinderkens hoe : langer hoe begeeriger er naar; het wordt den slechten nooit te veel en nooit walgelijk.
Welk een lusthof hier, waar ik alles voor mij zie groeien, als het mij bange is, terwijl er bij mij niets groeit.
Het blijft dagelijks naar Uw Woord, want alles moet U dienstbaar wezen. Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Eenige gedachten over Gods Woord.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's