Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het getuigenis van Jesus aangaande Zichzelven. (Vervolg.) (4)

Bekijk het origineel

Het getuigenis van Jesus aangaande Zichzelven. (Vervolg.) (4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit zeggen wij ook aangaande het w e r k van den Messias. Hetgeen Hij op aarde doet, dat heeft betrekking op datgene, wat in het Oude Testament geschreven was. Het geschieddealles, opdat de Schrift vervuld werd, om de belofte te bevestigen en die als in Zijnen Persoon vervuld aan te toonen; daartoekwam de Verlosser. Hij kwam derhalve niet zonder program: Hij wilde niet eene nieuwe leer, of een nieuw levensbeginsel, of nieuw voedsel voor den geest des mensehen brengen, maar Hij wilde een bepaald voorschrift (program) waarheid maken,. Rom. 15: 8. Daarom stelt Hij Zich als de samenvatting van hetgeen de vaderen van dezen Verlosser hadden gehoopt, van den Verlosser van zonde en dood, van den Verlosser, Die zeer bepaalde voorwaarden had te vervullen, zoo Hij althans verlossen zoude. Het behoeft niet met moeite te worden nagespeurd , waarvan deze Verlosser eigenlijk wilde verlossen.
Jesus Christus kwam niet zonder meer als een meteoor van den hemel neder. Het vroegste Evangelie had reeds eenen strijder tegenover de slang gesteld. Het Vrouwezaad zou deislang den kop vermorzelen, en alzoo zal er vijandschap tusschcn mensch en slang bestaan. Jesus' eerste werk na Zijne toerusting met den Heiligen Geest is een strijd met den Satan, Luk. 3 : 2 2 ; 4 : 1 — 13; Matth. 4. Hier wilde Hem Satan op eene hoogte leiden, van welke hij Adam had nedergestort; hij tast Jesus aan bij Zijnen hoogsten Naam, bij den Naam Gods; maar Deze betoont Zich de gehoorzame Zoon des menschen. Abraham had te getuigen, dat er een zegen voorhanden was voor de wereld; het luidde tot hem: wees een zegen, Gen. 1 2 : 3 , en van zijnen zoon Izak was gezegd : „In uw Zaad zullen gezegend worden alle geslachten des aardrijks", Gen. 22 : 17, 18. Jesus nu stelt Zich in waarheid voor als de Bron van zegen voor de ellendigen Zijns volks. Hij doet wonderen, Hij werpt -duivelen uit. Hij, van Wien Mozes, Deut. 18: 15, en de Profeten, Jes. 42 : 1; 49: 1, 33, en wel herhaald geprofeteerd hebben, Deze treedt op, leerend en bestraffend, Luk. 24: 19; Psalm 110 : 4 had geprofeteerd van den Iloogepriester naar de ordening van Melchizedek. Jesus bewijst Zich Hoogepriester. Hij offert Zijn lichaam aan het hout des kruises. Yan den Koning, Die niet slechts Israël, maar ook de Heidenen regeeren zal, had Ps. 45 en Ps. 72 gesproken. Jesus betoont Zich als zoodanig. „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde", Matth. 28: 17. Op gelijke wijs had de Wet door middel van hare ceremoniën en offers op Christus gewezen. Het Pascha was duidelijke voorspelling van de verlossing aan het kruis, en de parallel tusscheu beide loopt door tot den huidigen dag. Al wie slechts zien en hooren wilde in Israël, kon bet ten tijde van Christus met handen tasten, dat hier de vervulling van de oude voorspelling aanwezig is. De groote verzoendag, die eenmaal in het jaar gehouden werd, wees insgelijks op dien grooten dag, toen God de zonde van het gansche land wilde wegnemen, Zach. 3 : 9 . De hoogepriester in al zijn werk was voorbeeld. Al hetgeen te voren geschreven was, dat komt nu tot zijn recht. Alle bronnen der belofte eindigeu in Christus, gelijk de rivieren in den oceaan. Zoo bevestigt Jesus Zelf voor Pilatus, dat Hij daartoe geboren was en in de wereld was gekotnen, om der waarheid getuigenis te geven. De waarheid was in de wereld, Hij komt, om daarvan te getuigen. Zij was onder een koornmaat en werd door ongerechtigheid ten onder gehouden Jesus' roeping was de wederoprichting aller dingen. Hij moet de waarheid Zijnen discipelen en het volk inprenten. Met het oog daarop, dat de waarheid aanwezig was, zegt Jesus (Joh. 5 : 46): „Indien gij Mozes geloofdet, zoo zoudt gij ook Mij gelooven"; Luk. 16 : 30, 31.
