Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De heilige Apostelen en Profeten, getuigende van het lijden, het sterven en de opstanding van Jesus Christus, zinspelen dikwijls op de geschiedenis der schepping. Het heeft voorzeker zijne oorzaak, dat de Apostel Paulus op de scheppingsgeschiedenis zinspeelt, als hij schrijft: Indien iemand in Christus Jesus is, eene nieuwe schepping is daar, — het is alles nieuw geworden, 2 Cor. 5 : 17. Het heeft gewisselijk zijne oorzaak, dat God Zelf door Zijnen Profeet Jesaja tot het volk spreekt: Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en eene nieuwe aarde, en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen, Jes. 6 5 : 17. En wederom: Want gelijk als die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, die I k maken zal, voor Mijn aangezicht zullen staan, spreekt de Heere, alzoo zal ook ulieder zaad en ulieder naam staan, Jes. 66 : 22. Stond deze nieuwe hemel en deze nieuwe aarde voor den Heere, vóór Hij ze maakte, zoo gaf Hij voorzeker eene levende en zichtbare afbeelding er van in de eerste schepping.
Dezen nieuwen hemel en deze nieuwe aarde, voor welke de eerste hemel en de eerste aarde verging, voor welke de zee niet meer was, zag Johannes in den geest op Pathmos, Openb. 2 1 : 1. En wél ons, zoo wij op ons Pathmos, op ons geloofseiland, dezen nieuwen hemel en deze nieuwe aarde in het oog mogen krijgen.
Dezen nieuwen hemel en deze nieuwe aarde had ook Mozes voor oogen, toen hij de schepping van den eersten hemel en de eerste aarde beschreef. En het is opmerkelijk genoeg, d a t , terwijl de eerste schepping zes dagen duurt, en daarop de zevende dag komt, de nieuwe schepping slechts drie dagen heeft en daarna aanstonds den zevenden dag.
Dat het nochtans zijne reden heeft, dat de Profeten en Apostelen zoo herhaaldelijk door den Heiligen Geest op de eerste schepping zinspelen en bij de tweede slechts van drie dagen weten, zal ook aangetoond worden.
God heeft alles gemaakt om Zijns Zelfs wille, dat is: tot verheerlijking Zijner deugden en volmaaktheden.
Eene afspiegeling er van hadden wij in de eerste schepping, maar niet de wonderbare, volkomene verlossing.
Wat is geschied ? De mensch, die in het beeld Gods en naar Gods gelijkenis daarhenen ging, heeft door de inblazing des duivels en door zijne eigene moedwillige ongehoorzaamheid deze schepping verwoest. Hij heeft van den boom gegeten, van welken God gezegd had: „Gij zult daarvan niet eten", en de hemel verdween en de aarde werd woest en ledig. Alles veranderde met den van God afgevallen mensch in eenen chaos. En er was duisternis op den afgrond; op den afgrond had Satanas zijnen troon gezet; hij hield den mensch in de duisternis gebonden en geketend, kwelde hem met den dood; hij hoonde en lasterde God, terwijl hij zijnen voet op den nek der verlorene menschen zette, en was verheugd, dat hij de schepping ten vure bestemd zag, waartoe hij zelf voor eeuwig verbannen is.
Zal deze stoel des Satans, zal deze getuigenis der duisternis blijven staan? zal de mensch in de schaduwen des doods, in den kerker der zonde, in de banden en ketenen der duisternis voor eeuwig versmachten? zal hij eeuwig, eeuwig van Gods aangezicht verstooten zijn ? zullen hel en dood over God getriumfeerd hebben? O, als God niet God is! — gewis is dan het einde aller dingen, dat is het einde der menschen voor eeuwig bevestigd, dan klapt de hol in de handen, dan ontkomt de mensch nimmermeer aan haar geweld, en de verwoeste schepping blijft voor altijd een chaos, eene massa van helsche wateren en helschen modder, waarin de mensch steeds dieper wegzinkt, steeds dieper neergetrokken wordt door de geesten des afgronds.
