De opstanding van Christus eene Goddelijke heilsdaad. Slot.
4. Wat God de Heere doen k o n naar Zijne m a c h t, wat Hij doen w i l d e naar Zijne g e n a d e , wat IIij doen m o e s t naar Zijue w a a r h e i d en g e r e c h t i g h e i d , wat dus tot Zijne verheerlijking noodzakelijk, en met Zijn heilig Wezen overeenkomstig was, dat kon niet uitbljjven, dat moest geschieden, dat h e e f t God gedaan, Hij heeft Christus opgewekt. De bewijzen voor de zekerheid van dit Goddelijk feit, die wij in het Evangelie, in de Handelingen der Apostelen, in de Brieven en in de Openbaring vinden, zijn zóó talrijk en zóó overweldigend, dat daartegen niets is in te brengen. Een hoofdbewijs is voornamelijk ook dit, dat de vijanden, gelijk goheel het Boek „de Handelingen der Apostelen" bewijst, zich beijverden, het getuigenis der opstanding Christi te onderdrukken, dat het echter des te heerlijker te voorschijn kwam, zich des te krachtiger uitbreidde, en dat op dit getuigenis de Gemeente Christi gebouwd is. Dat immers, was de kracht der opstanding.
Vervolgens herinneren wjj aan den man, die eerst de ijverigste vervolger en later de ijverigste getuige was van de opstanding Christi, nadat hem de Opgestane was verschenen. In het machtige 15de Hoofdstuk van zijnen eersten Brief aan de Corinthiërs spreekt hjj het immers uit: indien Christus niet opgestaan ware, dan waren de Apostelen altemaal valsche getuigen, die tegen God getuigd hadden. — En ja, zoo is het! Of de Apostelen zijn valsche getuigen en leugenaars, öf diegenen zijn het, welke de opstanding van Christus loochenen; er is geen middenweg; slechts dit öf — öf bestaat.
Inderdaad gaat het hier om de waarheid van het geheele Evangelie en om de waarheid Gods zelve. Dat bedenke men toch ! Met de o p s t a n d i n g v a n C h r i s t u s s t a a t en v a l t h e t g a n s c h e C h r i s t e l i j k g e l o o f . Dat bewijst de tegenwoordige tijd meer dan ooit een andere. Zonder de opstanding van Christus hadden wij niet alleen geenen Heiland en "Verlosser, maar ook g e e n e n God. De loochening der opstanding is daarom heden ten dage voortgegaan tot geheele loochening van God en tot den gloeiendsten haat niet alleen tegen het Christendom, maar tegen alle godsdienst, — en daarvan zijn boeken en nieuwsbladen vol.
II. De o p s t a n d i n g C h r i s t i e e n e h e i l s d a a d. Het gaat alzoo niet louter om eene enkele borgstelling of om een enkel op zichzelf staand geloofsartikel, maar om de gansche Christelijke waarheid. Vervolgens gaat het niet louter om een geschiedkundig feit, waarvan wij bewijzen, dat het geschied is, hoe het geschieden kon, geschieden zou en geschieden moest; — het gaat hier veel meer om een h e i l s f e i t , d. i. om zulk een geschiedkundig feit, waarop o n s h e i l b e r u s t, waai op ons h e i l b e w e r k t is, w a a r v a n o n z e z a l i g - h e i d a f h a n g t , — ja, om het hoofdfeit van ons heil. Dat is de reden, waarom de Schrift allen nadruk daarop legt; dat is de reden, waarom wij met alle kracht daarvoor instaan.
Niet louter eene daadzaak verkondigen de Apostelen; veelmeer betuigen zij daarvan, dat daarop ons gansche heil berust en daarin is gevestigd. „Christus is overgegeven om onzer overtredingen wil en opgewekt om onze rechtvaardigmaking." „Is Christus niet opgestaan, dan zijt gij nog in uwe zonden, dan is onze prediking ijdel, ijdel en vergeefsch is ook uw geloof; dan zijn ook zij verloren, die in Christus ontslapen zijn. I s Christus niet opgestaan, dan zijn wij de ellendigsten van alle menschen", ten eerste vanwege den verschrikkelijken waan en het vreeselijk zelfbedrog, vervolgens omdat wij om de opstanding van Christus onszelven en de wereld met hare lasten verloochenen, en ons allerlei lijden, smaad, hoon en spot, haat en vervolging moeten laten welgevallen. Is Christus echter opgestaan, dan zijn wij niet meer in onze zonden, maar daaruit gered en verlost, zijn vrij en rechtvaardig gesproken, hebben volkomene vergeving voor eeuwig, zijn geheiligd, hebben het eeuwige leven en de zekere, levende hoop van eeuwige zaligheid in lijden, nood en dood en na alle lijden, nood en dood.
