Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis van Jozef als voorbeeld van de geschiedenis van Christus. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis van Jozef als voorbeeld van de geschiedenis van Christus. (Slot.)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu komt Jozef, de vrijheer, — want hij was een vorstenkind, — naar Egypte. Steeds toch moet het worden herhaald: „Rachel beweent hare kinderen en wil niet vertroust wezen — maar houd op met uw schreien en weenen en de tranen uwer oogen!" zij zullen wederkomen uit het land van den vijand, uit Egypte; en zoo werd dan onze Heere door den koning Herodes en door Zijn volk zoo gehaat, dat Hij reeds als Kind naar Egypte moest vluchten; maar Hij is weder teruggekomen en zal steeds terugkomen.
Nu wordt echter de vrijheer een slaaf, de heer, het vorstenkind een knecht. En onze dierbare Heere, dit Vorstenkind van den eeuwigen Koning, — ach! toen de tijd vervuld was, heeft God Zijnen Zoon gezonden, geboren uit eene vrouw, geworden onder de Wet. Zoo heeft Hij, de eeuwig Vrijgeborene, Zichzelven ontledigd en de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen.
In dezen dienst echter zijnde, komt de lieve Jozef in het uiterste gevaar, in de zwaarste verzoeking door de goddelooze vrouw van Potifar; hij stond tusschen de keuze, weder een machtig heer in Egypte te worden, of in de gevangenis te worden geworpen. En de vrouw, die op het vreeselijke beest zit, in de Openbaring, — lia, die zou zoo gaarne Christus voor altijd nederstorten. Aan welke verzoekingen is Hij blootgesteld geweest in de dagen Zijns vleesches! „Dit alles wil ik U geven, indien Gij slechts een oogenblik U voor mij nederbuigt", zoo sprak de rijke, de vrome, de godvruchtige, ten minste Gods Woord voor zich houdende d u i v e l ;— „dit alles wil ik U geven, zoo Gij slechts een oogenblik mijnen wil doet." Zoo komt do vrouw, die dronken is van het bloed der heiligen en zal niet ophouden, Christus in verzoeking te brengen. — Jozef echter is zijnen heer getrouw, en onze Heere Jesus Christus is getrouw aan den Vader, Hij vraagt niet naar Zichzelven, naar Zjjne behoeften, en wat Hij gaarne zoude willen hebben, maar blijft bij datgene wat geschreven staat. Zoo is ook Jozef getrouw en laat zich niet in met datgene, wat niet het zijne is.
Nu komt Jozef echter daarvoor in de gevangenis; hij schijnt van God verlaten te zijn, hij moet de schuld dragen; „ja, die Hebreër daar! zoo zijn die vromen! het zijn de goddeloosste spitsboeven! de heffe des volks is nog niet zoo slecht, als die Christenen!" zoo sprak die vrouw. „Denk eens, Potifar, hij wilde mij kwaad doen!" Zoo lasterde zij Jozef, en Jozef had niets tegen te spreken, hij moest het Hem in handen stellen, Die rechtvaardiglijk oordeelt. Zoo kwam het goddelooze wijf van het Farizeïsme, Sadduceïsme en de Schriftgeleerdheid, tegen den kuischen Christus op, Die Zich echter ook niet om eenen heimelijken kus van de Waarheid liet afbrengen. Nu, daarvoor zal Hij nedergestort worden ! God heeft Jozef verlaten, •— schijnbaar; God heeft ook Christus verlaten. Men had wel kunnen stellen: „de goddeloosheid maakt gelukkig, maar de deugd is oorzaak, dat men in alles ongelukkig is en zich door de wereld onrechtvaardig moet laten uitwerpen. De goede naam wordt door de menschen miskend en met voeten getreden ; daar is de Hebreër een goddeloos mensch en een gruwel; — „wat dunkt u, Hij heeft God gelasterd, gij hebt het zelf gehoord, Hij moet den dood sterven!"
