Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eene samenspraak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eene samenspraak

Over de hedendaagsche moderne Orthodoxie en nog wat.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

J a n . Dat is toch gelukkig, dat de menschen nu in het algemeen niet meer gelooven, dat de Bijbel zoo ongeveer een boek zou zijn, dat uit den hemel is gevallen.
F r i t s. Ik weet niet, of vele menschen dat geloofd hebben; ik geloof veeleer, dat men zulk een geloof spottende toeschrijft aan dezulken, die nog gelooven, dat de Bijbel G o d s W o o r d is.
J a n Maar de Bijbel Gods Woord? Dat gelooft gij toch immers niet? Wel Gods Woord in den Bijbel.
P r i t s . Vriend, dat is eene verderfelijke, duivelsche leugen, die gij daar uitspreekt. Er staat geschreven: „Alle schrift is van God ingegeven", en wederom: „Geene profetie is van j eigene uitlegging, maar de heilige mannen Gods, door den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken." - En wederom zeide de Heere Jesus: „De Heilige Geest zal u in al de waarheid leiden , en zal u indachtig maken alles, wat Ik u gezegd heb." — Ook is de Goddelijkheid der Heilige Schrift te herkennen aan de kracht ter vernieuwing, ter heiliging, aan de vertroosting en het licht, dat van haar uitgaat.
J a n . O, ik zou de heerlijkheid en de éénige waarde der Heilige Schrift niet willen miskennen, maar ik geloof, dat ons eigen godsdienstig gevoel en ons geweten wel weten te onderscheiden wat Goddelijk is in de Heilige Schrift en wat niet. F r i t s . Maar wezenlijk, dat is eene zeer gevaarlijke stelling; het godsdienstig gevoel en het geweten van de menschen zijn zeer verschillend; de Joden, de Chineezen, de Hindoes, de Mohamedanen hebben óók allen een zoogenaamd godsdienstig, gevoel en ook een geweten, maar hoeveel verschil treffen wij daar niet aan met betrekking tot hunnen zoogeuaamden godsdienst.
J a n . Dat stem ik u toe, maar als ik sprak van godsd i e n s t i g g e v o e l , dan bedoelde ik meer bepaald ons C h r i s t e l i j k godsdienstig gevoel.
F r i t s . Dus het gevoel onder den invloed van de Christelijke o p v o e d i n g ?
J a n . Ja.
F r i t s . Maar ten eerste moet ik u doen opmerken, dat óók het godsdienstig gevoel onder de C h r i s t e n e n nog zeer verschilt, en ten tweede, dat alle C h r i s t e 1 ij k e gedachten, of gevoelens te danken zijn aan hetgeen wij uit den Bijbel weten. Het is zuivere ondankbaarheid, om van een C h r i s t e l i j k , of v r o o m gevoel te willen spreken buiten den Bijbel om.
J a n . Dat begrijp ik niet goed.
F r i t s . Wel, ik bedoel eenvoudig d i t , dat wat wij weten aangaande God, aangaande C h r i s t u s , aangaande z o n d e en v e r l o s s i n g , wat er in ons gewerkt wordt van waarlijk C h r i s t e l i j k e gezindheid, voortvloeit uit den Bijbel, als het W o o r d Gods. — Zonder dat Woord Gods weten wij van God noch van de dingen der eeuwigheid iets met zekerheid af'.
J a n . En dan het g e w e t e n?
F r i t s . Het g e w e t e n is datgeen wat de mensch ten diepste, zonder tegenspraak w e e t en dat is: „het werk dei- W e t Gods", gelijk Paulus zegt. Dat w e t e n aangaande het w e r k der W e t stemt met de wet der tien geboden overeen, maar het b e s c h u l d i g t ons alleen als o v e r t r e d e r s , of het z w i j g t . Van v e r l o s s i n g spreekt het geweten niet.
J a n . Maar dan begrijp ik niet, dat er toch zoo velen zijn, die in het vrome gevoel des menschen de uitnemendste kenbron of maatstaf der waarheid zien.
P r i t s . En toch is dit zeer duidelijk. De mensch wil z e lf beslissen over w a a r h e i d en l e u g e n ; hij zoekt in zijn' eigenwaan de waarheid in z i c h z e l v e n ; de mensch erkent zijne verlorenheid en duisternis der zonde niet, en wil gelijk God zijn, kennende het g o e d e en het k w a d e . Aan Gods Woord, de o p e n b a r i n g Gods buiten hem, zich o n d e r - w e r p e n , wil hij niet.
J a n . Mij dunkt wat gij daar zegt, geldt toch alleen van de m o d e r n e n?
