Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen

Hoofdstuk 8 : 9 vv

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wellicht heeft het voorbeeld van Crispus aanleiding gegeven, dat anderen mede moed vatten en den Heere Jesus openlijk als hunnen Heere en Koning beleden ; dat is dan de tweede vrucht, die God schenkt en zeker voor den overste der synagoge tot eene groote blijdschap; immers, wie kan zich meer verblijden in het geluk van anderen, dan hij, die zelf gesmaakt heeft, dat de Heere goed, en dat Hij vriendelijk is? Zulk een heeft een ruim hart en verheugt er zich over, vele broeders en zusters te hebben, die aan het hart des Vaders zich kunnen vertroosten. Yoor den Apostel, die te voren zulke harde woorden heeft moeten spreken, is de toebrenging van Crispus en de overigen eene ware versterking des geloofs. Was het niet alsof God, Die hem toch tot Zijnen dienst geroepen had, hem nu geheel alleen had gelaten? dat Hij niet meer gedacht aan Zijne toezegging: Mijn Woord zal niet ledig tot Mij wederkeeren, maar het zal doen, wat Mij behaagt en voorspoedig zijn, in hetgeen waartoe Ik het zende"? Gedacht dan God niet meer aan Zijn volk, geroepen om Hem te loven, en dat de blijmare van verlossing zoo onverschillig mogelijk aanhoorde en in plaats van haar aan te nemen met zieleblijdschap, zich stootte aan den gezant des Heeren en niets liever zou doen, dan dezen dooden, om zoo zijn getuigenis, dat 'hun al te scherp aangreep, te doen verstommen ? O gewis! God gedacht er wel terdege aan, maar zóó, dat Hij de wijzen en sterken zich liet verblijden in hunnen rijkdom, en het dwaze der wereld verkoos, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke, het onedele en het verachte en hetgeen niet is heeft God uitverkoren, opdat Hij hetgeen iets is te niet zou maken; opdat geen vleesch zou roemen voor Hem, d. i.: zou komen aandragen met deugden en voorrechten, maar opdat het zich voor God zou veroordeelen en verdoemen en belijden: met ons is het uit en voorbij, maar des Heeren zijn de sterkte en de krachten, Hij is het alleen, Die Zijn volk zalig maakt. Wel mag Paulus gedacht hebben: waartoe heeft God mij hier gebracht? hier is immers niemand, die Zijn Woord hooren wil! allen zijn even onverschillig en liooren veel liever de stemme der wereld, dan de stemme Gods; mijn arbeid is vergeefs, en ik verspil hier onuut mijne krachten, die ik elders, waar ik weet dat er zijn, die gaarne hooren willen, beter zou kunnen gebruiken. Maar ziet, daar ontdekt Zich de Heere en doet het Zijnen knecht ondervinden, dat Hij ook te Corinthe is met de kracht Zijner opstanding en het doode levend maakt; hier zijn reeds de eerstelingen, en op deze volgt weldra een volle oogst.
Het was duister in Corinthe, donkere nacht; de enkele sterren, die hier en daar doorbreken, heeft het oog des Apostels wel gezien, evenwel ook in zijne ziel is het nacht, en daar verdwijnen zij weer voor hem achter de zwarte wolken, waarmede de hemel als het ware bedekt is. Deze stad is een echt Egypte, hoe houd ik liet hier uit, zeker zullen zij mij nog dooden, wanneer ik niet ophoud tegen hare gruwelen te getuigen. Maar, zoo kan toch Paulus niet gedacht hebben, die zoo dikwijls reeds des Heeren tegenwoordigheid en machtige uitredding had ondervonden, wanneer hij in gevaar was van omkomen; zulk eene zwakheid moge gevonden worden bij ieder ander, maar niet bij eenen Apostel des Heeren. En toch, zulk eene zwakheid was ook bij Paulus; tot troost van allen, die aan deze krankheid lijden, deelt de medicijnmeester Lukas zulks mede, opdat dezen niet moedeloos worden en versagen, maar zich daarmede troosten, dat hun lieve broeder Paulus het niet beter heeft gemaakt dan zij, maar zich in alle dingen heeft betoond als een zwak riet, dat door den minsten wind ginds en weder wordt bewogen. Zal nu de Heere God zulk een gekrookt riet geheel verbreken? Toornt Hij op Zijnen Apostel, omdat diens geloof zoo zwak is? Oneen, niets van dat alles. Hij, Die in alle dingen gelijk als wij is verzocht geweest, doch zonder zonde, kent de zwakheden dei- Zijnen en komt hun ter hulpe, juist dan, wanneer zij onder den last dreigen te bezwijken. Hoort, hoe dat toegaat: De Heere zeide tot Paulus door een gezicht in den nacht: wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet; want Ik ben met u, en niemand zal de hand aan u leggen, om u kwaad te doen; want Ik heb veel volks in deze stad. (Ys. 9 en 10.)