Evenzoo zegt Petrus: „Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jesus Christus, Die, naar Zijne groote barmhartigheid, ons heeft wedergeboren tot eene levende hoop door de opstanding van Jesus Christus uit de dooden (1 Petr. 1 : 3 ); en dat is zijne getuigenis voor den hoogen raad: „Dezen heeft God verhoogd aan Zijne Rechterhand, tot eenen Heere en Zaligmaker, om Israël te geven bekeering en vergeving van zonden; en wij zijn Zijne getuigen van deze dingen, en ook de Heilige Geest, Welken God gegeven heeft dengenen, die Hem gehoorzaam zijn."
De Apostelen zijn niet alleen getuigen van de groote daad Gods, maar getuigen ook met den Heiligen Geest daarvan, dat de groote daad Gods eene heilsdaad, ja de heilsdaad is, waarop alles berust. Door de opstanding is de Heere Christus gesteld „tot een Heere en Zaligmaker" en geeft de genadige God Zelf „aan Israël bekeering en vergeving van zonden." Zooveel hangt van de opstanding als geschiedkundig heilsfeit af. Door Christus zijn wij tot God gebracht, door Zijne opstanding gerechtvaardigd en tot kinderen Gods gemaakt. Toen Hij uit het graf verrees, bracht Hij ons met Zich te voorschijn, droeg ons tot God en legde ons aan Zijn Vaderhart, bij IIem is geen toorn en grimmigheid, maar hartelijke barmhartigheid. Door Zijnen dood en opstanding is het bewerkt, dat wij eenen vrijen toegang hebben en steeds een open hart vinden bij den Vader, dat wij alle kwade gedachten aHeggen, en dit in ons hart mogen denken: „Hij Zelf, de Vader, heeft ons lief; daarom heeft Hij Zijnen Zoon gegeven, Diens offer aangenomen en eeuwig' geldend verklaard, nadat llij Hem opgewekt heeft. Geene zonde, geen dood, geene verdoemenis meer!"
Daaraan houdt zich het „Israël" vast, dat zonden h e e f t, en gaarne van den last dier zonden bevrijd zou zijn. „Israël wordt door den Heere verlost". De wereld wil zichzelve bevrijden, wil niet zóó zondig zijn, dat zij slechts door eene vrije daad Gods, door eene almachtige daad der genade, door eene eeuwige heilsdaad der erbarmende liefde, slechts door Christi kruis en opstanding van zonde en dood verlost worden kan en verlost geworden is. Men erkent de zonde niet, zooals die uitermate zondig is. Men kent de Wet Gods niet, en in zooverre men zonden erkent als zwakheid en gebrek, meent men zichzelven te kunnen helpen. Zóó was het in den tijd van Christus en in den tijd Zijner Apostelen; zóó is het heden: de eigengerechtige en eigenwijze wereld wil zichzelve verlossen, en daarom verwerpt zij Christi kruis en opstanding; zij moet het doen, zij kan niet anders, juist omdat deze groote daad ook heilsdaad van God is.
Het Israël Gods echter, dat zich zóó zondig en verloren gevoelt, dat het zichzelven niet helpen kan, klemt zich vast aan het Woord der waarheid, dat God Jesus opgewekt, tot een Heere en Zaligmaker gesteld, en daardoor Zijnen volke bekeering gegeven heeft en vergeving van zonden. Wie zjjne zonden zóó kent, die grijpt naar dit eenig houvast in leven en sterven, in nood en dood, werpt zich op dezen eenigen grond des heil?
dezen rots der redding. Op dezen grond en dezen bodem des heils, op dit Goddelijk heilsfeit is hij geborgen, gered. Het gansche heil is zonder mij en buiten mij, j a tegen mijzelven bewerkt in Christus Jesus, Die voor mij gestorven en opgestaan is. Die mij uit de banden van zonde en dood verlost heeft, opdat ik met IIem en in Hem eeuwig leve. Dat is mijne Paaschvreugde, mijn Paaschjubel en Paasehvrede. „Dood! waar is uw prikkel? Hel! waar is uwe overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jesus Christus." 1 Cor. 1 5 : 55—57.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1891
Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1891
Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's