Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van Ev. Mattheüs 5 : 8, (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van Ev. Mattheüs 5 : 8, (Slot.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien."

Zalig zijn de reinen van harte, want zij zullen God zien. Z a l i g z i j n zij, zjj zijn de gelukkigen naar het oordeel Gods. Zij hebben dat geluk, hetwelk aan geene verandering en aan geen verderf onderworpen is, — dat onvergankelijk is, eeuwig blijft. Vrij noeme de wereld de reinen van harte rampzalig , en spotte met hunne reinheid, waarin zij op Gods Woord letten naar Zijne Wet vragen, waarin zij beven voor het Woord des Heeren: geen onrechtvaardige, geen onreine zal het Koninkrijk Gods beërven; de wereld in hare goddeloosheid moge hen honen en bespotten, ja smaden en verdrukken 6f als ongelukkigen beklagen, — de wereld en hare begeerlijkheid gaat voorbij, maar die den wil Gods doet, blijft in der eeuwigheid. De wereld in hare godsdienstigheid, in een vroom gewaad gehuld, moge de reinen van harte minachten en geringschatten, omdat zij tegenover hen boogt op reine werken des vleesohes, tegenover hen schittert met eene vleeschelijke heiligmaking; zij moge hen lasteren, alsof zij leerden: „laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome"; zij moge hen schimpen als lieden , wier belijdenis: „wij zijn onrein, en alle vleesch is onrein" hun een' vrijbrief tot zondigen zou geven, en alsof het hun niet metterdaad ging om heiliging des harten en des levens, — zalig zijn de reinen van harte, en . . . „die zichzelven reinigen, zullen verteerd worden" spreekt de Heere. Ja, zalig z i j n zij. Of het hunzelven vaak toeschijnt, als waren zij ongelukkig, als ware de zegen des Heeren niet hun deel; — immers, het gaat met de beloften Gods, die heerlijke beloften van vrede en r u s t , van heil en vreugde, door den dood heen; niets blijft er over dan een zuchten: O God, ontferm U mijner! en ach, hoe menigwerf komt er geen enkele lichtstraal van Boven, slechts is er donkerheid der ziele, en in nood des lichaams geen uitzicht op verlossing! er is geen gebed! geen zucht meer! en der goddeloozen voorspoed schijnt groot, zij weten van geen strijd en moeite, hebben rust, en schijnen te zegepralen, o de klacht (Ps. 73) wordt verstaan: „Mijne voeten waren bijna uitgeweken, mijne treden waren bijkans uitgeschoten; want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddeloozen vrede;" — nochtans, of hot ook door het tegenstrijdige heengaat, nochtans zijn zij zalig; immers is God Israël goed, dengenen, die rein van harte zijn. „Gewisselijk, zij zullen den zegen ontvangen van den Heere en gerechtigheid van den God huns heils. Dat is het geslacht dergenen, die naar Hem vragen, die Gods aangezicht zoeken, dat is Jakob, S e l a . " Daarin o reinen van harte, vindt gij rust; weet het, dat mag u troosten en sterken; het staat vast naar des Heeren onbedriegelijk Woord: Zalig zijn de reinen van harte, want zij zullen God zien. Zij zullen God zien; daarin en daarom zijn zij zalig. Hierbeneden zullen zij God zien in geloove, daarboven in aanschouwing. Het is een eeuwig zien van den God huns heils in liet aangezicht van Jesus Christus, het Beeld Gods, het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid en het afschijnsel Zijner heerlijkheid. Van dat zien getuigde ook Asaf, als „hij in Gods heiligdommen inging", o, met beschaamdheid des aangezichts over zijnen hoogmoed en opstand klagende: „toen was ik onvernuftig en wist niets; ik was een groot beest bij U", — hjj getuigde, hoe de Heere hem nabij was, zijne rechterhand had gevat, hem toonde al Zijn heil en Zijne heerlijkheid, waardoor hij uitriep: „ W i e n h e b i k nevens U in den hemel? nevens U lust mij ook niets op de aarde. Bezwijkt mijn vleesch en mijn hart, zoo is God de Rotssteen mijns harten , en mijn Deel in eeuwigheid." En met hem getuigt de gansche Gemeente des Heeren , getuigen alle reinen van harte over dit zien Gods: „Het is mij goed nabij God te wezen."
God te zien is Gods hulp, Zijn heil, Zijn vriendelijk aangezicht te aanschouwen, te ervaren Zijne goedheid, genade en trouw. Nu heeft de Heere Jesus immers gezegd: „Die Mij ziet, ziet den Vader"; in Christus Jesus dus, die de eeuwige Zoon des eeuwigen Vaders is, geeft God de volheid Zijner goedertierenheid en barmhartigheid aan arme zondaren te zien en te smaken. Alzoo de zaligheid van de reinen van hart bestaat daarin, dat zij proeven en smaken, dat de Heere goedertieren is, dat Hij hun genadig is; — dat zij ondervindelijk leeren kennen, dat en hoe Hij de zonden vergeeft, hunne krankheden geneest, hen reinigt van alle onreinheid en van al hunne drekgoden, dat Hij hen leidt in eenen wandel, die Hem welbehagelijk is, dat Hij met eeuwige genade hen bedekt en hen kroont met goedertierenheid en barmhartigheden, zoodat zij in Heiligen Geest zingen: „Zoover het west verwijderd is van 't oosten, Zoover heeft Hij, om ocze ziel te troosten, Van ons de schuld en zonden weggedaan"; zoodat zij betuigen: ik ben onrein, nochtans rein, vol van vuile zonden, evenwel vervuld met vruchten der gerechtigheid; zwart, doch liefelijk. Ja, rein, vol goede werken , gansch liefelijk in de oogen Gods door en in onzen Heere Jesus Christus; alléén in Hem zien wij God, aanschouwen God als onzen verzoenden God en Vader, Die in eeuwige liefde Zich over Zijne kinderen ontfermt.
