Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

5. Het getuigenis van Jesus aangaande Zijn Rijk. (Slot).

Bekijk het origineel

5. Het getuigenis van Jesus aangaande Zijn Rijk. (Slot).

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben nog eene tweede uitgaaf der Bergrede, Luk 6 : 20 v.v. Deze wijkt zeer af van die van Mattheüs, en wel wijl die voor Christenen uit de Heidenen bestemd is. Daar wordt alles uitgelaten, wat op de Farizeesche uitlegging der Wet betrekking heeft. Alleen het algemeen menschelijke wordt behouden. Vandaar de belangrijke afwijkingen in Luk. 6. Deze vorm is als die type te beschouwen, die zich in de voordrachten van Paulus gevormd heeft. Paulus toch was de leermeester van Lukas. Zoodanige vrijheid heeft Zich de Geest Gods steeds voorbehouden. Hij beschikt vrij over den vorm; het komt Hem op den inhoud aan, en dat de hoorders het goed verstaan.
Behalve de geestelijke beteekenis der Wet van Mozes wordt nog iets anders door Jesus meegedeeld over de gesteldheid van het Rijk Gods. Ten eerste geschiedde dit in gelijkenissen, vervolgens in profetische redenen, die aan het einde van het werk van Jesus plaats gevonden hebben. Deze profetische redenen komen voornamelijk voor in Matth. 13 en 24, en hebben betrekking op de gesteldheid van dit Rijk , zooals de Stichter Zelf hetzelve beschouwd heeft. Met de verkondiging van gelijkenissen besluit Jesus Zijn werk in Galilea. Heerlijke dingen heeft Hij aldaar gewrocht: duivelen uitgeworpen, kranken genezen, de blijde boodschap van redding van zondaren heeft Hij gebracht; alzoo het Evangelie heeft Hij gepredikt, hoewel Hij slechts door een klein aantal werd verstaan. Hoevelen werden genezen, die niet eens terugkeerden, om Hem te bedanken, om Gode de eer te geven, Luk. 17: 7. Het volk denkt er niet aan, aan Zijne leer van het Koninkrijk Gods gehoor te geven en zich vaii harte te bekeeren en Hem als den Koning, het Middelpunt van dit Rijk, te erkennen. Daarvoor behoorde een levend geloof. Onder zulke droevige indrukken opent Jesus den mond, opdat Zijne discipelen, aau wie God het gegeven heeft, de verborgenheid van dit Koninkrijk te verstaan, zich niet ergeren aan de algemeene niet-ontvankelijkheid des volks, Matth. 13 : 11. Hij troost hen door gelijkenissen, die het verloop en de verdere ontwikkeling van het Koninkrijk Gods onder de menschen moeten duidelijk maken. Het volk is daarbij tegenwoordig, maar hoort en hoort niet; het hoort en verstaat niet. Slechts Zijne discipelen zullen vernemen de dingen van het Koninkrijk der hemelen. Zij moeten weten, dat, overeenkomstig de gesteldheid van dit Koninkrijk der hemelen, het nimmer anders zijn zal dan ten tijde, toen Hij dit sprak: dat slechts enkelen het Woord gehoorzaam zijn en zoo behouden worden. De groote massa heeft bet lot van Israël ten tijde van Jesaja te ondergaan, namelijk dat zij hooren en niet verstaan, Jes. 6 : 9 , 10. Deze wijze van spreken in gelijkenissen is opzettelijk. Sparend gaat Jesus daarbij te werk, als Hij zoo spreekt. Had Hij onbewimpeld aanstonds alles duidelijk gezegd, dan zouden zij veel eerder weggegaan zijn en zouden zich nog veel zwaarder tegen Hem bezondigd hebben; maar aldus zullen althans de discipelen het rechte hooren, het volk echter zal hooren en toch niet verstaan. Waarom? Omdat zij zich niet hebben laten trekken, omdat zij zich niet hebben laten terechtwijzen door de voorbereidende prediking van Johannes den Dooper, of zooals Matth. 13: 12 zegt: omdat zij niet hebben, zoo zal ook van hen genomen worden , hetgeen zij hebben. Met de woorden van Jesaja wordt hun het oordeel der verharding aangekondigd, en alleen de discipelen zullen verstaan, wat de inhoud van deze gelijkenissen is. Verre vandaar, dat deze wijze van handelen onvoegzaam zou zijn, is zij juist de eenig mogelijke weg Wij staan aan het slot des werks in Galilea, nadat vele groote dingen waren geschied, — het volk echter blijft wat het is. Slechts de discipelen hebben behoefte en kennis. De zeven gelijkenissen Matth. 13 stellen het geheele karakter der nieuwe orde van dingen voor en beginnen daarom met de zaaiing des Woords van het hemelrijk, eindigen echter herhaald met het einde der wereld. Zoo als het hier ingeleid wordt, zoo blijft het tot aan het einde der wereld; gelijkmatig blijft de loop der dingen. Het duizendjarig rijk heeft hier geene plaats. De beide eerste gelijkenissen handelen over de extensiteit (de uitbreiding) van het Koninkrijk der hemelen. De eerste van het zaad, de tweede van de goede tarwe en het onkruid. Laat ons de beteekenis van deze parabelen in gedachtenis roepen en wel naar de uitlegging van Jesus, welke Hij den jongeren gaf. Het Woord van het Koninkrijk der hemelen wordt door den Messias gezaaid , het valt echter niet in eenerlei, maar in vierderlei aarde. De akkergrond is slechts voor een klein gedeelte goed. Al naar de gesteldheid van den grond wordt er vrucht of geene vrucht gebracht. Drie soorten aarde zijn slecht, en alleen bij de