Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Willem Farel, de Hervormer van Waadtland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Willem Farel, de Hervormer van Waadtland

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK I X.

FAREL EN CALVIJN IN BALLINGSCHAP

Om de Reformatie in de harten des volks wortel te doen schieten en steeds rijpere vruchten des geloofs te doen dragen, stelde Parel eene Geloofsbelijdenis op ten behoeve der naar Gods Woord Hervormde Kerk en voegde de Artikelen over de kerkelijke tucht er aan toe. Die Geloofsbelijdenis legde hij den Stedelijken Raad voor, en de predikanten verlangden, dat alle inwoners en onderhoorigen van Genève, op straffe van het burgerrecht te verliezen, ze zouden bezweren. Maar nu brak een heftige tegenstand los. De Libertijnen en al dezulken, die onder den Christelijken naam slechts hunne vleeschelijke lusten dienden en allerlei dwalingen vasthouden wilden, vereenigden zich tot eene tegenpartij. Hun verzet gold minder de Belijdenis, dan wel de beoogde invoering en handhaving der tucht. De Stedelijke Raad nam wel de Geloofsbelijdenis zoowel als de tucht aan, maar de Libertijnen stelden zich des te krachtiger te weer, terwijl zij zoomin naar de eene als naar de andere zich verkozen te gedragen. De nieuwe Belijdenis werd door sommigen evenzeer gehaat als de mis. Vele rijken legden voor den Stedelijken Raad onomwonden de verklaring af, dat zij geene godsdienstoefening zouden bijwonen en alle vermaning in den wind zouden slaan, maar dat zij zouden leven naar eigen goeddunken. Verscheidenen, die de Geloofsbelijdenis bezworen hadden, herriepen hunnen eed en eene geheele straat verklaarde, dat zij zoomin de stad verlaten als zich onder dien nieuwen gewetensdwang schikken zouden, dewijl zij de vrijheid duur genoeg gekocht hadden en mitsdien ze ook niet dachten prijs te geven. De tapperijen en herbergen waren vol volks; schaamtelooze liederen weerklonken in den nacht door" de straten; de leuze van vrijheid had men steeds in den mond, en vele Libertijnen betuigden, dat zij zulke predikers, die hen vanwege hunne zonden bestraften, niet konden dulden.
Om den tegenstand tegen de Hervormers nog krachtiger te maken, steunden de Libertijnen ook de Wederdoopers, die Genève hadden weten binnen te dringen ; ook de Wederdoopers predikten de vrijheid des vleesches en verstoorden alle burgerlijke en geestelijke orde. Zoodra de Hervormers van het opkomen der Anabaptisten gehoord hadden, verlangde Parel onverwijld van den Stedelijken Raad, dat er met hen een godsdienstgesprek zou gehouden worden, hetwelk den IS11" Maart 1537 plaats had. De Wederdoopers werden wel door dit gesprek in het openbaar van hunne dwalingen overtuigd, maar in het hart van vele lichtvaardige en oppervlakkige lieden bleef toch eene ingenomenheid met hen over. Farel en Calvijn bezochten toen alle familiën in de stad, om deze ten aanzien van de valsche leeringen der Wederdoopers te onderwijzen. In datzelfde jaar verhuisde Viret als predikant naar Lausanne, waar de bediening des Evangelies zijne tegenwoordigheid zoo dringend vorderde.
Bij de vernieuwing van den Stedelijken Raad verkregen de Libertijnen de meerderheid en begonnen nu de Hervormers al meer en meer tegen te werken. Onder het bewind van den nieuwen Raad nam de zedeloosheid steeds toe, ondanks <le prediking en de vermaning der leeraren. Schaamteloos gaven ook de eerste burgers zich aan allerlei ondeugden over, en in de overvolle wijnhuizen hoorde men dag en nacht niets dan smaadwoorden tegen de Hervormers en bedreigingen tegen degenen, die aan hunne zijde stonden. Peter Caroli leidde reeds in Genève in het verborgen een zeer slecht leven; vruchteloos vermaanden Parel en Viret hem tot bekeering. Toen hjj vervolgens als predikant te Lausanne aangesteld werd, leefde hij in zijne zonden voort, en toen Viret ernstig tegen de i /edeloosheid predikte, liep Caroli vertoornd de kerk uit, roepende: „Deze mensch smaadt mij altoos". Uit wraakzucht verklaagde hij > daarop Calvijn en Farel te Bern als zijnde Arianen, menschen die de Drieëenheid loochenden. De Berners riepen dientengevolge in Mei 1537 eene Synode te Lausanne samen, waar de Hervormers zich schitterend van dezen laster zuiverden en rechtvaardigden. Calvijn stelde de ongegrondheid dezer schandeljjke betichting in het helderste licht, terwijl hij tevens zulke onwedersprekelijke bewijzen van het schandelijke leven van Caroli aanvoerde, dat deze in den kerker geworpen zou worden. Caroli wist echter te ontvluchten en keerde tot het pausdom t e r u g ; de gruwelijke lasteringen van Caroli misten evenwel haar doel bij de tegenstanders niet. Iloopen van opgehitst gepeupel onder aanvoering van eenige hooggeplaatste mannen schoolden I voor de woning van Calvijn en Parel samen, dreigden hen met den dood en schoten door de vensters in hunne kamers. Farel en Calvijn lieten zich evenwel daardoor niet afschrikken en w ilden den goddeloozen ook in het geringste niets toegeven, maar traden met steeds scherpere bestraffing tegen de ondeugden op, terwijl zij op handhaving der tucht aandrongen. Te dezer tijd ontstond er tusschen de Qeneefsche en Berner Hervormers een misverstand ten aanzien van eenige kerkelijke gebruiken; de Libertijnen van Genève schaarden zich-altoos uit zucht tot tegenwerking aan de zijde der Berners tegen Calvijn en Parel, gaven zich met steeds grootere schaamteloosheid aan hunne ondeugden over, en begonnen het onverholen op den val der Hervormers toe te leggen.