Gelijk eenmaal Jakob, toen hij vluchtte voor zijnen broeder Ezau en zich te Luz ter ruste legde op eenen steen, zoo bevond zich ook de Apostel: vrees van rondom; ook hier zijn zoovele Ezaus, wien het daarom gaat hunnen broeder, aan wien zij den zegen, dien zij zelf niet gewild hebben, niet gunnen, te dooden. Bovendien, de nacht is aangebroken ; eene weldaad voor alle vermoeiden, die zich rustig kunnen nederleggen, maar een schrikbeeld voor den kranke en voor dien, die door gestadige vrees wordt gekweld. Daarboven, waar God woont, is echter geen nacht, daar is alles in het licht, en de nooden der Zijnen, die Hij Zelf hun toezendt, liggen voor Hem in den zonneschijn Zijner genade. De Heere weet, waartoe Hij vrees en druk op het hart werpt; ook deze maken deel uit van Zijn raadsbesluit der verlossing; zonder die gevoeld te hebben komt geen uitverkorene de hemelpoort binnen. Yan uit het eeuwig licht zendt nu de Heere aan Zijn Israël hulp, Hij verlicht hunnen nacht met een straal Zijner genade, en roept het den vreesachtigen toe : Zijt niet bevreesd, laat u niet verontrusten door dingen, die voor Mij, uwen God, geene waarde hebben. Laat u den mond niet stoppen door de vijanden Mijns Rijks, maar neem de bazuin, die Ik u gegeven heb om te bazuinen, en verkondig den huize Jakobs hunne zonden; houd niets terug, het Woord, dat Ik u gegeven heb om te spreken, is het uwe niet, maar het Mijne; het is ook geen dood Woord, maar het is levend en krachtig, en gij zult bij vernieuwing ervaren, dat gij voor dit Woord niet hebt te zorgen, maar dat hetzelve u bewaart en door alles heendraagt. Ik ben met u, omdat Ik met het Woord ben, Ik stel u tot eene vaste stad en tot eenen ijzeren pilaar en tot koperen muren, niemand zal de hand aan u leggen om u kwaad te doen; Ik zal u behoeden aan alle plaatsen en u zoodanig omgorden met Mijne genade en kracht, dat niemand het tegen u zal kunnen uithouden! Zijn niet alle inwoners der aarde, alle volken bij Mij geacht als een druppel aan den emmer, een stofje aan de weegschaal? Ken Mij, den Heere uwen God; zonder Mijnen wil zal zich geen schepsel roeren of bewegen, vreeselijk ben Ik voor al Mijne vijanden, die zich tegen Mij verheffen, maar genadig en barmhartig voor Mijne knechten, die Mijn welbehagen doen. Ik stel Mij voor hen in de bres, en wie kan Mij wederstaan ? Vrees niet, Paulus, gij weet het toch, hoe Ik in vorige tijden Mijn volk bewaard heb, hoe zelfs geen haar hun werd gekrenkt door het vernielend element des vuurs, en hoe leeuwen zich aan hunne voeten hebben gelegd op Mijnen wenk. Nu dan, al mogeu er in deze stad nog veel meer leeuwen zijn, die het op uw leven gemunt hebben, Ik houd ze alle in Mijne macht, u zal geen kwaad wedervaren. Voorzeker, voor den Apostel woorden van machtige vertroosting, en hoe velen zijn na hem door dezelve weder opgericht en op hunne voeten gezet! Des Heeren Woord is toch een eeuwig Woord en heeft in die achttien eeuwen, die sedert verloopen zijn, nog niets van zijne kracht verloren; dit ondervindt hij het best, die mede in nood verkeert, hetzij lichaams- of zielenood, dat is voor den Heere God hetzelfde; het is Hem, Die zoo gaarne uitredt, genoeg, dat Zijne kinderen benauwd zijn en tot hem opzuchten, en Hij vraagt niet daarnaar of er reden is of niet, om zoo bezorgd te zijn. Maar nu meene niemand, dat de Heere God steeds zóó tot hem komen moet, gelijk Hij tot Jakob, tot Petrus, tot Paulus kwam, n.1. in den droom, in eene vertrekking van zinnen of in een gezicht; de hooge God is aan niet» gebonden en heeft duizende middelen en wegen om Zich te openbaren ; maar dat is zeker, dat Hij Zich nimmer openbaart buiten Zijn Woord om. God komt om te troosten, en dan opent Hij den Zijnen de oogen, zoodat zij acht nemen op dat, wat geschreven staat, of Hij werpt hun een woord in het hart, het valt er in en draagt vrucht. Alleen in het Woord heeft Zijn volk een vasten grond onder de voeten, hierin is al hun troost. Dit Woord maakt hen gezond, zoodat zij in den Heere van vreugde opspringen, al worden zij ook door alle machten der duisternis aan den grond vastgehouden. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's