Daar zit nu Jozef in de gevangenis tusschen twee misdadigers, tusschen twee gevangenen, die beiden moeten sterven; hij kan niet zien, dat iemand treurig is, niet eens in de gevangenis. Of God hem nu ook verlaten heeft, en de duivel hem vraagt: „wat hebt gij nu van uwe vroomheid? zoo blijft hij hopen ook waar niets meer te hopen is, en in dit hopen wordt hij nog goedsmoeds, en zoo toont hij een blijmoedig, vriendelijk gelaat voor de anderen, maakt het den anderen licht, valt hun niet lastig, helpt hen hunne lasten dragen, en, als hij deze twee zoo treurig ziet ternederzitten, vraagt hij: „Wat hebt gij wel onder elkander, waarom zijt gij zoo droevig?" Onze Heere is ook niemand lastig gevallen met Zijne lasten, onze lasten: „OLam Gods, hoe gewillig droegt Gij het kruishout, om al den vloek van mij weg te nemen!" De lasten van anderen op Zich te laden, ons blijde te maken met Zijn Woord, dat is immers Zijn ambt als Profeet. Daar predikt Hij het den eenen mensch: Gij komt in het paradijs, de Koning zal uw hoofd verheffen; den anderen moet Hij het echter aanzeggen, dat hij ter helle vaart. De eene moordenaar hangt aan de rechterzijde van den Heere, de andere ter linkerzijde; de eene komt in het paradijs, de andere vaart ter helle.
„Gedenk mijner," zoo sprak Jazef tot den eenen misdadiger en gevangene. „Gedenk mijner," als het u welgaat." Maar de moordenaar aan het kruis, hij spreekt tot den Heere: „Heere, gedenk mijner, wanneer Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn!" En of één van alle verlosten den Heere Jesus in gedachtenis houdt, heeft een iegelijk bij zichzelven te onderzoeken. Jesus kan wel gelukkig maken en uit de banden verlossen; echter aan Hem denken, wanneer gij verlost zijt, dat kunt gij niet. Wordt Hij echter verhoogd, zoo zult gij aan uwe zonden gedenken, evenals de koninklijke schenker, toen hij voor Farao stond en van den eenigen Jozef getuigde.
Hoe lang blijft Jozef in de gevangenis? D r i e j a r e n , — drie j a r e n , dat waren bange jaren! Hij verzinkt geheel in zijnen nood, zinkt steeds dieper, en eindelijk zinkt hij zoo diep, dat hij zich moet afvragen: wat heeft dan nu verwachting op aarde? de gerechtigheid of de ongerechtigheid, de kuischheid of de hoererij, wat draagt de zege weg? Gods heilige waarheid of die goddelooze vrouw ? Is er dan bij God geen gedenkboek, waarin Ilij alles heefc opgeschreven? gaat het dan niet meer naar hot woord, dat, ofschoon een zondaar ook honderd jaren oud wordt, het toch den rechtvaardige wél gaan zal? Die goddelooze vrouw heeft hare medehelpers, en zegt: dat is uwe straf, gij hebt geenen God! Zoo gaat het van duisternis tot duisternis, van de eene aanvechting in de andere. Jozef bevindt zich in den oven; als er nog maar een graad van hitte bijkomt, dan springt alles uit elkaar, en alles is verloren. Jozef is aldus door des Heeren Woord gelouterd (Ps. 105: 19), en na drie jaren staat hij voor Farao, — de koning des volks laat hem roepen. Hij gedenkt niet aan zijn lijden, zijne smarten, maar alleen daaraan: dat is wellicht voor mijne broeders. — Drie dagen bevindt onze Heere Zich in de gevangenis, in het graf, in de macht der hel, maar aldus spreekt Zijn geloof: „Gij zult Uwen Heilige in de hel niet verlaten," Ps 16: 10, en Hij juicht in den 40sten Psalm, hoe de Heere God Hem uit den kuil heeft verlost, en gezet op de rots, die allen vijanden te hoog is.
Daar staat nu Jozef voor den koning en legt hem zijne droomen uit. En onze Heere Jesus Christus verklaart het Woord van God den Vader. Gaarne zoude ik u uitleggen, hoe het zevental den raad Gods verheerlijkt. Ik zeg nu alleen dit: Faraö droomt zeven tegen zeven. Het werkverbond, de duivel, de antichrist, de wereld, de zonde, de goddelooze vrouw, zij zullen het genadeverbond te niete doen, ten minste er naar trachten, — zij zullen niet rusten, voordat zij Christus te niete gemaakt hebben, en al het volk heeft verdiend niet in het leven te blijven.
Om het u duidelijk te maken: Holland, Pruisen, Engeland en Zwitserland worden overweldigd door den antichrist; droevig ziet het er uit, het is uit en voorbij. IIet beest komt uit den afgrond op en verslindt Gods genadebesluit, maar Jozef staat daar, — in Hem is Gods Geest en Hij weet raad. Het volk, ondankbaar voor het genadeverbond, zal n o c h t a n s in het leven blijven, en het blijft in het leven door het woord en de bemiddeling van Jozef.
6 Maart 1859. H. F. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 10 Pagina's

De geschiedenis van Jozef als voorbeeld van de geschiedenis van Christus. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 10 Pagina's