Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij den aanvang van den nieuwen jaargang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij den aanvang van den nieuwen jaargang

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ T o t d e W e t en t o t d e G e t u i g e n i s , z o o z ij n i e t s p r e k e n n a a r d e z e w o o r d e n , h e t z a l z i j n, d a t z ij g e e n e n d a g e r a a d z u l l e n h e b b e n . " (Jes. 8 : 20.) Wederom is een jaar vervlogen, en wij staan aan den ingang van eenen nieuwen tijdkring, voor het AMSTERDAMSCH ZONDAGSBLAD aan het begin van den vierden Jaargang.
Vraagt de Eedactie zich af, wat zij in de afgeloopen jaren heeft verricht, dan heeft zij dit antwoord : Zij heeft zichzelve en het volk des Heeren geroepen t o t de W e t en t o t de G e t u i g e n i s Gods. Daarmede wil zij ook dit jaar voortgaan, naar het licht en de kracht, haar geschonken van Hem, in Wiens Naam hare hulpe is.
T o t de W e t en t o t de G e t u i g e n i s , zoo roepen wij onszelven en allen toe, die ons willen hooren, wetende en geloovende, dat in die beide alle heil voor den mensch, alle heil voor Kerk en Staat verborgen ligt. Wie oog en hart voor Wet en Getuigenis ontvangen heeft, zal dat aanstonds met ons erkennen. De Psalmist getuigt er van: De Wet des Heeren is volmaakt, bekeerende de ziel, de Getuigenis des Heeren is gewis, den slechten wijsheid gevende, — en aan beide, aan bekeering en aan wijsheid, hebben wij, wie wij ook zijn, dagelijks behoefte.
T o t de. W e t en t o t de G e t u i g e n i s — d. i. tot het Woord van den levenden God — worden wij geroepen; tot dat Woord, waardoor wij zijn gedragen en staande gehouden den ganschen tjjd onzes levens, en waardoor wij door zoovele moeilijkheden en bezwaren zijn heengebracht, en soms op wonderdadige wijze uitgeholpen, want door de genade en de kracht van het Woord hebben wij allen den adem en het leven en alle dingen ontvangen en behouden.
Keeren wij ons t o t de Wet en t o t de G e t u i g e n is onzes Gods in waarheid, letten wij op hetgeen Hij wil, gebiedt, belooft, dan erkennen wij Hem als onzen Wetgever en Koning, Die behouden en verderven kan, als den Souverein en Beschikker van ons lot en leven, als den God, bij W i e n en voor Wien al onze paden zijn; dan zijn ons Zijne getuigenissen wonderbaar, en wij zullen die achten en bewaren, meer dan het fijnste goud. Als wij zoo over des Heeren bevelen denken, dan vragen wij niot met het vleeschelijk Israël naar 's Heeren 1 a s t, maar zeggen met David: „Ik zal Uwe bevelen overdenken en op Uwe paden letten ; ik zal mij vermaken in Uwe inzettingen: Cw Woord zal ik niet vergeten." Dan hebben wij het Oude Jaar achter ons gelaten in de overtuiging, dat wij omringd zijn geweest van des Heeren weldadigheden, en zijn het Nieuwe Jaar ingetreden met oen stil vertrouwen op Zijne goedertierenheden en barmhartigheden, niets verwachtende van onszelven of om onszelven, maar alles alleen verwachtende van Hem, Wiens getuigenissen wij aankleven, opdat wij niet beschaamd worden; en het gebed ontbreekt niet: „Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uwe wonderen mag betrachten".
Hoe gezegend zou het ons zijn, indien wij ons alzoo keerden tot des Heeren Wet en Zijne Getuigenis! Wij zouden dan onszelven met al onze belangen voor tijd en eeuwigheid, met de belangen van Kerk en Land en Volk in de handen gelegd hebben van onzen getrouwen God en Vader, niet twijfelende of Hij zal ons met allen nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen en al het kwaad, dat ons in dit jammerdal toekomt, ons ten beste keeren.
Tot de Wet en tot de G e t u i g e n i s gekeerd, en bij ons afkeeren gedurig daartoe wedergekeerd, — dat geeft rust in God, in God, den Vader van onzen Heere Jesus Christus, in Wien Hij Zijnen genadestoel heeft opgericht en onveranderlijk behoudt, voor al wie waarlijk arm en verloren is en wordt bjj zichzelven.
Bij zulk eenen arme is ootmoed en geloof; dat ontvangt hij uit de rijke bron van des Heeren algenoegzaamheden, opdat hij in geloof aan zijnen God wandele, niet verflauwende of bezwijkende in zijne ziel.
Zulk pon menseli gevoelt wel zonde en nood en velerlei dood, hij lijdt wel onder de bestrijdingen des vijands en diens zware aanvechtingen, maar zich keerende tot des Heeren Wet en Zijne Getuigenis, hoopt hij toch volkomelijk op de genade, hem toegebracht in de openbaring des Heeren Jesus Christus.
Zulk een mensch ziet en gevoelt wel de ellende op kerkelijk gebied, heeft wel weedom des harten over de verbrekinge Jozefs, — ziet het wel, dat goddeloosheid, wereldsgezindheid en Christus-verzaking als een woudzwijn den wijngaard des Heeren verwoest, en dat de mensch in den waan zijner eigene gerechtigheid op der vossen wijze dien wijngaard verderft, doch zich keerende tot des Heeren Wet en Zijne Getuigenis is hij rustig in het geloof, dat de sehepter der goddeloosheid niet voor altijd rusten zal op het lot des rechtvaardigen, en dat zijn God dien op Zijnen tijd verbreekt, opdat de rechtvaardige zijne handen niet uitstrekke tot onrecht, door zichzelven recht te verschaffen.
Ook ziet en gevoelt zulk een mensch wel hetgeen in den lande om hem henen woelt, welke geesten er zijn uitgegaan, die door list en geweld, bedekt of openbaar de grondpilaren des lands ondermijnen door den van God gestelden machten tegen te staan of tegen te werken, terwijl zij, God niet erkennende, Zijne Wet en Zijne Getuigenis verminken, verdraaien naar hunnen zin, of ze met voeten treden, — doch hij, zich keerende tot de Wet en tot de Getuigenis zijns Gods, bezit zijne ziel in lijdzaamheid, als hij dien gruwel der verwoesting aanschouwt, erkennende daarin het rechtvaardig oordeel, dat do verlating van het Woord noodzakelijk na zich sleept.
Neigen wij dan oor en hart t o t de Wet en de G e t u i g e n is des Heeren onzes Gods, opdat onze hoop moge zijn op den levenden God, Wiens weg volmaakt is, Wiens redenen doorlouterd ziju, want Hij is een Schild al dengenen, die op Hem betrouwen, — en de hoop Zijner ellendigen besc"haamt Hij niet. Eenmaal breekt voor hen de dageraad aan, waarvan zij hier het morgengloren in den geloove mogen aanschouwen, als de jaren huns ijdelen en vergankelijken levens, gelijk een droom en eene nachtwaak, zullen zijn voorbijgegaan, ja dan zal het eeuwig voor hen dag zijn, wijl de Heere Zelf hunne Zon is, die niet ondergaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Bij den aanvang van den nieuwen jaargang

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's