Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

7. Jesus' uitspraken over dood en toekomst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

7. Jesus' uitspraken over dood en toekomst.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar Jesus' uitspraak over het levenseinde der geloovigen staat vast, dat zij den dood niet zullen hebben te smaken Joh. 11: 27; 8: 51; 5 : 24. Door het geloof in Christus zijn de Zijnen in Zijn leven overgeplaatst, en in zooverre zij door het geloof Hem blijven aankleven, smaken zij den dood niet. De dood is voor hen iets bijkomstigs, hij wordt voor hen een ingaan ten eeuwigen leven. Zij sterven in den dood der zonde af, en ontvangen het ongestoord genot van hetgeen waarvan zij hier de eerstelingen kregen te genieten. Alzoo wie Christus als zijnen Verlosser belijdt, die heeft met Hem meteen alles, Hij heeft eeuwig leven, zooals de Schrift het uitdrukt, waarmede ook de navolgende opstanding des vleesches wordt bedoeld, Matth. 22 : 30, Joh. 5 : 28. Wie gelooft, die heeft op eens alles verkregen, leven en opstanding des vleesches. Het is toch alles vooreerst onzichtbaar en iets wat gehoopt wordt, maar daarom evenwel niet onzeker en onhelder. De vervulling van deze heerlijke verwachtingen heeft hare trappen. De toekomst, die ons staat te wachten, heeft hare ontwikkeling, waarin de hoop rijpt, totdat zij eindelijk vervuld wordt. Het wordt voor en na vervuld, en de volkomene vervulling zal eerst dan zijn, als Christus' wederkomst wordt beleefd, waar dan een iegelijk afzonderlijk voor Christus' rechterstoel zal komen te staan en ontvangen zal, naar dat hij in zijn leven heeft gedaan. Christus Zelf heeft reeds van de dingen, die komen zouden, gesproken. Als overgang tot Zijne tweede komst op aarde behandelt Hij allereerst het leven na den dood. Voor iemand, die in Christus door het geloof geheiligd is, staat een zalig leven na den dood te wachten. Hij gaat van de aarde over in een gelukkig bestaan, en wordt niet meer geoordeeld, nadat hij eenmaal hier op aarde in de rechtvaardiging door het geloof rechtvaardig verklaard is, Joh. 3 : 1 8 . En waarlijk in de belangrijke gelijkenis van den rijken man en den armen Lazarus komt de arme aanstonds in Abrahams schoot, en wederom: de moordenaar aan het kruis verneemt de woorden: „Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn", Luk. 18 : 47. Maar ook voor de ongeloovigen is geen uitzicht op een verbeteringstijdperk gegeven; Jesus zegt integendeel: Die niet gelooft is aireede geoordeeld, Joh. 3 : 18, omdat hij niet gelooft in den Naam van den eeniggeboren Zoon van God. Alzoo is ook hier niet op eenen verbeteringstijd in de toekomst gewezen.