Uit Jesus' mond vernemen wij ook, dat Zijne werken in twee deelen bestaan zouden, namelijk, dat de Messias lijden moet en alzoo dan ingaan in de heerlijkheid; dus lijden vooraf, en heerlijkheid daarna. 1 Petr. 1 : 4;Luk. 24 : 26, 27; Hebr. 2 : 10. Bij al de vier Evangelisten ziet Jesus het als noodzakelijk aan, dat Hij lijden, sterven en daarna verhoogd zou worden, en wel alles op grond der Schrift. Hij had daarbij voornamelijk het oog op Jes. 52: 12 —14; Jes. 53; Psalm 22; Psalm 69. Waar Hij nu alzoo spreekt van Zijnen dood, zoo heeft Hij daarbij het oog op zulke hoorders, die van hunne zonden gaarne bevrijd zouden zjjn, maar in de wet, zooals zij destijds was, geenen vrede konden vinden. Het waren hoorders, die, zoekende naar iets beters, naar iets, dat stand hield, en geplaagd door de zonde en den duivel, tot Jesus gekomen zijn. Deze groote zondaren zocht Jesus ook op dezen belangrijken tijd opmerkzaam te maken, eenen tijd, waarin alle beloften vervuld werden op de rechte wijs; het is de dag van het welbehagen des Heeren. Hij wil Zich geven als Dengene, die voor de zondaren lijdt en door den Vader is overgegeven, als den Messias, die liuu den vrede aanbrengt voor hunne zielen. Het zijn dus wederom geene menschen, die onvoorbereid waren, maar zeer goed onderwezen en voor hunne hoop het in vrijheid stellende woord behoefden: „Hij is gekomen, Dien onze ziel zoekt".
Herhaald maakt Jesus het hun bekend, dat Hij de Messias is, maar zulk een Messias, die allereerst lijden moet. In den weg van lijden zal Hij de Hoogepriester worden, die Zijn volk voor God verzoent. Hij brengt geene nieuwe leer van verzoening en rechtvaardiging, maar het zegel en de bevestiging voor geheel deze leer. Hij spreekt tot kermende, zoekende zielen, die echter nochtans op dwaalwegen gaan. Denzulken roept Hij toe (Matth. 11 : 28): „Komt herwaarts tot Mij allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u ruste geven." Juist bij de tempelreiniging, Joh. 2 : 19, wijst Jesus daarop, dat Zijn dood en Zijne opstanding daarna alle raadselen des levens zouden oplossen en aantoonen, dat Hij tot zulke dingen macht had: „Breekt dezen tempel, en in drie dagen zal Ik dien oprichten." Evenzoo spreekt Hij tot Nikodemus van Zijnen dood, Joh. 3 : 14. Nikodemus moet weten, wat met den Messias zal plaats vinden , daar hij zeer onheldere voorstellingen over dit voorwerp heeft. Om dit weg te nemen, neemt de Heere een voorbeeld uit de geschiedenis: Gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzoo moet de Zoon des menschen verhoogd worden. Hij zou hetzelfde bewerken, wat de door Mozes opgerichte slang in de woestijn bewerkt had, Num. 21 : 6. Hij wijst slechts met den vinger op eene gebeurtenis van den voortijd heen, en Zijne hoorders mogen de toepassing maken. Zijnen discipelen zegt Hij, dat zij zullen oogsten in Samaria, Joh. 4:35—38. Hij Zelf heeft slechts gezaaid, Zich vermoeid, zij daarentegen oogsten op grond van hetgeen Hij met moeite had gezaaid. Daarmede wijst Jesus heen naar den vroegtijdigen afloop Zijns levens. Ook in Joh. 6:30 geeft Jesus aan het naar wonderen uitziende volk niet een ander wonder, maar Hij wijst hen op het eten van het vleesch van den Zoon des menschen en het drinken van Zijn bloed. Derhalve de geloovige aanneming van Zijnen voor hen plaatsvindenden dood raadt Hij reeds hier aan. Het brood, dat Ik geven zal, is Mijn vleesch, dat Ik geven zal voor het leven der wereld. Hij is het tegenbeeld van alle offers; Hij is het ware Paaschlam, gelijk Hem reeds Johannes de Dooper als het Lam Gods den volke had aangewezen. Hij onderstelt mitsdien bij het volk en bij Zijne discipelen de meest uitgebreide kennis. Als nu Petrus tengevolge van deze rede den Messias als den Zoon Gods erkent, daar antwoordt Jesus, en waarschuwt tegen den verrader, die uit het discipelental zijn zal, Joh. 6: 70, 71. Hij waarschuwt derhalve, dat het niet zoo spoedig zal toegaan, als zij meenden, maar dat menigeen zich zal ergeren en afvallen. Ook hier een wenk, hoe het zal gaan met den Messias.