F r i t s . Volstrekt niet. Het geldt van ons menschen in het algemeen, óók van de zoogenaamde r e c h t z i n n i g e n en v r o m e n ; vandaar dat verheffen van de b e v i n d i n g boven hetgeen g e s c h r e v e n s t a a t , vandaar dat bij vele vromen meer vertrouwd wordt op de b e v i n d i n g of op bet g e v o el dan op hetgeen Gods W o o r d ons zegt en belooft.
J a n . Maar moet er dan g e e n e b e v i n d i n g wezen?
F r i t s . Hoor eens, Jan! Het g e z o n d e geloof houdt zich aan Gods geschreven Woord, en doet dan óók wel bevinding op van Gods t r o u w , g e n a d e , w a a r h e i d , g e r e c h t i g h e i d, v e r t r o o s t i n g en v a d e r l i j k e z o r g e n . Maar éérst ge1 o o v e u , dan z i e n en b e v i n d e n . Het geloof verlaat zich zóó als het is, op Gods Woord.
J a n . Ik denk niet, dat velen het met u eens zullen zijn.
F r i t s . Dat weet ik zeer goed; want wij menschen willen liever èene leer, waardoor wij worden g e v l e i d en waarbij wij kunnen g e l o o v e n en d o e n wat wij willen. De prediking, volgens welke het vrome gevoel, de waarheidszin, het gezonde verstand, de vrije wil, en al wat men goeds in den mensch meent te vinden, ten troon wordt geplaatst, vindt overal bjjval.
J a n . Zoudt gij meenen, dat er niets goeds in den mensch is?
E r i t s . De vraag is niet wat i k meen, maar wat de H e i - l i g e S c h r i f t zegt. Eu dan lees ik daarin o. a., dat a l l en gezondigd hebben en de h e e r l i j k h e i d Gods derven; dat er niemand r e c h t v a a r d i g is: dat niemand het koninkrijk Gods kan zien of er in gaan zonder w e d e r g e b o o r t e ; dat het hart des menschen b o o s is; dat niemand tot Christus komen kan, tenzij de Yader hem trekke; dat de dood, de g e e s t e l i j k e , l i c h a m e l i j k e en e e u w i g e dood, doordrong tot alle menschen en in dezen dood of d o o d s t o e s t a nd zondigen, dat is o v e r t r e d e n nu ook a l l e n . Ontvangen en geboren in zonde en schuld en alzoo onbekwaam tot eenig g o e d en geneigd tot alle k w a a d : ziedaar de toestand des menschen, ziedaar zijne g e a a r d h e i d . Zie eens Joh. 5 : 24; Efez. 2 : 1 en 5; Efez. 4 : 18: Col. 1 : 21; 1 Petr. 3 : 18; Rom. 5 : 17 en 18; Rom. 5 : 12. enz.
J a n . Gij stelt den toestand des
menschen niet gunstig voor.
E r i t s. Volstrekt niet ongunstiger dan de Heilige Schrift zelve, er is niemand, die uit z i c h z e l v e n naar God vraagt en Zijn Woord ter harte neemt; niemand wil uit
zichzelven van Gods geboden weten, e i g e n l i e f d e en z e l f z u c h t zitten op den troon en d e z e waarheid, dat het „ik" niet deugt, verwerpt de mensch.
J a n . Kan men dan zijn best niet doen, om beter te worden?
E r i t s . Lieve vriend, over dat „zijn best doen" wordt veel gesproken, maar 1° men blijft bij het v o o r n e m e n daartoe; maar waar is het d o e n ? 2° de poging, om zich met behulp der Wet te verbeteren, bewijst, dat men zijn eigen verdorven aard en de g e e s t e l i j k e

beteekenis der Wet met betrekking tot de gedachten, woorden en werken, evenmin als de l e t t e r - l i j k e verstaat en toepast op zichzelven. Blindheid voor zichzelven, eigengerechtigheid en hoogmoed liggen ten grondslag aan deze poging ter zelfverbetering, en daarom kan zij Gode niet behagen.
J a n . Moet het dan maar met den
mensch zoo blijven als het is?
E r i t s . Neen, waarlijk niet, maar het zal juist dan met den
mensch blijven zóó als het is, als hij van de éénige gerechtigheid, die voor God geldt, van de éénige heiliging in het bloed en door den Geest Christi, van de volkomene verlossing in en door Hem alléén niet weten wil.
J a n . Dat begrijp ik weer niet.