Maar God is God. Gelijk Hij alles om Zijns Zelfs wille gemaakt heeft, dat is tot verheerlijking Zijner deugden en volmaaktheden, zoo stelt Hij Zijnen raad vast, en die raad bestaat, om wat Hij gemaakt heeft, opnieuw te maken, dat Zijn gansche Naam, dat al Zijne deugden en volmaaktheden, in nog niet zoo gekenden glans zullen geopenbaard worden; Hij stelt dien raad vast en brengt dien ten uitvoer; Hij roept eenen nieuwen hemel en eene nieuwe aarde te voorschijn, en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde staan vóór Hem.
Gij verstaat het, Mijne Geliefden, dat ik van geenen nieuwen zichtbaren hemel, van geene nieuwe zichtbare aarde spreek, maar van eenen onzichtbaren hemel en eene onzichtbare aarde, oin welker wille de zichtbare hemel en de zichtbare aarde nog bewaard blijven, van eenen hemel en eene aarde, die alleen voor het geloof zichtbaar zijn, en die eerst ten volle zullen aanschouwd worden, als alle zichtbare dingen ten volle zullen zijn t e n i e t g e d a a n . Ik spreek van eenen hemel, die boven is en nochtans hier beneden, van eene aarde, welke boven ligt en door welke wij nochtans gedragen worden. Ik spreek van eenen hemel, zonder weikeu wij voortdurend den gapenden afgrond, den poel des vuurs voor oogen zouden hebben, van eene aarde, zonder welke wij hier wandelen als getroffenen door den vloek Gods. Ik spreek van eenen geestelijken hemel, van eene geestelijke aarde.
Gelijk God de Heere den eersten hemel en de eerste aarde in zes dagen schiep door Zijn Woord, zoo maakte Hij in drie dagen door Zijn Woord dezen nieuwen hemel en deze nieuwe aarde.
Het besluit tot deze schepping werd in den eeuwigen Vrederaad genomen. Het begin dezer schepping was in het paradijs, en de eeuwige Geest zweefde broedend over de wateren, tot op den tijd en de ure, dat God zeide: „Er zij licht", en het werd licht.
In deze nieuwe schepping vallen drie dagen weg, de vierde, de vijfde en de zesde; want in deze schepping is eene gansch andere zon, eene gansch andere maan, andere sterren, andere visschen en vogelen, andere dieren, en er mag van den ouden Adam in het geheel geene sprake meer zijn.
Aan deze nieuwe schepping besteedde God drie dagen, en dan komt de zevende dag of de rustdag. De drie daartusschen liggende dagen zijn dagen des Heiligen Geestes, om van den derden tot den zevenden dag over te brengen.
Wilt gij weten, waar God was, toen Hij den nieuwen hemel en de nieuwe aarde maakte? God was in Christus, eene wereld met Zichzelven verzoenende, d. i. Hij wisselde eene wereld met Zichzelven uit. God maakte den nieuwen hemel en de nieuwe aarde door Zijn Woord. En dat Woord, in welke gedaante was 'het, toen het den nieuwen hemel en de nieuwe aarde maakte? Het was in knechtsgestalte, het was in zulk eene gestalte, dat Hij een worm was en geen man; Hij had voor ons geene gedaante of heerlijkheid; Hij had het aanzien van eenen verworpeling, zooals wij er uitzagen in de banden der duisternis. En waar stond het Woord? Het stond niel, — het hing met doorboorde handen en voeten. En op welken tijd en welke ure riep dit Woord het licht te voorschijn? Het Woord was drie uren in de macht der duisternis en riep ten laatste: „Mijn God, Mijn God", en in dezen angskreet werd het Woord Zelf het eeuwige licht des nieuwen hemels en der nieuwe aarde. En God zag, dat het licht goed was. Toen scheidde God het licht van de duisternis, en noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht.
.Het werd avond, toen de zon haar schijnsel verloor, het werd morgen, toen het Woord riep: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" Uit dezen avond en dezen morgen werd de eerste dag, — een eenige dag!
Gelijk het licht der schepping ten eersten male den chaos verlichtte en tot in de laagste kloven en afgronden doordrong, als eene uitstraling van het reinste Wezen Gods, zoo verlicht dit nieuwe Licht den chaos onzer zielen, dringteveneeDS door de spleten, de kloven en de afgronden der menschelijke verlorenheid als een afschijnsel -der heerlijkheid, der loutere genade des Eeuwigen en Zijner ontferming. Yan Hem getuigt Johannes do Evangelist: Dit is het waarachtige Licht, hetwelk verlicht eenen iegelijken mensch, komende in de wereld.