vierde soort heeft het zaad wortel geschoten en duurzame vrucht voortgebracht. Deze vierde soort besluit die menschen, die het Woord hooren en verstaan. De drie eerste soorten hooren wel het Woord, maar zonder het te verstaan, of toch zoo, dat dit verstaan spoedig weder door allerlei dingen worden verstikt. Dat is het vergezicht, dat Jesus ontsluit, en dit zal zoo blijven tot het einde der wereld -—De gelijkenis van het goede zaad en het onkruid leert ons in ander opzicht de uitbreiding van het Koninkrijk der hemelen kennen. Er is iemand, die naast het goede zaad onkruid zaait. De vijand is de duivel. Deze weet naast het goede zaad onkruid in den akker te brengen. Beide soorten gelijken in den beginne op elkander, maar eerst aan het einde, als de werken openbaar worden, dan wordt openbaar, wat onkruid en wat goed zaad was. Eerder is een onderscheid niet mogeljjk, want de aren gelijken op elkander, en men zou de tarwe mede uittrekken. Het is eene verborgenheid des Rijks, dat deze goede en slechte aren naast elkander zullen staan, en dat de dienstknechten ze niet zullen uittrekken. Bij het einde der wereld, dan eerst zal de scheiding plaats hebben. — In de derde en vierde gelijkenis wordt van de modaliteit (van de wijze van zijn) van het Koninkrijk der hemelen gehandeld, lioe hetzelve in zijne aardsche verschijning op de menschen werkt, Matth. 13: 31—33. Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een krachtig werkend zaad, dat klein begint en voorts zich uitbreidt tot eenen heerlijken boom. Yan een klein begin uitgaand verkrijgt het groote krachtsontwikkeling. Het mosterdzaad is een gewoon beeld der geringheid. Yerder wordt die kracht des hemelrijks vergeleken met den zuurdeesem, welke eene groote massa meel doorzuurt. Het zet den menschen om, waar het woning in hem maakt, het maakt hem genietbaar. Heeft het Koninkrijk der hemelen zoodanige kracht, dan heeft men, zooals de twee volgende gelijkenissen toonen, zich daarvoor moeite te geven. Men zal wijs zijn en deze schatten, die voornamelijk in de prediking van Jesus den hoorders worden aangedragen, goed waardeeren. Men heeft te doen gelijk de schatgraver, die al het andere laat liggen, om alleen den hem ontsloten schat te verkrijgen. Hier leeren wij, dat het Koninkrijk der hemelen wordt gevonden.
In Vs. 45, 46 komt nog eene andere gelijkenis hierbij, om ons te toonen, dat het met het Koninkrijk der hemelen gesteld is als met den koopman, die paarlen zoekt en, waar hij er een vindt, alles verkoopt wat hij heeft, en deze paarl koopt.
Wij leeren terloops nog andere dingen omtrent de wijze, hoe het Koninkrijk der hemelen door den menscli gevonden wordt. Het ligt niet openbaar op straat, maar verborgen onder de oppervlakte. Het is niet op eiken tijd te vinden. Men heeft het te zoeken. Men moet zich den slaap uit de oogen wrijven en er spoedig bij zijn, anders is het morgen voor altijd weg: een ander neemt het, of een ander vindt het. Zoo zal het blijven tot aan het einde. Dat geldt zoowel nu als toen.
Jesus besluit deze gelijkenissen met de gelijkenis van het wereldgericht Ys. 47 vv., dat alles in orde brengen zal. Visschers komen, werpen netten uit, en scheiden de goeden van de kwaden. Het Koninkrijk wordt als net voorgesteld, dat goede en kwade visschen bevat. Tot de goede orde van zaken behoort ook het gericht. De laatste phase van het Koninkrijk Gods zal het oordeel zijn. Op dezen dag des oordeels zal een iegelijk verteerd worden door een eeuwig vuur, die niet op de wijs der vorige gelijkenissen geleerd is van het Koninkrijk der hemelen , of die van het Koninkrijk der hemelen niet doordrongen is.
Aan het slot van Zijn werk in Judea geeft Jesus in eene profetische rede den Zijnen te verstaan, welk uiteinde het volk Israël en betrekkelijk teveDs de wereld hebben zal, en welke de teekenen van Zijne wederkomst, van het einde Zijns Rijks en te gelijk van de wereld zijn zal, Hoofdst. 24. Dit Hoofdstuk dient, om ons het uiterste einde voor te stellen.
De gestalte, welke het hemelrijk door die gelijkenissen ontvangt, wordt hier afgerond. Ook den uitgang van Zijn Rijk op aarde wil ons Jesus niet verbergen, ter leering en waarschuwing voor alle tijden. Zeker bedoelde de Heere in deze rede allereerst Zijne eerste wederkomst, Zijne wederkomst ter verstoring van Jerusalem. Maar wat toen geschiedde is tevens eene voorspelling van Jesus' laatste wederkomst ten oordeele van de wereld. Evenals de Profeten weleer de terugkeer uit de Babylonische ballingschap lieten samengaan met de komst van Christus, alzoo laat Jesus Zijne eerste en tweede wederkomst samengaan. Alles wat Jesus in Matth. 24 van het einde des tempels en van de verwoesting van Jerusalem zegt, herhaalt zich aan het einde der dagen. Het laatste gericht zal geen ander zijn dan het eerste, en daarom kan Hij het eene met het andere bespreken. Jerusalem, het oude volk Gods, vormde den mikrokosmos, de tegenwoordige wereld den grooteren kring, den makrokosmos. Wij kunnen nu den grooteren kring uitbreiden zoo ver wij willen : het centrum blijft toch hetzelfde. Alles wat den eersten kleinen kring treft, treft ook den grooteren kring, den makrokosmos. Er geschiedt niets nieuws in de wereld.
Alles past hier op Jerusalem, maar tevens op het uiteinde der wereld. De plagen, welke Matth. 24: 5—13 genoemd zijn, hebben zich reeds vóór de verwoesting van Jerusalem getoond, maar ook daarna. Oorlogen, het optreden van valschc profeten, vervolgingen, dit alles laat zich geschiedkundig aanwijzen. Ook de in Ys. 14 genoemde verkondiging' des Evangelies heeft zich gerealiseerd. Reeds vóór de verwoesting van Jerusalem kunnen de Apostelen betuigen, dat de prediking overal heen gekomen is. Rom. 16: 26; Coloss. 1 : 6 . — Matth. 24: 23 luidt: Er zullen vele valsche profeten optreden en zullen zeggen: hier is de Christus, daar is de Christus, maar gelooft hen niet! Men hebbe geen acht te geven op valsche messiassen, op zulken, die eenen anderen Christus prediken dan Dengene, Die verschenen is, Die verhoogd is ter Rechterhand des Vaders.
Ys 29. Spoedig echter, na de verdrukking dier dagen zullen de sterren van den hemel vallen. Ook hier is de omtrek zeer wijd. Deze omtrek is wijd genoeg om Jerusalem en het laatste oordeel te omvatten. Allereerst zijn met betrekking tot Jerusalem en hare verwoesting schrikwekkende natuurverschijnselen bedoeld, welke voorts in bijzondere opeenhooping voor de wederkomst des Heeren zullen voorkomen. Werkelijk verhaalt Josephus van allerlei verschijnselen aan den hemel, welke aan de verwoesting der Godstad voorafgingen. De beschrijving is ontleend aan de Profeten. Iets dergelijks vinden wij bij J o ë l 4 : 15, Jes. 35. Hier verkondigt hij zulke natuurverschijnselen als onmiddeljjk samenhangend met den dag des Heeren. Petrus herinnert daaraan in de Handel, der Apostelen Hoofdst. 2. — Dan zal in den hemel verschijnen het teeken van den Zoon des menschen. De naam van den Messias wordt door allerlei voorboden aan den hemel aangekondigd, en alle natiën der aarde zullen in spanning zijn over de dingen, die komen zullen. Ook dit is eenigermate reeds vervuld bij de verwoesting van Jerusalem. In het leger van Titus waren alle uatiën der aarde vereenigd, om aan Jerusalem het gericht Gods te voltrekken. Werkelijk spreekt ook Jesus herhaald van dit gericht, Matth. 10: 23:: 16: 28; 24: 31. Ook wat Vs. 31 geschreven staat, heeft aanvankelijk voor Jerusalems verwoesting plaats gevonden allereerst geschiedde zulk eene vergadering door de prediking. Hier werden de uitverkorenen vergaderd en voor het gericht bewaard. Van dezen tijd nu begon eerst de eigenlijke Messiaansche wereldperiode In de plaats van het door den Heeregeroepen Joodsche volk komt een ander volk Gods. Christus spreekt van deze dubbele eeuw: Matth. 12 : 32, verg. Efez. 2 : 2,7. Hetgeen hier als voorbeeld geschiedt, dat zal dan aan het einde der wereld nog eenmaal geschieden. Wij zien uit deanalyse, van dit Hoofdstuk, dat het de bedoeling niet is, eene volledige beschrijving van het wereldgericht te geven. De opstanding en het laatste oordeel ontbreken hier volkomen. Alle trekken zijn zoo geschetst, dat zij te gelijk op de verwoesting van Jerusalem en tevens op het einde der wereld passen. Hetgeheele Hoofdstuk dient daartoe, om de laatste lotgevallen aanschouwelijk t e m a k e n , welke het Koninkrijk Gods, dat in den Persoon van Jesus verschenen is, met zich zal brengen. De gesteldheid, welke het Koninkrijk Gods door de gelijkenissen, Matth. 13, ontvangt, verkrijgt hier haar besluit. I)e discipelen hebben niet alleen over de uitbreiding, of over den aard en de wijze der verschijning van dit Rijk onderwezen te zijn, maar zij; hebben ook de teekenen te leeren kennen, naar welke zij den tijd van het einde hebben te beoordeelen. Daarvoor is Hoofdst. 24 hun aan de hand gegeven, en wel in aansluiting aan de verwoesting van Jerusalem. Al hetgeen wat Matth. 24 allereerst van het einde van Jerusalem, deze kleine wereld, en van zijnen tempel gezegd wordt, dit alles herhaalt zich aan het einde der dagen. Wat Jesus hier van Jerusalem bericht, behoeft Hij niet nog eens te verzekeren van het einde der wereld. Het eene is gegeven met het andere. Alle raadsbesluiten Gods gaan uit van één Middelpunt, van God, en betreffen beide omtrekkenr. dien der kleine wereld (Jerusalem) en dien der groote wereld.
De verdere uitbreiding van het wereldgericht zonder dezen terugblik op Jerusalem vindt men in Matth. 25, en wel deels in gelijkenissen deels in eigenlijke woorden. In nauwe aansluiting aan dit Hoofdstuk is dan ook de Openbaring te verstaan, hetwelk hetzelfde onderwerp als Matth. 24 behandelt en wel met nog grooteren rijkdom van beelden en nog grootereactualiteit^ beiden echter nemen weder op, hetgeen Daniël in Hoofdst. 9 van Jerusalem en van den ondergang haars tempels heeft geprofeteerd. Geene schaduw van wederherstelling wordt in het verschiet gesteld. Op zulk een laatste oordeel volgt volstrekt geeneherstelling meer.