E r i t s . Nu dan wil ik trachten het u duidelijk te maken. Iemand, die er niet van wil weten, dat hij
alléén door de toegerekende gerechtigheid van Christus in Gods oogen rechtvaardig kan zijn, verwerpt d i e rechtvaardiging juist daarom, wijl hij meent zelf zich wel, hetzij g e h e e l , het zij ged e e l t e l i j k te kunnen rechtvaardigen. Dat is de godsdienst van den n a t u u r l i j k e n mensch, wijl hij niet inziet, dat de gerechtigheid, die voor God geldt, geheel v o l k o m e n moet wezen en wijl hij zichzelven afmeet naar zijn eigen maatstaf van g o e d en van k w a a d , maar n i e t naar den maatstaf van Gods W e t . Maar zoodoende b l i j f t de mensch in e i g e n - g e r e c h t i g h e i d , i n b e e l d i n g des h a r t e n , in de wer e l d en h a r e begeerlijkheid verzonken, en wordt hij niet g e r e c h t v a a r d i g d , niet w e d e r ge b o r e n , niet ge h e i I i gd, Het wordt niet n i e u w met hem; hij blijft in zijn ouden toestand van o n w a a r h e i d van v i j a n d s c h a p t e g e n God, van g e e s t e l i j k e n d o o d ; het Evangelie werkt bij zóó iemand geene v e r l o s s i n g ; er is geene g e m e e n s c h a p m e t C h r i s - t u s , daar hij in Christus niet door een oprecht geloof is ingeplant en zoo kan er ook geene v r u c h t der gerechtigheid, geen wezenlijk g o e d werk wezen.
J a n . Nu is het mij duidelijker.
F r i t s . Dat verblijdt mij, maar ik moet u, nu wij toch over der e c h t va a r d i g i n g door h e t g e l o o f in C h r i s t u s spreken, nog doen opmerken, dat juist allen, die de kenbron
deiwaarheid op eenigerlei wijze zoeken in het v r o m e gevoel,, of in het g e w e t e n , of in den g o d s d i e n s t z i n des menschen, van die gerechtigheid in en door C h r i s t u s van den Christus v o o r ons, weinig weten willen, zij spreken liever van den Christus in ons en verstaan daaronder dan denChristelijken geest des menschen.
J a n . Hoe zou dat komen? Frits. Wel, dat is zeer verklaarbaar. Waar men uitgaat
vande meening, dat het g o e d e in den m e n s c h is, kan men voor de gerechtigheid, die buiten onszelven in Christus is, geen hart hebben. Men meent dan dit goede in zichzelven zooveel mogelijk te moeten en te kunnen aanwakkeren, en van trap t«t trap, vati deugd tot deugd te stijgen; en zoo wordt de rechtvaardiging uit het geloof of gansclielijk geloochend, óf op den achtergrond gedrongen. J a n . Ja, dat zal in sommige gevallen wel geschieden.
F r i t s . In sommige gevallen? Neen, zeer algemeen geschiedt zulks, niet alleen van moderne maar
óók van zoogenaamd r e c h t - z i n n i g e zijde. Het is eene z e l d z a a m h e i d , dat de r e c h t - v a a r d i g i n g u i t h e t g e l o o f zuiver gepredikt wordt, terwijl zij het middelpunt der leer der zaligheid is volgens het Evangelie.
J a n . Is de r e c h t v a a r d i g i n g u i t h e t g e l o o f het m i d d e l p u n t der leer der zaligheid volgens het Evangelie?
Frits. Ja, zeker; de
groote, alles beheerschende vraag met betrekking tot de zaligheid des menschen is deze: „Wordt hij zalig door de werken zjjner e i g e n e gerechtigheid, öf door detoegerekende gerechtigheid van Christus ? Wordt hij zalig door v e r d i e n s t e of door g e n a d e ? Heeft hij zijne g e r e c h t i g - h e i d , zijne h e i l i g i n g , zijn l e v e n in en door C h r i s t u s, of in en door zichzelven? Geldt ter zaligheid nog in eenigerlei opzicht het werkverbond, of het g e n a d e verbond?"
J a n . Maar als men nu gerechtvaardigd is voor God door het geloof in
Jesus Christus, moet men zich dau nu verder niet op de h e i l i g m a k i n g toeleggen? Er is toch in de Heilige Schrift sprake van w e d e r g e b o o r t e , van h e i l i g i n g, van v e r n i e u w i n g ? Dat kunt gij toch niet l o o c h e n e n.
Frits. Geloof mij vrij, dat ik er niet aan denk, om zulks
teloochenen, maar het is de vraag, wat die schriftuurlijke uitdrukkingen beteekenen ?
J a n . Ja,
zóó meen i k het ook. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 augustus 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Eene samenspraak

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 augustus 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's