Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Boek Genesis in Vragen en Antwoorden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Boek Genesis in Vragen en Antwoorden.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk 26.
Vr. Hoe gedroeg Izak zich?
Anlw. Hij deed volkomen hetzelfde, wat zijn vader Abraham gedaan had; hij was nml. vreesachtig en kleingeloovig, waar hij van Rebekka zeide : „Zij is mijne zuster". De Heere echter was met hem, zegende hem, en vernieuwde met hem het Verbond, dat Hij zijnen vader gezworen had. Tegenover Abimelech, die zich zeer zelfzuchtig toonde, gedroeg Izak zich kalm en bescheiden. Zoo ook in de zaak der waterputten. Zonder door hunnen koning bestraft te worden, hadden Abimelechs herders hem reeds verscheidene waterputten ontnomen, — en een put is in het Oosten een zeer kostbaar iets, — en hem het eene onrecht over het andere aangedaan; hij bood hun echter geenen weerstand, maar trok bedaard naar eene andere plaats, en deed mitsdien wat de Heere Jesus zegt Matth. 5: 40. De Heere, de Almachtige, maakte hem evenwel groot en machtig, ja zoo machtig, dat Abimelech met vrees vervuld werd en kwam, om met Izak een verbond te sluiten, juist zooals hij vroeger met Abraham gedaan had; want ofschoon Abimelech hem eenen gezegende des Heeren noemde en zeer vriendelijk met hom sprak, vertrouwde hij hem toch niet, en liet zich door Izak zweren.
Vr. Wat zien wij uit het 32stc Vers?
(En hel geschiedde ten zelfden dage, dat Izaks knechten kwamen, en boodschapten hem van de zaak des puts, dien zij gegraven hadden, en zij zeiden hem: Wij hebben water gevonden.)
Antw. Dat God Izak terstond voor zijne zachtmoedigheid beloond heeft.
Vr. Wat blijkt ons uit het 34sle en het 35sle Vers?
(Als nu Ezau veertig jaren oud was, nam hij tot eene vrouw Judith, de dochter van Beëri, den Hethiet, en Basmalh, de dochter van Elon, den Hethiet. En dezen waren voor Izak en Rebekka eene bitterheid des geestes.)
Antw. Dat ook Izak en Rebekka huiskruis gehad hebben.

Hoofdstuk 27.
Vr. Waarom liet Izak zich door Ezau eene spijze bereiden, voor hij hem zegende ?
Antw. Hij wilde hem den zegen niet om niet geven, wilde als het ware zijne vaderlijke rechten nog eenmaal over hem uitoefenen, en beval hem daarom, op de jacht te gfj,an.
Vr. Wat geschiedde daarop ?
Antw. - Rebekka nam de kleederen van haren grootsten zoon, trok ze Jakob aan, maakte eene spijze gereed en liet hem daarmee tot zijnen vader ingaan. Izak at en zegende daarna Jakob in de meening, dat het Ezau was. Terstond daarop keerde deze terug en ontdekte, dat de zegen, die zijn vader voor hem bestemd had, reeds op zijnen broeder gelegd was.
Vr. Wie had nu verkeerd gedaan ?
Anlw. 1) Izak, daar hij de woorden des Heeren niet bewaard, en Ezau voorgetrokken had; daarna echter deed hij zooals behoorde, want hij zeide van Jakob: „Ook zal hij gezegend wezen", en erkende daarmede zijne zonde; 2) Rebekka, want zij liep God vooruit en beval haren zoon, zijnen vader te bedriegen; wederom deed zij niet verkeerd, waar zij zich aan de belofte vasthield; 3) Jakob, naardien hij zijnen blinden vader misleidde, terwijl hij anderzijds toch zijne moeder gehoorzamen moest.
Vr. Wat leeren wij hieruit?
Anlw. Wij leeren hieruit, hoe de mensch is. Aan Izak zien wij, hoe wij ons altijd door het uiterlijk schoone en schitterende laten aantrekken, en daaraan de voorkeur geven; en aan Rebekka, hoe oneindig zwaar liet ons valt, al ons vertrouwen op God alleen te stellen en geheel van onszelven af te zien, hoe wij altijd meenen, dat wij inet ons verstand den Heere een weinig moeten helpen. — Yoorts moeten wij uit deze geschiedenis leeren, hoe genadig de Heere is, hoe Hij alles, wat wjj in den nood bedorven hebben, ten beste keert.
Vr. Waarom deelde Rebekka aan Izak niet de geheele oorzaak van Jakobs reis mede ?
Anlw. Zjj wilde haren man in zijnen ouderdom niet zulk een verdriet aandoen; ook zou deze het waarschijnlijk niet van Ezau, zijnen lieveling, geloofd hebben.

