Het wonder der Opstanding

De Levensvorst verwon den dood!

Het Lam, dat Zich ten offer bood,

Dat Zich voor ons aan 't hout liet hangen,

En stemmeloos Zich slachten liet,

Bleef in de macht der helle niet,

Die als haar prooi Hem had gevangen:

Nauw breekt de derde morgen aan,

Of Jesus is reeds opgestaan.

De krijgslièn waken nog bij 'tgraf

Een engel rolt den steen er af,

En de aarde beeft bij diens genaken;

De wachters vliên, ten dood verschrikt;

En — zij ook 't ledig graf geschikt,

Om 't hart der vrouwen droef te maken,

Haar geldt: Geen vrees, gelooft en ziet

Het wonder, dat hier is geschied!

Hij stierf, Hij leeft! Hij overwon!

Geen heimacht, die Hem houden kon!

Hij stierf als 'toffer voor de zonden;

De volle losprijs is betaald,

Ontferming heeft gezegepraald,

Genade heeft den dood gebonden;

Genade Gods voert heerschappij,

En laat ons, arme zondaars, vrij.

Niet ons, niet ons, Zijn naam zij eer!

Wij lagen in de banden neer,

Wij waren schuldig en verloren,

In Adam reeds verdoemenswaard,

En eindloos onze schuld verzwaard,

Sinds wij als zondaars zijn geboren

; De toorn van Qod, de vloek der Wet

Ons deel, ons recht! — Wie helpt, wie redt

Geen enkle zucht, geen enlde traan,

Niets brengen wij ter redding aan,

Die daaglijks onze schuld vermeeren;

Bij ons is 't eeuwig afgesneên,

Berouw, noch boete, noch gebeên

Doen ons bestaan voor 't recht des Heeren;

Met wat wij kunnen, klein of groot,

Gaan we allen eeuwig in den dood

Maar, Halleluja!), Hij verrees,

Die Zich de Zone Gods bewees,

Die aan de Wet haar eisch kon geven,

Die leefde en stierf als 't ware Lam

En onze zonden op Zich nam ;

Die voor de Wet niet had te beven,

Hij stierf, Hij leeft, Hij overwon,

Zijn dood is onze levensbron..

Nu voert Genade heerschappij!

Geen dood, geen helle duchten wij,

Geen vloek der Wet doet ons meer vreezen,

Want wijsheid en rechtvaardigheid

En heiligmaking is bereid,

Wil Jesus al den Zijnen wezen:

Verlossing, zoo van zonde als schuld,

't Is al door en in Hem vervuld.

Om onze zonde in 't graf gegaan,

Om onze vrijspraak opgestaan,

Doe, dierbre Heiland, ons gelooven;

Wij arm, ellendig, diep in nood,

Gij rijk, genadig, goed en groot,

Uw heil gaat onze ellend' te boven,

Ach, dat de Heil'ge Geest ons leer

Te rusten in Uw werk, o Heer!

O wonder, dat daar is geschied,

Dus is de dood het einde niet,

Wij zullen sterven, maar, weer leven;

Nu onze Borg herrezen is,

Is ons herleven ook gewis,

Hij zal den Zijnen eenmaal geven

Een aandeel in de zaligheid,

Die door Zijn offer is bereid.

O Heilvorst, die de Wijnstok zijt

Wiens sap het hart Uws volks verblijdt,

Geef, dat we in U ons leven vinden;

Herschep ons, dat we, U ingelijfd.

Door 't waar geloof, dat op U drijft,

Hier leven als door U beminden,

Yoor zonde, dood noch hel vervaard,

Door U geleid, geleerd, bewaard.

Triomf! de Heere is opgestaan,

Hij heeft den dood te niet gedaan,

De Wet volbracht, den vloek gedragen;

Triomf, zij liggen machtloos neer,

De duivel met zijn gansche heer,

De zielevijand is verslagen.

Nu klinke 'theel de wereld door,

Dat elk het Woord des levens hoor.

O Zoon des Vaders, maak ook mij

Door Uw gena voor eeuwig vrij,

Yoor de eeuwigheid aan U verbonden!

En laat, zoo lang mijn adem duurt,

Door Uw genade en Geest bestuurd,

Mijn mond Uw lof, Uw roem verkonden;

Dan stem 'k eens mede in 't hetnelkoor,

Dat juicht, al de eeuwigheden door.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen