Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, Hoofdstuk 17 : 5 vv. (Vervolg).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, Hoofdstuk 17 : 5 vv. (Vervolg).

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over zulk eene verzameling juicht de gansche hemel en is verblijd, dat het licht doorbreekt en alle duisternis overwint; maar de hel verheft zich als een gewonde tijger en verzamelt hare laatste krachten, om het verloren strijdperk weder meester te worden. Rijk gezegend was de prediking der Apostelen te Thessalonica, en de oogst, hier binnen gebracht in dehemelsche schuur, heeft hun de smaadheid verzoet, die zij kortgeleden te Filippi hadden ondervonden. Slaan wij de beide Brieven van Paulus aan deze Gemeente op, dan voelen wij daarin de inuerlijke blijdschap, die het hart des Apostels heeft bewogen, als hij aan deze dagen terugdenkt; zijne heerlijkheid, zijne blijdschap en kroon noemt hij zijne geliefde Gemeente , die hij heeft verzorgd met eene liefde, gelijk die der moeder tegenover hare kinderen. Hot is d£ vreugde eener rechtgeaarde moeder, haar hoogste voorrecht, aan hare kinderen niet slechts het beste te geven, dat in haar huis te vinden is, maar in hare liefde, die eene flauwe afspiegeling is van de liefde Gods, geeft zij zichzelve, haar binnenste ik, voor het heil van haar kind over. Zoo ook de Apostel voor zijne Gemeente, die hem lief geworden is van het eerste oogenblik af, dat zjj geroepen werd van de doode afgoden, om den levenden God te dienen. Die beiden, Apostelen en Gemeente, zijn één geworden door het geloof, maar, daar gaan ook beiden onder dezelfde smaadheid door, en de geloovig geworden broeders ondervinden reeds spoedig, dat zij geroepen zijn, om deelgenooten te zijn niet slechts aan de vreugde, die een belijder des Heeren Jesus smaakt, maar ook aan de verdrukking, die over zulk eenen komt van de zijde der wereld en der valsche broederen. De Apostel heeft hun dit lijden voorzegd (1 Thess. 3 : 4), en zij ondervinden reeds bij het begin van hunnen loop de waarheid zijner woorden, gelijk zij die in vervolg van tijd nog veel meer zullen ondervinden. De Joden, die ongehoorzaam waren, dit benijdende, namen tot zich eenige booze mannen uil de marktboeven, en maakten, dat het volk te hoop liep, en beroerden de stad; en op hel huis van Jason aanvallende, zochten zij heil tot hel volk te brengen. (Ys. 5.)
Yan de zijde der Joden, het volk Gods, komt de eerste verdrukking, van hen , die tot hiertoe in de oogen der Heidenen het heilige volk waren, en tot wie de eenvoudigen onder hen voorzeker met achting opzagen. Deze heilige mannen maken hier eene jammerlijke vertooning; gelijk altijd komen zij niet rechtuit in hunne ware gedaante voor den dag, maar verschuilen zich achter anderen, om zoodoende zelf den glans van vroomheid niet te verliezen, en anderen de mogelijke kwade gevolgen te laten ondervinden. Maar de Heilige Geest, Die de harten kent, stelt hun innigste bestaan in het licht en brengt aan den dag niet slechts hunne daden, maar ook de verborgene drjjfveer van al hun doen. De nijd steekt het heilige volk in het hart, waar zij zien, hoe anderen ontvangen, wat zij in ongehoorzaamheid van zich geworpen hebben; zeiven niet willende ingaan, trachten zij ook anderen buiten te houden, en zij kunnen het niet verdragen, dat de Heidenen door het geloof verbonden werden aan Paulus en Silas, die zij haten tot in het diepst hunner ziel, zooals de duisternis altijd het licht haat en niet tot het licht komt, omdat hare werken boos zjjn en voor den glans van dit licht niet kunnen