Hoofdstuk 28.
Vr. "Waarom nam Ezau ook de dochter van Ismaël nog tot vrouw?
Antw. Hij wilde bij .Jakob in niets achterstaan, door liem in geen ding overtroffen zijn.
Vr. Hoe verliet Jakob zijns vaders huis?
Anlw. Zonder have en goed, alles achterlatende, terwijl zijn oudere broeder in het bezit bleef van alles. Verdreven door zijnen broeder, moest hij vader en moeder verlaten en heengaan naar een vreemd land, niets bij zich hebbende dan zijnen staf. Men kan zich voorstellen, in welk eene treurige stemming hij moet geweest zijn; maar juist toen hij zoo moedeloos was, werd hij wonderbaar gesterkt door eenen droom, dien God hem deed droomen.
Vr. Welke was deze droom ?
Antw. Hij zag eene ladder, die op de aarde stond en tot aan •den hemel reikte; de engelen Gods klommen langs deze ladder op en neder, en bovenaan stond God de Heere en sprak tot Jakob.
Vr. Wat beteekent deze droom?
Anlw. De ladder is een beeld van Jesus Christus. (Joh 1 : 52 ) Gelijk men zich van eene ladder bedient, om naar boven te komen, zoo moest de Heere Jesus Christus de weg ten hemel zijn. Dat zij op de aarde stond, beteekent, dat Hij mensch worden zou, en dat zij tot aan den hemel reikte, duidt aan, dat Zijne heerlijkheid en macht alle hemelen vervult. Dat God de Heere boven aan de ladder stond, beteekent, dat Zijn hart geopend is voor al degenen, die langs deze ladder, door Zijnen Zoon, tot Hein komen. — De zegen, dien Jakob ontving, houdt zeer veel in; terwijl hij toch niets had, zeide de Heere, dat in hem en in zijn zaad alle geslachten des aardbodems zouden gezegend worden. Deze belofte was dezelfde, die ook aan Abraham en Izak gegeven werd. (Yergel. Gal 3 : 16.)
Vr. Waarom vreesde Jakob bij het ontwaken ?
Anlw. Hij gevoelde de nabijheid des Heeren, en waar de Heere komt, daar schrikt de mensch altijd en gevoelt, hoe zondig hij is.
Vr. Wat blijkt ons uit het 18ae Vers?
(Hij nam dien sleen, dien hij tol zijne hoofdpeluw gelegd had, en zette hem tol een opgericht teehen, en goot daar olie boven op.)
Antw. Wij zien daaruit, hoe Jakob vervuld geworden was van de waarheid, dat God het verstaat, steen tot vleesch te maken. (Zie Ezech. 36 : 26.)
Vr. Wat toonde Jakob door zijne gelofte ?
Antw. Dat hij erkende, dat de Heere alleen hem alles geven kon, wat hij noodig had, zoowel kleederen als voedsel.

Hoofdstuk 29.
Vr. Hoe kwam het, dat Jakob alleen den steen van den put kon wegnemen, eenen steen, dien anders slechts twintig menschen konden afwentelen?
Antw. Eensdeels doordien God hem de kracht daartoe gaf, anderdeels door de groote blijdschap over het ontmoeten van iemand van zijne maagschap.
Vr. Hoe gedroeg Laban zich ?
Antw. Labans gedrag jegens zijnen neef was zeer liefdeloos en later ook hoogst onrechtvaardig. In plaats van terstond met hem af te spreken, welk loon hij voor den te verrichten dienst zou genieten, liet hij liem eerst eene maand om niet arbeiden, en vroeg hem eerst daarna, welk loon hij begeerde te ontvangen. Hij deed dit klaarblijkelijk slechts uit hebzucht, daar hij wel wist, dat Jakobs eischen niet onbescheiden zouden zijn. Jakob stelde hem voor, liem zeven jaren om zijne dochter Rachel te dienen en wachtte met het grootste geduld onder bestendigen vlijtigen arbeid het einde der zeven jaren af, en als nu eindelijk de tijd verstreken was, bracht Laban niet terstond zijne dochter tot hem, zooals men verwachten zou, maar moest Jakob haar eerst nog opeiachen en Laban aan zijne belofte herinneren; maar ook nu ontving hij Rachel nog niet, want op den dag der bruiloft bracht Laban zijne oudste dochter tot Jakob, zoodat deze den volgenden dag tot de ontdekking kwam, dat zijn oom hem schandelijk bedrogen had, en dat Lea zijne vrouw was.
Vr. Hoe was het mogelijk, dat hij de verwisseling niet terstond ontdekte?
Antw. Het gebruik eischte, dat de bruid op den dag der bruiloft in eenen dichten sluier gehuld was, zoodat de bruidegom haar aangezicht niet zien kon; ook mocht zij geen woord met hem spreken.
Vr. Hoe kon Lea in het bedrog bewilligen ?
Antw. Dit heeft haar gewis vele tranen gekost, maar als dochter mocht zij zich niet tegen de bevelen baars vaders verzetten.