Van bijzonder belang is de gelijkenis van den rijken man en den armen Lazarus, Luk. 16. De rijke is daar zonder hoop in de hel. Derhalve wenscht hij, dat zijne broeders gewaarschuwd worden. Zij hebben Mozes en de Profeten, dat zij die hooren. Inderdaad, het valt niet te ontdekken , op welk definitief oordeel de rijke man eu de arme Lazarus nog zouden te wachten hebben, nadat toch hun leven als afgesloten voor ons ligt. Uit deze gelijkenis zullen wij leeren, hoe liet met de menschen gaat na den dood. Een derde is er niet, en het beslissende oordeel is juist hier op aarde , naar Jesus' woorden. Lazarus is het beeld van den vromen, geloovigen Israëliet, de rijke man het beeld van den ongeloovige. Men mag niet meenen, dat de rijke als het ware wegens zijnen rijkdom, wjjl hij het op aarde goed gehad heeft, in de hel is gekomen, en LazaruB, als vergoeding voor zijne ellende op aarde, in den hemel is gekomen. Zoo oppervlakkig mag men de gelijkenis niet opvatten, als ware zij een evangelie voor de armen. Gods oordeel over de beiden sluit zich aan hun inwendig leven aan en wordt geveld naar gerechtigheid. Beiden hadden een levensweg achter zich, welke besliste over hunne toekomst. God had Zich aan beiden niet onbetuigd gelaten en anderdeels den rijken man niet onvermaand daarheen laten gaan. Lazarus was een kind van Abraham gelijk ook de rijke man, die nog in de hel Abraham vader noemt. De een zoowel als de ander was in aanraking gekomen met de goede heilsleer, met dit onderscheid, dat de een door haar gewaarschuwd werd , de ander daarentegen niet. Beiden, Lazarus en de rijke kennen Mozes en de Profeten. Lazarus nu lag voor de deur des rijken, en had gelegenheid de ijdelheid van al het aardsche bij de bron zelve te leeren kennen. Hij zag hier aan de deur des rijken, hoe de honden het beter hadden dan vele arme mensehen. Daar kon hij, als iemand, die in de leer van Mozes en de Profeten tehuis was, gemakkelijk voorzien, dat zulk doen niet ongestraft zou blijven, maar dat binnen kort de rijke man in de hel zou zijn. Hij kende Gods Wet, boog zich onder dezelve en oordeelde dientengevolge zichzelven en den naaste, en verheugde zich zeker dikwijls, ondanks zijne ellende, dat hij niet zat waar de spotters zitten. Anderdeels had de rijke ook niet altijd goede dagen, alsof zijn leven als een roes voorbijging, maar God strafte hem ook door Lazarus, wiens aanzien hem wel dikwijls zal gestraft hebben, zonder dat hij echter hem barmhartigheid zou hebben bewezen. Zijn geweten zeide hem: Die is rechtvaardiger dan gij en heeft een beter lot dan gij te wachten, maar barmhartigheid bewees hij hem niet. Yerder zal hem zijn geweten geplaagd en met schrik vervuld hebben wegens de onbekende toekomst, en dat alles hier op aarde een einde nemen moet. Terwijl alzoo Lazarus als een oprechte voor God zich in ootmoed oefende en reeds op aarde vervuld was van de hoop op het toekomstig leven, terwijl Lazarus alles aannam uit Gods hand , zoo had de rijke wel is waar menigvuldig genot des levens, maar geene hoop op het eeuwige leven. Hij had geene zekerheid, en wanneer hij een weinig tot zichzelven kwam, en tot nadenken over zichzelven, dan had hij dit uitzicht, dat het met al deze heerlijkheid een einde moet nemen. Nog in de hel plaagt hem zijn boos geweten, dat hij zijne broeders door zijn leven verleid had. Hij had voornamelijk op aarde de ellende der armen, zooals van Lazarus niet aangezien. Lazarus was het offer van zijne onbarmhartigheid, alsmede dat van andere rijken. Nu, toen hij in de hel met hem had willen deelen, was het te laat. De rijke man moest hooren, dat hij zijn goed reeds ontvangen heeft. Hij had het goede, wat hij ten minste voor goed hield, ontvangen en daarmede het eeuwige verdarteld Lazarus daarentegen had het kwade ontvangen, wat namelijk de wereld voor kwaad hield, en toch was achter dit kruis enkel heerlijkheid. Nu daarentegen ontving Lazarus verkwikking. Zoo wisselen de rollen. Wij moeten de gelijkenis naar het leven zoeken te verstaan. Dan wordt duidelijk, dat die twee niets meer bijzonders in de toekomst te verwachten hadden, dat het resultaat van hun leven op aarde niet bloot voorloopig te noemen is. De geheele gelijkenis zou toch alle beteekenis verliezen, wanneer men een tijd van verbetering na den dood had aan te nemen, waar dan eerst bij het jongste gericht eene laatste beslissing zou te nemen zijn.
De toestand der geloovigen na den dood wordt door Jesus zeer verschillend geteekend zonder dogmatische stijfheid. De toestand na den dood wordt geschilderd als een maaltijd, Luk. 16: 22. Luk. 8 : 4 . De plaats der zaligheid heet het rijk der hemelen. Vervolgens spreekt de Heere van woningen in het huis des Vaders, Joh. 14: 1. Het heet ook paradijs, welke benaming waarschijnlijk in herinnering aan het verloren paradijs zal gekozen zijn, Luk. 23: 43. Eindelijk spreekt de Heere ook van eeuwige woningen, Luk. 1 6 : 9 . (Loofhuttenfeest.)
