Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Willem Farel, de Hervormer van Waadtland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Willem Farel, de Hervormer van Waadtland

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK V. (Vervolg).

FAREL IN AIGLE

Zoodra de Reformatie in het rechtsgebied van Aigle de over" winning behaald had, trok Farel naar Murten, waar hij door zijne prediking reeds vele priesters voor het Evangelie gewonnen had. Van Murten uit bezocht hij de naburige plaatsen, en overal legden hem de vijanden alle mogelijke hindernissen in den weg. Toch nam, in spijt van alle tegenwerking, het volk het Evangelie gewillig aan. Te Tavannes was juist een priester in de kerk bezig de mis te lezen. Farel trad toe, besteeg den kansel en predikte met zulk een gloed, dat de priester ontsteld van het altaar wegliep, en het volk aanstonds de altaren en beelden uit de kerk verwijderde. Evenzoo beproefde Farel in Lausanne te prediken; de bisschop bood hevigen tegenstand ; de meerderheid des volks hield het nog met den bisschop en wilde van de Evangelische prediking niets weten. Van Lausanne ging hij naar Biel, Bonneville en Neuveville, om te prediken en strooide overal, in spijt van allen wederstand, met goed gevolg de zaden van het Evangelie. Toen hij te Serrières predikte, hoorden hem ook eenige burgers uit Neufchatel, die hem toen uitnoodigden, om ook daar te komen prediken. Zoodra echter werd de stadhonder zijne aankomst niet gewaar, of hij vaardigde aanstonds strenge verordeningen tegen hem uit; de kerken werden voor hem gesloten, en het gepeupel wilde hem in een put werpen. Maar Farel werd daardoor niet teruggehouden; hij predikte in de poorten en op de straten, en overal strooide hij rijkelijk het zaad des Woords uit. Voor eenen korten tijd keerde hij naar Murten terug, maar bij zijn terugkomst in Neufchatel vond hij de stad in twee legerkampen verdeeld. De vrienden der zuivere leer namen ondanks allen wederstand steeds in aantal toe; het volk bracht Farel in de hoofdkerk, en daar predikte hij, de dreigingen en verbittering der vijanden niet achtend, met zooveel kracht, dat het volk aanstonds de beelden en altaren uit de kerk wegdeed. Zoo had dan de Reformatie ook te Neufchatel haar volle beslag gekregen, want den 23ste" October 1530 kwam de gansche burgerij ter stemming op, en bleek de meerderheid gunstig voor de Reformatie gezind te zijn. Zelfs vele priesters en kanunniken verklaarden er zich voor. De mis werd afgeschaft. Uit alle kerken der stad werden de beelden, zuilen en altaren weggenomen, en in de hoofdkerk werd een gedenkplaat aangebracht met het inschrift: „Den 23ste" October werd de afgodendienst door de burgers uit het midden weggedaan." De priesters en kanunniken, die van de Reformatie afkeerig waren, trokken de stad uit, en nu werd Farel tot herder en leeraar in Neufchatel gekozen.
Zoodra de Reformatie in het rechtsgebied van Aigle de over" winning behaald had, trok Farel naar Murten, waar hij door zijne prediking reeds vele priesters voor het Evangelie gewonnen had. Van Murten uit bezocht hij de naburige plaatsen, en overal legden hem de vijanden alle mogelijke hindernissen in den weg. Toch nam, in spijt van alle tegenwerking, het volk het Evangelie gewillig aan. Te Tavannes was juist een priester in de kerk bezig de mis te lezen. Farel trad toe, besteeg den kansel en predikte met zulk een gloed, dat de priester ontsteld van het altaar wegliep, en het volk aanstonds de altaren en beelden uit de kerk verwijderde. Evenzoo beproefde Farel in Lausanne te prediken; de bisschop bood hevigen tegenstand ; de meerderheid des volks hield het nog met den bisschop en wilde van de Evangelische prediking niets weten. Van Lausanne ging hij naar Biel, Bonneville en Neuveville, om te prediken en strooide overal, in spijt van allen wederstand, met goed gevolg de zaden van het Evangelie. Toen hij te Serrières predikte, hoorden hem ook eenige burgers uit Neufchatel, die hem toen uitnoodigden, om ook daar te komen prediken. Zoodra echter werd de stadhonder zijne aankomst niet gewaar, of hij vaardigde aanstonds strenge verordeningen tegen hem uit; de kerken werden voor hem gesloten, en het gepeupel wilde hem in een put werpen. Maar Farel werd daardoor niet teruggehouden; hij predikte in de poorten en op de straten, en overal strooide hij rijkelijk het zaad des Woords uit. Voor eenen korten tijd keerde hij naar Murten terug, maar bij zijn terugkomst in Neufchatel vond hij de stad in twee legerkampen verdeeld. De vrienden der zuivere leer namen ondanks allen wederstand steeds in aantal toe; het volk bracht Farel in de hoofdkerk, en daar predikte hij, de dreigingen en verbittering der vijanden niet achtend, met zooveel kracht, dat het volk aanstonds de beelden en altaren uit de kerk wegdeed. Zoo had dan de Reformatie ook te Neufchatel haar volle beslag gekregen, want den 23ste" October 1530 kwam de gansche burgerij ter stemming op, en bleek de meerderheid gunstig voor de Reformatie gezind te zijn. Zelfs vele priesters en kanunniken verklaarden er zich voor. De mis werd afgeschaft. Uit alle kerken der stad werden de beelden, zuilen en altaren weggenomen, en in de hoofdkerk werd een gedenkplaat aangebracht met het inschrift: „Den 23ste" October werd de afgodendienst door de burgers uit het midden weggedaan." De priesters en kanunniken, die van de Reformatie afkeerig waren, trokken de stad uit, en nu werd Farel tot herder en leeraar in Neufchatel gekozen.