Hoofdstuk 30.
Vr. Wat leert ons Rachels gedrag ?
Anlw. Rachels gedrag leert ons, hoe de mensch is. Hoewel zij eene godvreezende vrouw was, was zij met nijd jegens hare zuster vervuld.
Vr. Wat is „dudaïm"?
Anlw. Eene zoete veldvrucht.
Vr. Wat leeren wij daaruit, dat de deeling der kudde altijd voordeelig voor Jakob uitviel ?
Antw. Dat de Heere wel rijk maken kan, en dat Hij zegent en nimmer verlaat, die Hem vreest. Jakob had, toen hij van huis ging, niets gehad dan zijnen staf, en nu had hij alles in overvloed. — Wat wij Vers 31 — 43 lezen, deed Jakob op bevel van den Engel Gods, en Laban was daarmede tevreden, zooals blijkt uit de vergelijking met Hoofdstuk 31:8. Ook heeft Jakob zich nooit ten koste van Laban verrijkt, maar slechts schade van hem gehad.

Hoofdstuk 31.
Vr. Wie was de Engel, die aan Jakob verscheen?
Antw. Jesus Christus, want Hij zeide: „Ik ben die God van Beth-El".
Vr. Waarom ging Jakob heimelijk weg van Laban?
Anlw. De Heere had hem geboden, heen te gaan, en hij •wist -wel, dat Laban hem niet gewillig zou laten trekken.
Vr. Waarom stal Kachel haars vaders goden ?
Antw. Om een aandenken te hebben aan haar vaderland; ook heeft zij misschien deze goden in het verborgen vereerd, gelijk zij zulks van haren vader had gezien. De door haar ontvreemde afgodsbeelden waren geheel en al van goud, en hunne waarde bedroeg waarschijnlijk wel drie tot vier duizend gulden.
Vr. Waarom sloeg Jakob zijn kamp op het gebergte van Gilead op ?
Anlw. Omdat daar goede weiden voor het vee waren.
Vr. Wat deed Laban, toen hem geboodschapt werd, dat Jakob gevloden was ?
Antw. Hij jaagde de vluchtelingen na, en hen achterhaald hebbende, overlaadde hij Jakob met verwijten over zijn gedrag. Daarbij stelde hij zich aan, alsof hij de teederste vader was, die zijnen dochteren met trommel en harp uitgeleide zou gedaan hebben, terwijl hij haar toch als vreemdelingen behandeld en aan Jakob verkocht had. Verder sprak hij van God, zijnen Heere, en schaamde zich toch niet, naar zijne goden te vragen. Hij beschuldigde Jakob ronduit van diefstal, en doorzocht zelfs de teuten der vrouwen, wat hem volstrekt niet toekwam; kortom, hij deed met Jakobs eigendom, als met het zijne, gelijk hij het later ook werkelijk het zijne noemde. Hij gedroeg zich dus zeer aanmatigend en eigenmachtig, en zou gewis nog iets anders beproefd hebben, zoo niet de schrik des Heeren over hem gekomen was.
Vr. Wat wilde Jakob zeggen, waar hij (Yers 42) van de vreeze van Izak sprak ?
Antw. Dat de vreeze voor Izak Laban weerhield.
Vr. Waarom wilde Laban een verbond met Jakob maken ?
Anlw. Hij vreesde en vertrouwde hem niet, en zeide hem dit ook in het aangezicht. Hij ontzag zich niet, Jakob, die hem toch niets dan liefde bewezen had, als eenen roover te behandelen, die hem zijn eigendom ontnemen zou, en als eenen tyran voor zijne dochteren. Dit alles doet ons zien, wat voor man Laban was, en welk een in het oog loopend verschil er was tusschen hem en den godvreezenden Jakob, wiens geduld en zachtmoedigheid, toegevendheid en ootmoed hier duidelijk uitkomt, en die ook nu nog aan Labans begeerten voldeed.
Vr. Wat had Laban nu door zijne gierigheid gewonnen?
Antw. Niets; daarentegen had hij Gods Woord (in den mond van Jakob), zijne dochteren, zijn vee en vóór alle dingen zijn gerust geweten en zijnen vrede verloren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 februari 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Het Boek Genesis in Vragen en Antwoorden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 februari 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's