Dat Licht getuigt van Zichzelf: Ik ben het Licht der wereld; wie Mij navolgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.
Waar geen licht is, daar heerscht de dood. Christus is het leven, en Zijn leven is ons licht. — Gij zijt allen door dit licht verlicht, maar zij, die de duisternis liever hebben dan het licht, zij willen niet van hunne booze werken, niet uit de duisternis gered zijn. Over de wateren van meer dan één onder u heeft de Geest Gods gezweefd, broedend als eene duive; daardoor is beweging en leven ontstaan, daardoor gloed en warmte in het harte; daardoor een worstelen en zuchten, om van de macht der duisternis gered te zijn, en dit licht ging op in hunne harten, en zij kwamen tot het licht, en God maakte scheiding tusschen licht en tusschen duisternis, e n . . . er breidt zich o-er hunne ziel uit een bange, drukkende nacht, — zal over hen de dag wel weder opgaan ? Het licht der nieuwe schepping en de duisternis der verwoeste schepping zijn tegenover elkander staande dingen, zijn door God Zeiven voor altijd gescheidene dingen, — wilt gij licht, gaat dan naar Golgotha henen!
Op Golgotha verneemt gij van vergeving der zonden, op Golgotha is voor u gezorgd, dat gij uwen Heere aanschouwt als eenen Man der weduwen, eenen Vader der weezen. Op Golgotha is voor eenen moordenaar genade, en wordt het nieuwe paradijs voor u opengehouden. Op Golgotha is het duister, opdat over u opgegaan zij de Zonne der gerechtigheid. Op Golgotha is verlatenheid, opdat gij nimmer door den Heere verlaten zijt. Op Golgotha wordt dorst geleden, opdat gij met vreugde scheppen moogt uit de fonteinen des heils. Op Golgotha is de vrije toegang geopend tot den troon der genade, en zijn alle goede werken voor u voorbereid. Op Golgotha is het bewerkt, dat gij aan het einde uws levens de handen samenvouwend, trots dood en zonde en duivel, in het aangezicht van den voor u geopenden hemel, het uitroept: „Vader, in Uwe handen beveel ik mijnen geest; Gij hebt mij verlost, Gij, God der waarheid!"
O, hoe heerlijk ging het licht op, dien eenen dag, toen God de zonde des ganschen lands wegnam; hoe heerlijk ging het voor u op, dien eenen dag. toen het voor u in uwen afgrond opging in uw hart, en de last op eens van uwe schouders viel.
Bevonden in de nieuwe schepping — hoe kan u Wel is waar kan in de ziel desgenen, die tot de nieuwe schepping behoort, menigmaal alles op ontzettende wijze door elkander liggen, zoodat hij niet weet, of de wateren Belials hem zullen verzwelgen, of dat de stroomen der genade hem zullen opheffen en dragen, of de watereu der nooden en aanvechting hem zullen doen omkomen, of dat de wateren des heils hem van zijne melaatschheid zullen reinigen.
Hij weet menigmaal niet, of de wateren, die over hem henengaan, regenstioomen van genade zijn, of liet de wolkkolom is, dan wel de wateren van eenen zondvloed, die God in Zijnen toorn over hem komen doet. Is er eene scheiding tusschen de eerste wateren en de laatste? Is er een vaste grond voor den arme en ellendige, in wiens ziel alles zoo door elkander ligt? Is er eene zekerheid, eene vastigheid, naar welke de wateren der genade voor hem wateren der genade blijven zullen, en de overige wateren, wanneer zij ook hoog stijgen en hem aan de ziel komen, hem toch niet zullen doen vergaan ?
GewiBselijk! Wij lezen bij de eerste schepping: „En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren; en dat make scheiding tusschen wateren en wateren! En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tusschen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tusschen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzoo. En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag."