In deze ontzettende verwarring verhief de blinde Courault zijne krachtige stem; zonder zich door vreezc of aanzien des persoons te laten afschrikken, begon hij het zedelooze en schandelijke leven der Libertijnen scherp te gispen. De Stedelijke Raad, in zijne meerderheid libertjjnsch gezind, verbood hem zulks, en toen Courault ondanks dat verbod niet ophield te prediken en het kwaad te bestraffen, werd hij in de gevangenis geworpen. Farel en Calvijn drongen op zijne vrijlating aan ; Parol voegde den samengekomen Raad toe: „Gij hebt slecht en onrechtvaardig gehandeld; bedenkt, dat gij zonder mij aan deze plaats niet zitten zoudt." Toch verkoos de Raad niet Courault los te laten, tenzij de predikanten hunne strengheid matigden, waarop Farel antwoordde: „Wij zullen slechts doen, wat God ons beveelt." Courault bleef in de gevangenis.
Intussehen naderde het Paaschfeest van 1538. Farel en Calvijn betuigden, dat zij mensehen, die alle geboden Gods schaamteloos overtraden, zonder groote ergernis te geven, niet tot het Heilige Avondmaal konden toelaten; deswege verbood hun de Raad, met het Paaschfeest op te treden. In den nacht voor den eersten Paaschdag maakte het bandelooze volk in de straten groot getier, bedreigde en vloekte de Hervormers, en verzamelde zich 'b morgens in de kerken, waarin Parel en Calvijn prediken wilden. Zij waren voornemens, hen met dolken te doorsteken, indien zij het waagden, den kansel te bestijgen. Maar Parel en Calvijn lieten zich daardoor niet afschrikken; door de opgewonden menigte heen kwamen zij op den kansel, begonnen onverschrokken te prediken, hielden don volkc zijnezonden voor, en niemand had den moed, de hand aan hen te slaan. Dewijl zij evenwel beiden, in weerwil van het verbod van den Raad, gepredikt hadden, en toch geweigerd hadden de Sacramenten te bedienen, zoo werden zij den 23B,en April 1538 uit het land gebannen; zij kregen last, de stad binnen drie dagen te verlaten, omdat zij de overheid niet onderdanig wilden zijn. Met Farel en Calvijn werden ook Courault en eenige andere leeraren verbannen. Farel riep u i t : „Welaan, het is Gods wil." Calvijn, die al dien tijd geen salaris ontvangen had, zeide: „Indien wij de menschen gediend hadden, zoo waren wij slecht beloond geworden; wij dienen evenwel eenen grooten Heer, Die eenen iegelijk loon naar werken geven zal." Zoo verlieten dan de Hervormers de stad, en de boosdoeners vierden hunnen aftocht met fakkellicht.
Farel en Calvijn begaven zich naar Zurich en Bern. Te Zurich werden de verdreven Hervormers met opene armen ontvangen. Yelen spraken er hunne verwondering over uit, dat Genève zulke mannen uitbande, die elke andere stad met de meeste toegenegenheid zou willen ontvangen. Die van Zurich verweten het den Berners, dat zij, toen het er op aan kwam, de beide Hervormers aan henzelven overgelaten hadden, en verlangden, dat men hen zou rechtvaardigen en naar Genève terugbrengen. De Berners zonden met Calvijn en Farel afgevaardigden naar Genève, om ten aanzien der zaken tot een vergelijk te komen. Toen evenwel het gezantschap nabij de stad kwam, werd hun vanwege de overheid van Genève bericht gezonden, dat hun de toegang tot de stad ontzegd was. Calvijn en Farel lieten zich daardoor niet afschrikken, maar wenschten tot hunne Gemeente terug te keeren. Te Genève ging de boosheid der afkeerigen alle perken te buiten; de Libertijn Yaudel had moordenaars omgekocht, om Calvijn en Farel van kant te helpen, zoodra zij dicht bij de stad komen zouden; de poorten der stad waren bezet, alsof er een vijand in aantocht ware; op do markt stond een ketel met kokende olie gereed, waarin „Vader Farel" sterven zou, ingeval hij het wagen mocht, in de stad te komen.
Toen de Berners een en ander gewaar werden, gaven zijzelven den Hervormers den raad, om niet naar Genève terug te keeren. Zoo begaf zich Calvijn dan naar Bazel en verder naar Straatsburg, waarheen Farel zijnen vriend begeleidde. Onder weg, toen zij door eene rivier waadden, die buiten hare oevers getreden was, was een hunner bijna verdronken, doch de rivier was minder meêdoogenloos dan de menschen. Het werk der hervorming, dat te Genève met zulke goede verwachtingen was begonnen, scheen geheel verijdeld te zijn, en de Libertijnen hadden de handen nu geheel vrij.


E R R A T U M .

N°. 46, pag. 295, 2e kolom, regel 2 v. b. in plaats van „is het gedaan",, lees: „bij u gestaan". „ „ „ „ 2e kolom, regel 1 0 v.b. in plaats van „wij stierven", lees: „wij zijn gestorven".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Willem Farel, de Hervormer van Waadtland

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's