Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verborgenheid der godzaligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verborgenheid der godzaligheid

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is g r o o t : God is geopenbaard in het vleesch." 1 Tim. 3 : 16a.

In afgodische verblindheid riepen eens de inwoners van Lystre, toen Paulus den kreupele genezen had: „De goden zijn den menschen gelijk geworden en tot ons nedergekomen". (Hand. 1 4 : 1 1 . ) In w a a r a c h t i g g e l o o f kunnen wij juichen: God is den menschen gelijk geworden en tot ons nedergekomen. De menschwording van den Zone Gods, onzen hooggeprezen' Heere en Zaligmaker, is de wonderbaarste en te gelijk de genaderijkste gebeurtenis, die ooit op aarde heeft plaatsgegrepen. Wel mogen wij vol verbazing op dit wonder staren en met een dankbaar hart belijden: Zoo ons dit Kindeken niet was geboren, wij waren altegaar verloren.
Met geheimzinnige, verborgene dingen hielden de heidensche wijsgeeren zich veel bezig; zij gewaagden van geheimenissen der heidensche godenleer, die bij nadere beschouwing slechts als goochelspel en zinsbedrog openbaar werden. Wij evenwel hebben eene verborgenheid, waarvan het met recht heet, dat vleesch en bloed haar niet openbaren, ook niet ontdekken of begrijpen kunnen. Zelfs nadat ons deze verborgenheid door het Evangelie geopenbaard is, blijft zij nog altijd eene verborgenheid.
De menschen keeren altijd weder terug tot hunne rechtvaardigheid uit de werken, tot den „vrijen wil", tot h un loopen en moeten. Dat God alleen het goede werk in ons beginnen en voleinden moet, dat Hij alleen onze zaligheid teweegbrengen kan, dat kan vleesch en bloed niet vatten ; want de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn. Ons heeft God het echter door Zijnen Geest geopenbaard.
Woordelijk uit het Grieksch vertaald, luidt de tekst: „En z o n d e r t e g e n s p r a a k , of ontegenzeggelijk, of (gelijk de Statenvertaling heeft) buiten allen twijfel groot is de verborgenheid der godzaligheid". Heeft deze verborgenheid dan werkelijk nooit eenige tegenspraak ondervonden ? is zij dan nimmer betwijfeld? Er zijn theologen, die in hunne scherpzinnigheid uitgevonden hebben, dat men hier eene onjuiste I lezing gevolgd heeft, en dat het eigenljjk naar meest betrouwbare Handschriften heeten moet: W e l k e is geopenbaard, en niet: „God is geopenbaard!" Het menschelijk verstand schuwt juist een onomwonden belijden van de openbaring van God in het vleesch het allermeest en zoekt allerlei uitvluchten. Daarom schrijft ook reeds Johannes: „Alle geest, die belijdt, d a t j e s us | Christus in het vleesch gekomen is, die is uit God; en alle geest, dio niet belijdt, dat Jesus Christus in het vleesch gekomen is, <lie is uit God niet". (1 Joh. 4 : 2, 3.) Welk eene tegenspraak heeft deze verborgenheid alleen reeds door de vreeHolijke Ariaansehe twisten ondervonden, en in het algemeen door die van alle oudo en nieuwe dwaalleeraars, die zich mot al hunno geleerdheid daartegen verzet hebben. En n o c h t a n s blijft zij z o n d e r t e g e n s p r a a k ; want het woeden dor menschon kan Gods waarheid niet omverstooten. Zij heet eene verborgenheid der godzaligheid, opdat wij leeren, dat wij zonder godzaligheid er niets van begrijpen. „Godzaligheid" nu beteekent: God in eere houden, met Hem niet naar ons goeddunken, als met eenen dooden afgod, omspringen, maar voor Zijne gerechtigheid en heiligheid wegzinken, Zijn verterend vuur tegen de zonde en ongerechtigheid