Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

6. Het getuigenis van Jesus aangaande de deelgenooten van Zijn Rijk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

6. Het getuigenis van Jesus aangaande de deelgenooten van Zijn Rijk.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hier sluit zich de vraag aan, wat Jesus van de deelgenooten Zijns Rijks gezegd heeft; hoe moeten de ware discipelen, de burgers van dit hemelrijk gesteld zijn? Ook dit kunnen wij uit onderscheidene uitspraken des Heeren leeren. I)at deze discipelen zondaren zijn van natuur, dat bevestigt Jesus herhaaldelijk , maar hoe het tot zulk eenen zondigen aard gekomen is, dat hebben wij ons te laten leeren uit Genesis. Jesus zoowel als ook de discipelen waren gehouden aan de Heilige Schrift. Jesus geeft geene leer van den zondeval, doch Hij veronderstelt haar. Daarover bestond geen twijfel, en men had met geene philosophische richting te strijden, die eenigszins zich op ééne lijn plaatste met de Bijbelsche leer. Het Woord Gods bij Mozes had algemeen gezag. Ook de leer van den val des menschen was algemeen erkend en verbreid. Slechts bij gelegenheid vergelijkt dus Jesus het hart des menschen met eene bron, welke van allerlei boosheid overvloeit, Matth. 15: 25—20. Daar heeft Jesus te doen met Farizeën, Mark. 7: 21—23.
Terloops duidt Hij de zonde van die Joden, die Hem en Zijn Woord verwerpen, als duivelscli aan, Joh. 8: 44. Met deze woorden herinnert Hij aan de woorden van den tegenstander, uit Gen. 3 : 1 5 ; verg. Matth. 3 : 7. Hij wijst er op heen waar zij thuis hooren. Zij zijn niet uit God, anders zouden zij Hem verstaan en Zijne woorden aannemen, zij zijn uit den duivel. Uit zulke terloops gedane uitspraken van Jesus volgt, dat Hij den mensch niet anders beschouwt dan Mozes en de Profeten dit doen. Het menschelijk hart is niet als het ware een onzijdige bodem, waarop zoowel Jesus als ook de duivel invloed hebben, maar van natuur is de mensch boos en hangt met geen vezel aan God, en zelfs de vrome Farizeën worden niet uitgezonderd, want als het op de proef komt, zoo verwerpen zij Hem, den Gezant van God. Dientengevolge vergelijkt Jesus den mensch met eenen boom, die of goede of kwade vruchten voortbrengt, Matth. 7 : 1 7 ; Luk. 6 : 43. Eerst moet, zoo vervolgt Jesus, een goede boom geplant worden, dan zal de vrucht goed zijn, of is de boom kwaad, dan zal de vrucht kwaad zjjn. llij wil daarmede zeggen: Allereerst moet men overtuigd zijn, dat de boom tot in den wortel goed is, dan is er goede vrucht te wachten. Eveneens moeten de menschen , om goede vruchten voort te brengen, goed zijn. Om dat te kunnen zijn, moeten zij herschapen, d. w. z voor rechtvaardig en goed verklaard .worden, dan heeft men goede vrucht te verwachten.
In het algemeen verdeelt Jesus de menschen met groote beslistheid in goede en kwade. Hij zegt bij gelegenheid, dat de goede het goede uit den goeden schat zijns harten voortbrengt, en anderdeels de kwade het kwade, Matth ' 12: 35.
Jesus komt niet om den eersten grond te leggen, maar om eene scheiding onder de menschen te brengen, zooals reeds- Johannes de Dooper zegt, Matth. 3: 10—12: De crisis i» aanstaande. Jesus treft reeds ontwikkelde karakters aan. Den een wil Hij tot geloof in Zijn verzoenenden dood opwekken, den ander wil Hij in zijn ongeloof laten openbaar worden, Joh. 3: 17—20; 5 : 2 2 - 3 0 ; 9 : 3 9 vv.; 12:47. Op deze wijs stelt Zich Jesus midden onder het volk, en door Zijn woord noopt Hjj hen partij te kiezen ten opzichte van Hem. Degenen, die geloovig op Hem zien, spreekt Hij vrij. Hij zegt hun vergeving van zonden toe, Mark. 2 : 5 ; Luk. 7: 49, 50. Hij brengt' dus scheiding. Ik ben niet gekomen, om vrede te brengen,, maar het zwaard, Matth. 1 0 : 3 4 , 35, Hij brengt de scheidingin de familie. Luk. 12 : 52; Matth. 24 : 4 0 , 41. Hij keert de tot dusver bestaande verhouding der menschen tot God om, zoodatzij, die meenen het te hebben, het niet hebben, en omgekeerd, die meenen het niet te hebben, het hebben, Joh. 9 : 3 9 ; Matth. 21 : 28—31; 19: 7 - 1 0 ; Matth. 18: 3 —11 ; Luk. 13: 23; Mark. 10: 26; Joh. 3: 17—21; 12: 47, 48. Deze verlorenen en die gered moeten worden zijn de verstrooide kiekens, die rondfladderen, of de in de woestijn moe ronddwalende schapen, Joh 11 : 5 2 ; Luk. 15: 10. Deze hebben te komen tot Hem, zooals zij zijn, als kranken, zondaren, Mark. 2: 7. Hij roept hen tot het Avondmaal, Matth. 22: 2 — 14; of Hij roept hen tot den arbeid in den wijngaard, Matth. 20: 1 —16. Allen, die Hij voor Zich heeft, hebben het karakter van zondaar ofdoode, Mark. 2 : 17 Luk. 13: 2 - 5 ; 15: 7; 1 0 : 3 0 ; 17, 18; 18: 13.
Het was wel eene harde noot voor de Farizeën en in het algemeen voor de menschen, welke daarop uit zijn, gerechtigheid reeds gedaan te hebben en om hunner gerechtigheid wil door God aangenomen te worden. Derhalve is de houding, die Jesus aanneemt tot deze eigengerechtigen en vleeschelijk gezinden, tot deze zienden, eene zeer harde. Zoo zij toch ten minste blind wilden zijn, dan zou hunne zonde door Jesus te genezen zijn,, Joh. 9 : 14, nu echter, waar de blinden meenen, dat zij zien, zoo blijft hunne zonde. Joh. 15: 22: Als zij slechts nu nog wilden hooren, dan zou alles goed worden, doch zoo zij zich tegen de reddende hand van Jesus verzetten, dan hebben zij geene verontschuldiging, alsof zij het niet geweten hadden. Jesus spreekt niet leerstellig, maar op beide genoemde plaatsen zeer op den persoon af. Hij heeft de wan in Zijne hand - Matth. 3 : 12; verg 15 : 13; 20 : 16.
De vroegere ontwetendheid zal voorbij gezien worden als zij; slechts nu het aannemen willen. Ook de zonde tegen den Heiligen Geest is niet als het ware de superlatief der zonde, in vergelijking met andere, die men zich kan veroorloven, maar ook hier wordt op den man af gesproken, Mark. 3: 22—30. Ook deze zonde is eene onder de vele, en aan haar zijn juist degenen het eerst blootgesteld, die in vrome verblinding over Jesus oordeelen, die niet tot den Heelmeester willen komen, en om zulks niet noodig te hebben; den Medicijnmeester en Zijne kunst veroordeelen, of wel de wonderen van Jesus afleiden van den Satan, Matth. 3 : 30. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

6. Het getuigenis van Jesus aangaande de deelgenooten van Zijn Rijk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's