Niet anders geschiedde het op den tweeden dag der tweede schepping. Wanneer was die tweede dag der tweede schepping ? Het was de dag, toen Jesus in het graf rustte. Dat is de dag geweest, op welken God scheiding gemaakt heeft tusschen het water van den nood des lichaams en der ziel en tusschen het water, in hetwelk eeuwige behoudenis is. Toen Jesus in het graf rustte, maakte God dit uitspansel, dezen hemel, dien Jobannes op Pathmos aanschouwde, nu eens als eene glazen zee, naardien hij betuigt: „En ik zag als eene glazen zee, met vuur gemengd ; en die de overwinning hadden van het beest en van zijn beeld, en van zijn merkteeken en van liet getal zijn naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods; en zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en liet gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uwe werken, Heere, Gij almachtige God," Openb. 1 5 : 2 , 3 , straks weer als louter goud, als een doorschijnend glas, waar hij schrijft: „En de straten der stad waren zuiver goud, gelijk doorluchtig glas," (Openb. (21 : 21). Wat is dat uitspansel, die hemel, die glazen zee? Wat zijn die gouden straten ? Het is de klare, doorzichtige waarheid, de gouden trouwe Gods. Waar Hij Zijnen Zoon in het graf rusten zag, daar werd het verbond des vredes vastgemaakt in de dooden. Die wateren van den nood, de beken Belials, de vloeden des doods en der helle, de hoogslaande golven en baren van Gods toorn, de over8troomende wateren der aanvechting, — zij werden voor altijd gescheiden van de wateren der behoudenis, zij vloeiden hellewaarts samen. De ruste Christi in Zijn graf maakt het uitspansel, op hetwelk God Zijne genade en waarheid, en in deze genade en waarheid Zijn uitverkoren eigendom als op saffieren grondvestte, — hier de vrije lucht, een wandelen op de hoogten der wolkeu van de macht van eeuwige genade; ginds daarboven de zalige eeuwigheid en een gedragen worden door de macht der trouw en der waarheid Gods, — door den grond, gelegd in het bloed des eeuwigen verbonds, gemengd van het vuur van eeuwige liefde.
Heft uwe weenende oogen opwaarts, gjj lijdenden, gij aangevochtenen , gij bedroefden naar God, gij, in wier hart de gebaande wegen zijn. Hierbeneden wel is waar wateren en golven voor, water en golven na, die tot aan de ziel komen, — er is in de nieuwe schepping een ander uitspansel, dan het zichtbare , richt daarheen uwen blik! Gelooft slechts, gij kleingeloovigen, die tot de nieuwe schepping behoort, en gij staat hoog boven iederen vloed, gij staat aan die glazen zee, gij gaat daarheen op dat uitspansel, en speelt op uwe citers Gods, als Habakuk 3 : 17 —19 : „Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal, en geene vrucht aan den wijnstok zijn zal, dat het werk des olijfbooms liegen zal, en de velden geene spijze voortbrengen; dat men de kudde uit de kooi afscheuren zal, en dat er geen rund in de stallingen wezen zal; zoo zal ik nochtans in den Heere van vreugde opspringen; ik zal mij verheugen in den God mijns heils. De Heere Heere is mijne Sterkte; en Hij zal mijne voeten maken als der hinden, en Hij zal mij doen treden op mijne hoogten — (opdat ik zingen moge op mijn snarenspel). Voor den opperzangmeester op mijn Neginöth."