bestaan. Er is ook eene h e i l i g e jaloerschheid ; was deze over de Joden gekomen , zij hadden zich vernederd in zak en assche en waren gebroken geworden van harte, en dan gewisselijk was hunne verhouding tegenover de Apostelen en geloovige Heidenen eene andere geweest, want dan zouden zij ook zeiven toegegaan zijn tot de genade des Heeren Jesus Christus, en hadden dezelve mede-ontvangen, want de Heere onze God is geen aannemer des persoons, maar in ieder volk is Hem aangenaam, die Hem vreest en gerechtigheid werkt. Nu is er het tegenovergestelde: de nijd, die eene verrotting is der beenderen en hen aandrijft tot allerlei goddeloosheid, die zij in anderen zouden veroordeeld hebben, maar waarvoor zij zeiven niet terugdeinzen. Zij maken eene samenrotting en stellen zich in verbond met de openbare goddeloozeu, die door hunne gruwelen stad en land onveilig maken; onder dezen vinden zij gewis hulp voor hun snood voornemen. Waartoe drijft al niet de nijd een menschenkind, dat zijnen God uit het oog heeft verloren en het oor heeft gesloten voor Zjjne stem, die vriendelijk lokt: wendt u naar Mij toe, wordt behouden van dit verkeerd geslacht, want Ik ben uw God!? Er zijn slechts twee wegen; wiens voeten niet staan op den weg des levens, die heeft zijnen lust in de paden des doods. Of een dienstknecht Gods, en dan te midden van allen strijd zoet en vrede, öf een trawant des duivels, bereid om diens wil te doen, en het einde . . . . het verderf. Wie met Mij niet is, die is tegen Mij, spreekt de Heere Jesus; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit! Een tusschenweg is er niet, en de Joden te ïhessalonica zijn ons ten voorbeeld, hoe de schijnbare vroomheid en uiterlijke beschaving, als het er op aankomt den Heere en Zjjnen Gezalfde te hoonen, spoedig overslaan in openbare goddeloosheid , waarvoor men weleer zou teruggeschrikt zijn, niet geloovende, dat men ooit in zulke gruwelen vervallen kon. Wel voegt ons bij het vernemen van de ondervinding der Apostelen een diep verslagen harte, dat zicli niet verheft boven de Joden, maar in ootmoedigheid zich aan des Heeren voeten werpt, opdat Hij ons belioude en grijpe uit het vuur, want de duivel gaat rond als een brieschende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden. Die voor zichzelven vreest heeft niet te vreezen, maar wordt door den Heere gehouden, maar die in vermeende sterkte zijnen weg gaat, die is dichter bij den val, dan hij zelf denkt. Spoedig is het volk, hetwelk aanstonds gereed is, waar zich stemmen verheffen, bij de hand om partij te kiezen; een oploop en verwarring behaagt gewoonlijk aan de groote menigte wel, waaronder altijd genoeg te vinden zijn, die zich liever bezig houden om wat nieuws te zien en te hooren en anderen te veroordeelen, dan om eerlijken arbeid te verrichten. Wiens partij kunnen zij in dezen beter kiezen dan die dei- Joden ? zij toch vormen de meerderheid en zijn bovendien de meest geachten; het kleine hoopje der geloovigen, dat daar in het huis van Jason vereenigd is, is hun eene bespotting ; wat vermeten die zich wel? wij zullen hen uitbrengen met hunne verleiders, en dan spoedig korte wetten met hen maken en hun toonen, hoe zij zich tegenover ons, hunne medeburgers, te gedragen hebben. Die kleine schare daarbinnen is echter machtiger, dan de woeste horde, die buiten staat; hun staat de Almachtige God te hulp, Die hen bedekt houdt onder de schaduw Zijner vleugelen. De Heere Heere is hun eene hut ten dage des kwaads en zal niet toelaten, dat Zijnen gezalfden, die Hij bewaart als Zijnen oogappel, eenig kwaad overkomt.
