Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kohlbrügge's Neo-Cocceianisme!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kohlbrügge's Neo-Cocceianisme!

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat schrijft Professor Nippold te Jena, een man van de Protestanten-vereeniging, in zijn Handboek der nieuwste kerkgeschiedenis, derde deel, blz. 503 en verv., den ontslapen Prof. J. Wichelhaus in Halle, den predikant Dr. I I . F. Kohlbriigge en 1'rof. E.Böhl te Weenen toe. Inderdaad dat is letterlijk om te lachen. Nevens de carricatuur, die de gestorven Prof. Ritschl, te Göttingen op zijne grove en lompe wijze, uit onzuivere bronnen puttende, van Kohlbriigge gemaakt heeft, leeren wij zoo wij Nippold gelooven moeten, nu dezen dienstknecht Gods, den herder en leeraar Kohlbriigge, ook als een Neo-coccejaan kennen, en, gelijk vanzelf spreekt, ook zijne beide mede genoemde, meest vertrouwde leerlingen.
Ongetwijfeld heeft Kohlbriigge ook aan het goede, in de geschriften van Coccejus vervat, recht laten wedervaren, maar nergens is ooit het Coccejanisme met zijne valsche onderscheidingen van Oud-testamentische en Nieuw-testamentische heilsgoederen enz. standvastiger en nadrukkelijker bestreden geworden, dan in de geschriften zoowel van Kohlbriigge als van Wichelhaus en Böhl. Geen ongelukkiger, geen meer mislukte aanduiding kon derhalve de Jena'sche Professor zich in het oor laten fluisteren, dan deze. Met evenveel recht zou men Kohlbriigge ook Neo-voetianismc kunnen ten laste leggen, want hij heeft met Voet zeer veel opgehad, en toch is hij de zuiverste tegenstelling met dien godgeleerde, die de praktische vroomheid in een keurslijf van allerlei voorschriften geregen heeft. Maar neen, Kohlbriigge is zoo min een Neo-coccejaan als een Neo-voetiaan; hij is een man van reformatorische beteekenis voor onzen tijd geweest. Hij heeft voor ons de waarheid Gods, die door den menschelijken waan van iets te zijn, iets te vermogen en te weten in eigene machtvolkomenheid verduisterd geworden was, weder in het licht gesteld en vrijmoedig en zuiver gepredikt. Bovenal is het Kohlbriigge's verdienste ten aanzien der theologie, dat hij die van den ban van Schleiermacher heeft vrijgemaakt, en geleerd heeft haar weder alleen uit de Heilige Schrift te putten. Als dan Nippold op hoogen toon, op laatdunkende, nietszeggende wijze nog schrijft: „Noch de persoonlijkheid, noch de theologie van Kohlbriigge hebben buiten de perken van eenen nauw gesloten afgezonderden kring sympathie kunnen wekken", dan heeft het den schijn, als ware zijn arbeid slechts aan verkeerde en opgeblazen geesten, aan sectenmakers en piëtisten ten goede gekomen, terwijl toch niemand in meerdere mate dan Kohlbriigge in onze eeuw juist den waren kerkelijken geest onder de Gereformeerden versterkt en opgewekt heeft, en onafgebroken alle separatisme op de meest besliste wijze bestreden heeft.
't Is Nippold intussphen gegaan, zooals het allen bevooroordeelden lieden gaat, inzonderheid als zij uit de verte en met innerlijke vervreemding over een ander oordeelen. Zoo Kohlbriigge's stem bij de geleerde theologen meestal zonder uitwerking bleef en geen weerklank vond, en ginds en elders eenvoudige menschen, meest on aanzienlijken, arbeiders en landlieden zijne prediking met vreugde vernamen, zoo heeft hem dat niet tot schande verstrekt, maar dan heeft hij hetzelfde ervaren, dat onze dierbare Heere en Heiland in de dagen Zijns vleesches ondervonden heeft. De „geleerde heeren" echter hebben dikwijls, door allerlei verdachtmaking met betrekking tot Kohlbriigge, gelijk de Farizeën en Schriftgeleerden in hunne dagen, de menschen getracht te verhinderen, om tot de kennis der waarheid te geraken. Velen gaan voort met hen op gelijke wijze tegen te houden, nadat de trouwe man Gods nu reeds sedert zestien jaren tot de ruste van het volk Gods ingegaan is, door hen afkeerig te maken van zijne geschriften te lezen, gelijk ook de beoordeeling door Nippold eene poging daartoe genoemd kan worden. Het allermeest geldt dat echter van den door fanatieken haat tegen de praedestinatie-leer vervulden Dr. A. Ebrard te Erlangen, die in zijnen, door hem nagelaten, hoogst onbeduidenden Commentaar op den Brief aan de Romeinen niet anders dan smadelijk over Kohlbriigge heengaat, en Jat het geheele boek zoo door. En waarom? Omdat Kohlbriigge het gewaagd heeft, om, in overeenstemming met de Hervormers, de vrijmacht der Goddelijke genade, die de subjectievist Ebrard haatte en bestreed, te verkondigen. Lieden van dat gehalte willen nochtans, tegen alle bewijzen van het tegenovergestelde in, g e r e f o r m e e r d genoemd worden, al doen zij ook niets- anders dan de ware Gereformeerden op allerlei wijze doodzwijgen, haten en vervolgen. Doch : sapienti sat.

Een dankbaar leerling van Kohlbriigge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Kohlbrügge's Neo-Cocceianisme!

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 maart 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's