Toen Parel te Vevey predikte, verwekte de prior eenen oploop ; het volk drong gewapend in de kerk, dreef er Parel met zijnen medehelper uit, hoonde en sloeg hen en dreigde hen met de galg. Te St. Blaise werd hij bjj de prediking mishandeld, en het gepeupel wilde hem doodslaan; ernstig gewond, geslagen en onder het opgeven van bloed, keerde hij naar Neufchatel terug. De burgers aldaar, verbitterd wegens dezen smaad en de ruwe bejegening, hunnen leeraar aangedaan, trokken naar St. lïlaise en vernielden er alle altaren en beelden. In Granson hadden de vrouwen zich vereenigd om, als Farel prediken zou, hem stof in de oogen te werpen en zijnen mond met slijk te stoppen. Toen hij uit de kerk trad, vielen zij op hem aan, krabden hem in het aangezicht en sleepten hem naar de gevangenis. Te Dampierre, waar hij gekomen was om te prediken, mishandelden hem de boeren, en kwam hij ook in de gevangenis; hetzelfde wedervoer hem op alle plaatsen.
In Orbe waren reeds eenige vrienden des Evangelies. Farel trok er heen en besteeg dadelijk het preekgestoelte. Nauwelijks had hij evenwel eenige woorden gesproken, of daar ontstond een geweldig rumoer en gefluit; men riep hem toe: gij ketter, duivel, hond! doch Farel predikte onvervaard voort, terwijl hij met zijne geweldige stem boven het geraas des gepeupels uit gehoord werd. Niet zoodra was hij evenwel buiten de kerk, of het grauw overviel hem en begon hem te slaan, zoodat een gerechtsdienaar hem inedenemen moest, opdat men hem niet doodsloeg. Des anderen daags beproefde Farel op de straat te prediken, maar het volk wilde niet luisteren, waarop hij naar den raad der stad ging. Weer buiten gekomen, werd hij door een hoop vrouwen aangevallen, die hem op den grond wierpen en mishandelden; slechts met groote moeite wisten zijne vrienden hem aan deze furiën te ontrukken. Het was eene adellijke dame, die deze vrouwen in haren ijver daartoe gehuurd had. Korten tijd daarna werd zij van haar bijgeloof genezen, erkende de waarheid,-deed ook haren man het onderscheid tusschen de waarheid en de dwaling inzien, en openbaarde vervolgens hare vurige liefde voor het zuivere Evangelie. Orbe vooral scheen voor het Woord Gods ontoegankelijk te zijn; de monniken in de kloosters hitsten het volk tegen Farel op, hetgeen ten gevolge had, dat het bij den stedelijken raad aandrong op Farel's verbanning. Iïij de prediking stoorden hem de kinderen door luid geschreeuw en gelach, de priesters drongen gedurende de prediking met gezang in de kerk. Steeds zat er iemand onder den predikstoel, die uit volle borst schreeuwde, met oogmerk om hem te overstemmen. De zwaarden werden door velen uit de schede getrokken, om hem door vreeze tot zwijgen te brengen, doch Farel bleef ondanks dat alles onvervaard, volhardde vol moed bij zijne prediking en mocht niet slechts te Orbe, maar ook op die plaatsen, waar hij eerst zooveel te lijden gehad had, eene heerlijke overwinning aanschouwen. In al die steden ontstonden na eenige maanden gereformeerde Gemeenten, en hetzelfde volk, dat hem vroeger steenigde, smaadde en met den dood dreigde, begroette hem kort daarna met een oprecht gemoed als eenen prediker van het zuivere Evangelie. Het geheele land was, om zoo te zeggen, met zijn bloed besprengd, en daar stonden nu bloeiende gereformeerde Gemeenten op, die met te grootere liefde de reine leer aanhingeu, naarmate zij voorheen te sterker in het bijgeloof verstrikt geweest waren. De naam van Farel was dan ook reeds op aller lippen; de vrienden des Evangelies droegen hem de grootste liefde en achting toe; voor zijne tegenstanders was hij eene oorzaak van vrees en schrik, zoodat men hem algemeen dea „geesel der priesters en monniken noemde", want, waar hij begon te prediken, daar moesten de vijanden, in weerwil van alle woelingen en' ophitsingen, na korten tijd met schande overdekt het veld ruimen, zoodat de angst en verschrikking hen reeds beving, zoodra zij maar hoorden, dat de ongewapende Farel met het eenvoudige Evangelie in aantocht was.