Zij vinden hen, de Apostelen, om wien het hun vooral te doen is, niet; dit steekt den Joden, en zij moeten toch een offer hebben, waaraan zij hunnen haat kunnen koelen; daarom nemen zij Jason en trekken hem en eenige broeders voor de oversten der stad, roepende: Dezen, die de wereld in roer hebben gesteld, zijn ook hier gekomen. Welken Jason in zijn huis genomen heeft; en allen dezen doen tegen de geboden des keizers, zeggende, dat er een ander Koning is, namelijk Jesus. (Vs. 6 en 7.) Jason, wien reeds het voorrecht te beurt viel, den Apostel en zijne medehelpers te herbergen, wat hij zeker met hartelijke liefde heeft gedaan, mag nu de geliefden nog van grooter dienst zijn; in hunne plaats wordt hij genomen en voor de oversten der stad gebracht, eene wederrechtelijke daad van de Joden, maar voor hem eene aangename gelegenheid, om den Apostel zijne liefde te toonen; gelijk het eenen Simon van Cyrene later een voorrecht zal geweest zijn, dat hij zijnen Heere het kruis een eindweegs heeft mogen nadragen. Toch komt ook tegen hem persoonlijk eene beschuldiging, n. 1. dat hij het gewaagd heeft de Apostelen in zijn huis te ontvangen ; hij mag dus in de eerste plaats Paulus verdedigen en dan ook zichzelven vrjjpleiten met dezen, in de oogen des volks een oproermaker, gemeene zaak te hebben gemaakt. Het is geene geringe beschuldiging, die de Joden uitbrengen tegen Paulus en de zijnen, zij hebben de wereld in roer gesteld, en maken zich schuldig aan hoogverraad, omdat zij de geboden des keizers verkrachten, en aan zijne macht en heerlijkheid te kort doen door te zeggen, dat er een ander koning is, n. 1. Jesus. De Apostelen ondergaan hier denzelfden smaad als hun Heer, Die ook tegenover Pontius Pilatus beschuldigd werd, Zichzelven tot Koning gemaakt te hebben, en de Joden vervullen de maat hunner zonden, daar zij niet slechts den lijdenden Christus verwierpen, maar in Paulus' woord ook den Verheerlijkten, den Opgestanen uit de dooden, Die krachtig bewezen is te zijn de Zoon van God, Die Zijnen Heiligen Geest gezonden heeft, om Zijn volk te verzamelen.
In hoeverre deze beschuldiging juist is, kan diegene het best beoordeelen, wien het voorrecht is te beurt gevallen, dat hij gebroken heeft met de wereld en daarom onder hare tirannij gebukt gaat; en over wien deze Koning Zich heeft ontfermd, en zijne schouders gebogen onder den last, die toch een lichte last is. In den zin, dien de Joden bedoelden, was zij valsch, want nimmer zijn de discipelen des Heeren Jesus onruststokers geweest, en nimmer hebben zij gegeleeraard, de machten, die God over hen gesteld heeft, niet langer tt' gehoorzamen, en zich niet aan hunne wetten gelegen te laten liggen, dan in zooverre deze strijdig zijn met de Wet Gods. Veeleer is het kenmerk van eenen discipel van den Koning des vredes, zooveel in hem is vrede te houden met alle menschen en naar het voorbeeld zijns Heeren, Die Zelf voor Zich en Petrus den tempelpenning betaalde, den keizer te geven, wat des keizers is, en Gode, wat Gods is. Maar beschouwen wij de beschuldiging van eene andere zijde, vanwaar ze echter door de vijanden des Evangelies niet beschouwd wordt, zoo vinden wij in haar tevens de volle waarheid uitgedrukt. Ja, heil ons! waar bet,Woord des levens komt, daar komt te midden der doodsbeenderen eene beroering, daar blijft niet alles rustig zitten in zijnen gewaanden vrede, maar er komt strijd, het licht strijdt tegen de duisternis en draagt de overwinning over dezelve weg. (Wordt vervolgd).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, Hoofdstuk 17 : 5 vv. (Vervolg).

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's