Maar de wateren beneden zijn nog met de aarde vermengd, zij overweldigen de aarde, zoodat zij ganschelijk geene vastigheid in zich heeft. Zij maken, dat niets daarin komen kan, niets ontkiemen, niets groeien kan, — zullen deze wateren de aarde eenen oogenblik te lang overheerschen ? Daarvoor zorgt God. 1 Lij heeft de nieuwe aarde gemaakt, opdat zij vrucht drage, dat zij daar zij, bekleed met de heerlijkheid des Scheppers, — en Hij heeft den nieuwen hemel gemaakt, opdat de aarde uit dezen hemel gedrenkt worde, dat zij hare vrucht hemelwaarts doe opspruiten en zij zich bewege en golve voor God, door het zachte blazen Zijns Geestes. Daarom zullen alle wateren, die hellewaarts saamgedreven zijn, niet meer over deze aarde gaan, zij zullen de aarde niet langer verstikken, niet langer onvruchtbaar maken, maar der aarde tot voetbank harer voeten dienen ; zij moeten onder de aarde liggen, als een overwonnen lieir; zij moeten de aarde dienen met hunne beste schatten; de aarde moet als aarde, van dezelve bevrijd, te voorschijn treden en met vruchten naar Gods wil vervuld zijn, alles naar zijnen aaid. En zoo lezen wij : „En God zeide : Dat de wateren van onder den hemel in ééne plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde ! En het was alzoo. En God noemde het droge aarde, en de vergadering der wateren noemde Hij zeeën, en God zag, dat het goed was. En God zeide: Dat de aarde uitsehiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijnen aard, welks zaad daarin zij op de aarde ! En het was alzoo. En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijnen aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijnen aard. En God zag, dat het goed was. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag." Dat is de dag der opstanding van Christus. Toen kwam Hij met de droge aarde uit de wateren des doods te voorschuil. En Hij zette der zee haar perk en den wateren, dat zij Zijn bevel niet overtreden zouden. Dit perk was Zijn graf Daar brak Hij den loop der zee met Zijnen dam, en stelde haar eenen grendel en eene deur, en sprak: tot hiertoe zult gij komen en niet verder; hier zullen uwe trotsche baren zich nederleggen ! En de nieuwe aarde, gekroond met Zijn kruis, omslingerd door de macht Zijner opstanding, doorgloeid van don Geest des levens, Die in Hem, den Yerrezene, was, deed uitspruiten en doet uitspruiten gras en kruid, dat zaad zaait, en vruchtdragende boomen, terwijl elk vrucht draagt naar zijnen aard en het eigen zaad heeft bij zichzelven op de aarde.
Laat ik eigenlijk spreken. Er is eene nieuwe schepping daar in Christus Jesus. Deze heeft alles nieuw gemaakt. Deze zichtbare aarde wordt ten vure bewaard; deze zichtbare hemelen worden eens in de hitte versmolten. Deze hemel en deze aarde zijn niets meer dan een chaos; dat zijn zij door de zonde geworden, en deze chaos ligt in eeuwige duisternis, en allen, die zich in dien chaos bevinden, liggen mede in deze duisternis; en gij, die in deze duisternis ligt, hebt met de duivelen één lot. God heeft evenwel, door de innerlijke bewegingen Zijner barmhartigheid aangedreven, eenen nieuwen hemel en eene nieuwe aarde gemaakt. Deze hemel is het eeuwig Vreêverbond, is de verlossing in het bloed van Christus, de trouw en de waarheid Gods, verheerlijkt in den dood Zijns Zoons; deze nieuwe aarde is de Kerk van Christus, de algemeene vergadering van al degenen, die in Hem gelooven; de zee is de wereld, en het gras, de kruiden en de vruchtdragende boomen zijn de vruchten der gerechtigheid, welke door Jesus Christus zijn tot lof en prijs van God, — van welke vruchten onder het beeld van boomen wij ook in Ezechiël 47 lezen en bij Johannes in de Openbaring.
In dezen nieuwen hemel, op deze nieuwe aarde, is slechts één mensch, de Mensch Christus Jesus. De hemel is Zijn huis en paleis, daarin woont Hij als mensch; de nieuwe aarde is Zijn lusthof, waarin Hjj wandelt met Zijne heilige engelen als Heere en God, — en alles is aan Zijne voeten onderworpen, schapen en ossen, de vogelen des hemels en de visschen der zee. (Psalm 8.)
Verloren schapen, blaat naar dezen tweeden Adam in liet paradijs! Gij ossen, kent de milde, goede hand uws Ileeren! Gij vogelen des hemels, komt hier in de takken van het paradijs en zingt uwen Heere, opdat Hij Zich aan u verlustige! Gij visschen in de zee, in uwe doode zee, waarin gij spoedig sterven zult, schouwt den haak van het Evangelie niet aan;, laat u daardoor opvangen, opdat gij in gezond water overgebracht wordt, opdat gij spijze vindt en leeft, en voor Zijn aangezicht spelende zijt! — En gij, oude Adam, werp u aan Zijne voeten en zeg: Ik heb alles verdorven, Gij alleen hebt; alles welgemaakt. Amen.
20 April, 1851. H. F. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

De nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's