Aanteekening. Geene hoofdstad is zoo dikwijls ingenomen en hei-nomeiv als Jerusalem. De volgende zijn de voornaamste b e l e g e r i n g e n en i n n e m i n g e n van Jerusalem, niet meegerekend verscheidene korte capitulatiën tijdens de Makkabeën. Vóór Christus: 1125 door Josua. — 1048 door David. — 974 door Sisak. — 889 door Joas. — 777 door de Assyriërs. — 610 door Farao Necho. — 588 door Nebukadnezar. — 820 door Ptolemeiis Soter. — 170 door Antiochus Epifanes — 63 door Pompejus. — 54 door Ci-assus. — 37 door Herodes. — Na Christus : 70 door Titus. — 135 dooi- Hadi-ianus. — 614 door Chosvoës. — 628 door Hei-aklius. — 637 door Osman (Sarracenen). — 1078 door de Seldsjuk Turken. — 1099 door Godfried van Bouillon. — 1187 dooi- Saladin. — 1217 dooi- de Turken. — 1229 door de Kruisvaarders. — 1244 door de Turken. — 1517 door Selim. — 1799 door Bonaparte. — 1832 door Mohammed Ali. — 1840 door de Turken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

5. Het getuigenis van Jesus aangaande Zijn Rijk. (Slot).

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's