In Orbe maakte Farel met eenen jongen man Peter Viret kennis, wiens opmerkzaamheid in Parijs door Léfèvre tot het Evangelie getrokken was geworden, die vervolgens in de plaats zijner geboorte in alle stilte voor het Woord Gods den wegbereid had, maar te bescheiden of te schuchter geweest was, om het te wagen openlijk met de prediking der waarheid op te treden. Toen Farel in 1531 te Orbe kwam en zijne aandacht op Viret gevestigd werd, moedigde hij hem zoo krachtig aan, dat hij alle vreeze en onbeslistheid liet varen, zich door Farel tot het predikambt liet ordenen en als een krachtig getuige voor Christus optrad. Eene getrouwe vriendschap verbond daarna Farel, Viret en Calvijn gedurende hun geheele leven, schoon ook hunne karakters zeer uiteenliepen. Farels karakter was vuri^; het schrikte voor niets terug; hij zou'het liefst alle bijgeloof met éénen slag tot den wortel hebben willen, uitdelgen ; Viret was teer, zachtmoedig en weifelend, maar toch streefde hij langs een recht pad en zonder afwijking naar het voorgestelde doel; Calvijo, in zichzelf zachtmoedig als een lamy maar daarbij van onverzettelijke, ijzeren beslistheid, dermate,, dat voor de eere van Christus niet slechts zijne eigene wenschenr maar ook alle andere overwegingen der menschen wijken moesten. Farel werkte door 2ijnen vurigen en wegslepenaen ijver; Viret won de harten door zachtmoedigheid en welwillendheid; Calvijn overwon de geesten door de macht van zijn woord en door de onweerstaanbare vastheid en juistheid van gevolgtrekking in zijne gedachten, zoodat de tegenpartijders verstommen moesten. Maar alle drie hadden één oogmerk en doelwit, namelijk voor Christus zielen te gewinnen en ze uit dwaling en bijgeloof tot het reine Evangelie van Christus te leiden.
Nog in het jaar 1549 spreekt Farel in eenen brief aan Bullinger het volgende oordeel over Viret u i t : „God heeft ons Viret gegeven; ik ken hem beter dan mijzelven, en betuig, d a t . ik nooit iets anders bij hem waargenomen heb, dan eene waarachtige en oprechte liefde tot Christus en Zijn Evangelie, eene nederige, liefelijke en naar vrede strevende gezindheid des harten. Indien hij niet wist, dat de dwaling zoovelen ten verderve voert, en zoo hij zich niet bewust ware, dat God hem roept, zoo zou hij nooit met iemand in strijd komen. In den strijd zelf betoont hij zooveel gematigdheid, dat de vijanden zeiven, terwijl zij gedwongen worden de werkelijkheid te erkennen, dan niets anders weten te beweren, dan dat het bij hem alles huichelarij is."
Met het oog op zoovele gevaren, waardoor Farel van alle zijden bedreigd werd, vermaande Zwingli hem om toch voorzichtig te zijn en zich niet in gevaar te begeven, maar zichzelven te sparen om verder der Kerk van dienst te kunnen zijn. Farel gaf hem met broederlijke liefde ten antwoord: „Neem uzelven in acht; immers u dreigt grooter gevaar dan mij", en de uitkomst logenstrafte die woorden niet, want Zwingli was intusschen in den slag bij Kappel gevallen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Willem Farel, de Hervormer van Waadtland

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 september 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's