in het diepste dos harten gevoelen, zoodat men moet uitroepen: Ik ellendig menseh! wie zal mij verlossen uit hot lichaam dezes doods! ? Zoo wij door Gods Wet van onze zonde en onze ellende en van Gods heiligheid in het binnenste overtuigd zjjn, zullen wij ook met alle godzaligen bekennen, dat vanwege de gerechtigheid en waarheid Gods niet anders voor onze zonden kon betaald worden, dan door don dood des Zoons Gods. Deze verborgenheid ljjdt zoo weinig tegenspraak, dat zelfs de duivelen, ondanks henzelven, Jesus als den Zone Gods erkennen moesten.
Groot is deze verborgenheid, zoodat zelfs de engelen begeerig zijn, in haar in te zien. Welk een oneindige afstand is er tusschen God en do menschen! En nochtans zien wij de oneindige heerlijkheid Gods in Christus zoo met ons vleesch vereenigd, dat het één persoon is. Kunnen wij ons iets grooters denken, dan dat de eeniggeborene Zoon den schoot des Vaders verlaat en ons arme vleesch en bloed met al de gevolgen der zonde op Zich neemt?
Do Hoidonen verhalen als iets groots, dat koning Kodrus zijn koninklijk sieraad aflegde en zich in bedelaarsgewaad hulde, om zijn vaderland te redden. Doch wat is deze vernedering bij de geboorte van den Z o n e G o d s in den stal, en bij Zijnen dood aan hot vloekhout des kruises! G r o o t is deze verborgenheid; want in haar zjjn alle beloften Gods ja en amen ter eere Gods; in haar heeft God Zijne eere, die geschonden was, doordat de mensch van Hem afviel, teruggekregen, on kan Hij zonder krenking Zijner gerechtigheid den zondaar genadig zijn; in haar zien wij het onmogelijke volbracht, daar wij als zondaars niet tot God konden komen, dat Gods Zoon tot ons nederkwam, om ons in ons vleesch tot God te brengen. In deze verborgenheid zien wij God en mensch tot éénen persoon vereenigd, zien wij het onderscheid tusschen beide naturen en de eenhoid des porsoons.
De Apostel noemt haar eene verborgenheid der g o d z a l i g - h e i d , om daarmede aan te duiden, dat ons do openbaring dezer verborgenheid alleen tot ware godzaligheid leidt; want worden wij bij hot licht van Gods Geest gewaar, welke gave God ons geschonken heeft, on wordt het ons in het geloof gegeven, ons dezen geschonken' Zoon toe te eigenen, zullen wij dan niet mot een dankbaar hart God roemen, zeggende: „Die ook Zijnen eeniggeboren' Zoon niet gespaard heeft, maar heeft IIem voor ons allen overgegeven, hoe, zal Hij ons met Hem niet allo dingen schenken!?"
„God is geopenbaard in hot vleesch." Hieruit kunnen wij leeren, hoe God door ons gekend wil zijn. Hieruit kunnen wij Zijne gezindheid jegens ons leeren kennen. „Hier kunt gij zien, dat God genadig is zonder uwe verdienste." Nu is ons een toegang tot God geopend, nu weten wij, dat wij eenen Vader in den hemel hebben, Die ons om Zijns Zoons wil genadig zijn en ons al onze zonden vergeven wil. Nu hebben wij eenen volkomenen Middelaar, Die gekomen is, om onzen ganschen schuldenlast op Zich te nemen en eene eeuwig geldende verlossing teweeg te brengen. In Zijnen Zoon kunnen wij steeds vol vertrouwen tot den Vader gaan, en van Hem a l l e hulp verwachten. Nu hebben wij midden in onzen dood leven, eeuwig leven; en dit leven is in onzen Immanuël, God met ons! Daarom verkondigden de engelen bjj Zijne geboorte g r o o t e b l i j d s c h a p , die al den volke Gods is te beurt

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 11 Pagina's

De verborgenheid der godzaligheid

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1891

Amsterdamsch Zondagsblad | 11 Pagina's