Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brief uit Nederland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief uit Nederland.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„IJzer scherpt men met ijzer, alzoo scherpt een man het aangezicht zijns naasten", — zoo leert ons de wijze koning Salomo. Alzoo is het noodig, dat de een den ander opmerkzaam make op hetgeen er in de worsteling der geesten aan den dag komt, om, voorzooverre het ons gegeven is, het ware van het valsche te onderscheiden, en om acht te nemen op de gangen des Heeren in de geschiedenis, ook in die van den dag. Inzonderheid voor ons, die ook in dit opzicht in het Woord wenschen te blijven, is het noodzakelijk om wel toe te zien en juist te onderscheiden, daar er zooveel is in den tegenwoordigen tijd, dat zich met dat Woord tracht te dekken, en het in den grond der zaak toch loslaat. Wij beleven, ook in dat opzicht, zeer zorgvolle tijden: van den eenen kant worden alle vastigheden losgewoeld, en van de andere zijde worden de zielen door het geroep van: „hier is de Christus!" of: „daar is Hij!" afgevoerd van den vasten bodem van het eeuwigblijvend Woord onzes Gods, waarin alléén toch vastheid en troost te vinden is, omdat het het Woord van zegen en leven is. Indien wjj bij het licht van dat Woord op de teekenen der tijden letten, dan is, naar menscheninzichten, de toekomst "van Kerk en Staat zeer donker. Mochten allen, wien het om de gerechtigheid en waarheid Gods te doen is, nu maar leeren, wat David zegt: „Ik heb in nood, aan God verbonden, In Hem mijn hoog vertrek gevonden."
Letten wij op de Kerk onzer vaderen, de schoone erfenis, die ons ten deel is gevallen, dan moeten wij wel de verzuchting van den Profeet slaken : „Och, dat mijn hoofd water ware, en mijn oog eene springader van tranen, zoo zou ik dag en nacht beweenen de verslagenen van de dochter mijns volks." W ij hebben gezondigd, mitsgaders o n z e v a d e r s , wij hebben verkeerdelijk gedaan; wij hebben goddelooslijk gehandeld door des Heeren Woord niet te bewaren; w ij hebben dat losgelaten, en daarom komt de Heere ons tegen in onzen weg, die niet goed is; Hij verderft dien weg, opdat Hij on3 leide op Zijnen weg, die de rechte is. Dat is een oordeel over ons; wij moeten dat dragen, en — het is rechtvaardig. Hoe troostvol is in deze smart de rijke leering van het Woord onzes Gods, dat dit oordeel aanstonds zal worden weggenomen, indien wij ons in waarheid tot God bekeeren, en 's Heere getuige weer den moed grijpen, om met de rechte prediking tot het volk te komen, hetzij men het dan hoore of niet hoore. Evenwel — dit moet in' geloove verbeid worden; want doet men dit niet, gaat men aan het rekenen en berekenen, dan neemt men zelf ter hand, wat de Heere God in Zijne hand wil houden, en, volgens Zijne trouwe, ook houdt. Men kan er dan wel hoog van opgeven, dat men de Souvereiniteit Gods erkent en eert, terwijl men toch den grond- en hoeksteen, dien God gegeven en in Zion gelegd heeft, verwerpt. Zullen wij, zullen menschen Gods huis bouwen? Hoe troostvol is het voor het geloof, dat de God des Verbonds tot David heeft gezegd: „Ik zal u een huis bouwen." En, nietwaar? Onze getrouwe God h e e f t dat Huis gebouwd; Hij h e e f t ons Zijnen Christus gegeven, Die ons Zijn Vaderhart heeft verklaard. Zij dat onze toevlucht en de sterkte van ons hart te midden van allen nood en dood! In Zijne handen zijn de teugels van het wereldbestuur en Zijner uitverkorene Gemeente, die Hij dwars door alle stormen heen, iu veilige haven brengt. „H ij waakt voor 't Christendom", — zoo zong Luther, de man Gods. Zij dit ons genoeg. Hij weet wel middelen en wegen om in de duisternis het licht te doen opgaan, en om door Zijne almachtige genade te behouden, wat Hij behouden wil hebben. Zijn wij tot de waarachtige bekentenis gekomen, dat het heil des Heeren is, en dat met onze kracht niets goeds tot stand komt, dan zal al het woelen der vijanden ons niet beangstigen; maar wij zullen bij Hem schuilen en daar zeer veilig zijn. Maar die schuilplaats zoeken wij niet anders dan door grooten nood gedreven. Alleen daar zien wij ons veilig, als wij voor en na een blik werpen op hetgeen er in Kerk en Staat woelt en gist.
Heilwenschend t.t.
Z. 22 Nov. '90. H.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Brief uit Nederland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's