Anderdeels wordt de plaats der pijniging beschreven alseen vuur, Luk. 16: 34, of als eeuwig vuur, Matth. 25 : 41. Deze voorstelling is uit Jesaia 66: 24 genomen, hetgeen duidelijk wordt uit Mark. 9 : 44, waar Jesaia geciteerd is. Uit eenig ander gezichtspunt wordt de eeuwige pijn ook beschreven als duisternis. Deze uitdrukking is gekozen om in tegenstelling van het liefelijke des hemels de hel af te schilderen, Matth. 8 : 12, 23: 30. Duisternis was ook een Oud-testamentisch zinnebeeld der uiterste ellende, Jes. 5 : 30; 8 : 22; 9 : 1. Dat deze verdoemenis eene eeuwige is, wordt duidelijk uit de omschrijving, welke Jesus herhaald gebruikt, n.1. „eeuwig vuur," Matth. 1 8 : 1 8 ; 25. 41; Mark. 3: 29. Hij zal schuldig zijn des eeuwigen oordeels (verdoemenis), Matth. 12:32. Hier is voor een bepaald geval van zonde de eeuwigheid der straf aangekondigd. Hij wil den Farizeën duidelijk maken, dat zij er niet ver van af waren, zich volkomen uit te sluiten van dat heil, omdat zij naar Vs. 27 moedwillig iets den duivel toeschreven, wat de Geest Gods had gewerkt. Mark. 3 : 30 stelt dit zeer duidelijk voor. Daar zegt Jesus hun, dat zulks hun; nog kan worden vergeven, wanneer zij iets tegen Hem spraken, maar wie hetzelfde tegen den Heilige Geest deed, dien zou het niet worden vergeven, noch in dit, noch in het toekomende leven. Hiermede is niet gewezen op het toekomende leven. Met dezewoorden is niet op eene vergiffenis van zonden voor zekerebepaalde gevallen in een tijdperk na dit leven gewezen, maar d e z e e e u w (aicov) is de wereld-periode voor de verschijning' van den Messias in heerlijkheid, het is de tegenwoordige eeuwr die aan de verschijning van den Christus voorafgaat, terwijl de t o e k o m e n d e e e u w de tijd is na de wederkomst van den Messias in heerlijkheid, wanneer de Messias van uit den hemel Zijne macht en sterkte geldend zal maken. Deze wjjzevan uitdrukking verklaart zich uit de Joodsche theologie van dien tijd, waar men van eene dubbele (tweevoudige) eeuw sprak van eene, waar ongerechtigheid en geweld op den voorgrond staan en de kinderen Gods teruggedrongen werden, eit eene andere eeuw waar zij onder hun Hoofd, den Messias,, zouden heerschen. De Heere zegt het hun op eene wijs, waarop zij het wel konden verstaan, dat zij bij zulke zonde tegen den Heiligen Geest zich geene verwachting hadden Iemaken voor den tijd van een zoogenaamd duizendjarig rjjk, waarin de Messias alle zonden zoude uitdelgen.
Van de toekomstige eeuw beloofden de Farizeën zich groote dingen, voornamelijk zichzelven en huns gelijken. Zij waren het, die den Messias den weg bereid en hem ontvangen hadden,, om met Hem over de booze Heidenen te heerschen. Jesus zegt hunr dat zij op geene vergeving van zonden zullen te wachten hebben, wanneer zij op zulke wijs licht duisternis noemen, wanneer zij duidelijke weldaden uit den invloed van Beëlzebul zouden afleiden. Hebr. 9 : 27 brengt deze vraag tot besluit, of namelijk nog eene bekeering al of niet mogelijk zij. Na den dood en de onmiddelijk daarop volgende beslissing over des menschen lot volgt aan het einde der wereld het oordeel. Aan dit oordeel gaat de wederkomst van Christus den Heer» vooraf. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

7. Jesus' uitspraken over dood en toekomst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's