Volgens de gelijkluidende plaatsen, Matth. 16: 21 ; Luk. 9: 20, spreekt Jesus, na deze belijdenis van Petrus, duidelijk van Zijne verwerping door de oversten des volks. Wij zien, dat Jesus Zich door Zijne discipelen niet wil erkend zien, zonder dat zij Hem volkomen hadden leeren kennen. Ten slotte (Luk. 9 : 22) vermaant Hij Zijne discipelen, dat zij zich bereiden zouden tot kruis dragen. Bij de verheerlijking van Jesus op den berg , Matth. 17 : 1 ; Luk. 9: 33 v.v., spreken twee mannen met Jesus, t. w. Mozes en Elias, en wel van den uitgang, dien Jesus te verwachten heeft, een einde vol van lijden en van duisternis. Eene hemelsche stem wordt hoorbaar, om Jesus te troosten, daar namelijk de discipelen Hem niet verstonden. Zij allen toonden integendeel slechts vrees en volstrekt geen inzicht in dit raadsel der verlossing. Bij den terugkeer van den berg der verheerlijking prent Jesus het den discipelen in, dat Zijne lotgevallen geene anderen zouden zijn, dan die van Johannes, Matth. 17 : 12 v.v.; Mark. 9: 12. De discipelen namelijk droomden van Elias, die eerst moest komen.
Christus wijst hen op den waren gang, dien de verlossing zou nemen, namelijk door het kruis tot de kroon. De Messias heeft door Zijn lijden en sterven allereerst der gerechtigheid Gods genoeg te doen. De discipelen wenachten zulk lijden niet. Het kruis van Christus is hun eene ergernis. Jesaia 53 verstonden zij, evenals onze tegenwoordige uitleggers. En waarlijk, Jesus rekent met hunne zwakheid, en slechts bij gelegenheid laat Hij doorschemeren, welken loop Zijn lijdensweg nemen zou. Wanneer zij bij Jesus hunne leerjaren zullen hebben doorgemaakt en zich over hun onverstand en kleingeloof zullen geschaamd hebben, zoo zullen zij na de opstanding van Jesus des te beter, getuigenis van Hem afleggen. Hunne samenleving met Christus was eene voortdurende opvoeding. De discipelen, zooals ook de Parizeen, droomden allereerst van een duizendjarig r i j k , waarin zij met den Messias regeeren zouden; zij droomden van de oprichting van het rijk Israëls, van eene godsdienstig-staatkundige herstelling van hunne natie, Hand. 1 : 6. Een rijk stond hun voor oogen, waarbij Israël, verlost van zijne vijanden, heerschen zou over de Heidenen, zijnde het voornaamste der volken in kracht, macht en heerlijkheid. Jesus komt tegen zulk eene aanmatiging op en wijst herhaaldelijk heen naar den eigenlijken gang , dien Zijn werk nemen zou. Daardoor wordt duidelijk de dikwijls onverwachte vermaning tot de discipelen, dat de Zoon des menschen moet lijden, en alzoo zij ook geene vrienden zouden hebben onder de menschen in deze booze wereld. Eerst moet de Messias in den dood, Hij moet sterven voor Zijn volk, en als dit geschied is en Gods raad vervuld is, dan zal dezelfde Messias der heerlijkheid deelachtig worden voor Zijn volk. Evenwel allereerst gaat het niet van licht tot licht, maar door duisternis, door den dood tot het leven, door lijden tot de heerlijkheid. (Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Het getuigenis van Jesus aangaande Zichzelven. (Vervolg.) (4)

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 april 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's