Doch, dit zien is een zien met de oogen des geloofs. In het geloof wordt God gekend in Zijnen heerlijken Naam , welken de Heere Jesus den Zijnen heeft bekend gemaakt. En op dezen weg des geloofs wordt het vóór en na ondervonden, dat die God, in Wien al ons heil is, waarachtig leeft. Hij helpt in allen nood. Bij den H E E R E Heere zijn uitkomsten tegen den dood. Hij begeeft en verlaat ons niet. Hij zorgt koninklijk voor ons, waakt trouw over Zijne ellendigen. Leefde Hij niet, en hield Hij niet de wacht over ons, — wij waren al lang vergaan , al lang in onze onreinheid verdorven. — Maar omdat het g e l o o f s z a a k is, en wij ons geluk, de zaligheid: God te zien, niet in onze macht hebben, niet voel- en tastbaar bezitten; en wederom : omdat de ervaringen des geloofs, de vertroostingen des Woords en des Heiligen Geestes in Gods handen blijven, zoo is er voortdurend strijd. Duivel, wereld en ons eigen vleesch houden niet op ons aan te vechten. En, er is bij de reinen van harte, door de liefde Gods, die hen zocht en vond, die hen trekt en houdt, gcene volkomene rust, vóórdat zij God in al Zijne heerlijkheid aanschouwen Dit samengenomen doet hen verlangen naar de eeuwige heerlijkheid, zooals de Apostel Paulus 2 Cor. 5 : 4 vv. schrijft : „Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde, nademaal wij niet willen ontkleed , maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde." Ja, het verlangen strekt daarheen, om het gelooven in aanschouwen te zien verwisseld. Het gaat om de kroon, den eeuwigen krans, om de zege, om altoos, eeuwig bij God te wonen, om Hem te zien in al den glans Zijner heerlijkheid. Hier is het een zien door eenen spiegel in eene duistere rede, maar „alsdan", zoo getuigt dezelfde Apostel, „zullen wij zien aangezicht tot aangezicht ". Dat mag dan moed geven, u de hope doen verlevendigen, reinen van harte, gij zult God zien ! In den geloove volhard, — niet ziende en nochtans geloovende, en, zegt een ander Apostel : „Geliefden! nu zijn wij kinderen Gods, maar het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat, als Hij geopenbaard zal zijn, wij Hem zullen gelijk wezen, want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is." (1 Joh. 3: 2.) "Wel gelukkig, welgelukzalig zijn dan de reinen van hart. En daarop kunnen wij vast staat maken, want de gronl hunner zaligheid is het Woord des waarachtigen, des getrouwen Getuige, dat niet liegen kan. Geen menschenwoord getuigt het, maar Gods eeuwig Woord. Dat moeten duivel en wereld laten staan. Dat moet ook gij, zwak hart, laten staan — o wonderbare genade! — tot uwe eigene vertroosting. Maar, is het dan een woord, waarop veilig zich verlaten mogen allen, die tegen hunne zonde en onreinheid de toevlucht genomen hebben en nemen tot den Heere Jesus Christus, even zeker is het, dat allen, die niet rein van harte zijn, God niet zullen zien. Al wie in zijne onreinheid voortwandelt, zich niet bekreunt om Gods Woord en gebod, al wie in den dienst der afgoden volhardt, in de onreinheid en allerlei besmetting des vleesches en des geestes blijft zitten, hij zal God niet zien.
Is liet zichzelven reinigen Gode een gruwel, deleer: „leven zooals men wil" is des duivels leugen. De genade heeft ons niet geroepen tot onreinigheid; daarom zegt de Schrift: „Geen hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen roovers zullen het Koninkrijk Gods beërven."
Z a l i g zijn de r e i n e u v a n h a r t , w a n t zij z u l l e n God z i e n . Het is des Heeren woord, dat blijft eeuwig gelden. Wie staat verlegen van verre, hij vreest en beeft ? Bij wien is een buigen voir het Woord, in onderwerping des Heiligen Geestes? Wie zucht in verbrijzeling des Geestes: Wee mij onreine, ik verga! Schep in mij een rein harte, o God!" — de Heere laat hem zeggen: „Uwe misdaad is verzoend, uwe onreinheid is van u genomen." Daar is een bloed, het bloed van Gols reine Lam, diarin zijt gij afgewasschen, gereinigd en geheiligd. Daarin roept God uit den hemel door het geschrevene Woord u toe. Zalig zijt gij reinen van hart, want gij zult God z'en.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Verklaring van Ev. Mattheüs 5 : 8, (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's