Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Boek Genesis in Vragen en Antwoorden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Boek Genesis in Vragen en Antwoorden.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK 45.
Vr. Kon Jozef wat Juda van den ouden Jakob verhaalde kalm aanhooren ?
Anlw. Neen, hij kon zich niet meer bedwingen, gebood allen, die bij hem stonden, heen te gaan, en luid weenende riep hij toen zijnen broeders toe: „Ik ben Jozef!"
Vr. Wat is er bij het 16'lc Vers van dit Hoofdstuk op t e merken?
Anlw. Dat de Heere Jozef zeer genadig was, hem alles deed gelukken en hem in alles zegende. Zoo neigde Hij het hart van Farao, zoodat deze de familie van Jozef, die toch zeer talrijk was, vriendelijk beloofde op te nemen, welke belofte hij later ook hield. Even goed had de koning het hem kunnen ontzeggen, maar de Heere zorgde voor alles.

HOOFDSTUK 46.
Vr. Waarom wordt Jakob, waar hij zijne reis naar Egypte aanvaardt, Israël genoemd, terwijl hier toch van geene smart sprake is ?
Anlw. Omdat het Jakob zwaar viel, naar het vreemde land te trekken met verlating van het land, dat de Heere hem aangewezen had, en waar hij de belofte ontvangen, en God hem gezegend had. De Heere sterkte hem echter terstond weder, door aan hem te verschijnen en hem de belofte te herhalen.
Vr. Hoe zijn de woorden des Heeren in Vers 4 te verstaan ?
(Ik zal mei u aftrekken naar Egypte, en Ik zal u doen weder optrekken, mede optrekkende.)
Anlw. Jakob is niet levend naar het land zijner vaderen teruggekeerd, maar toen hij gestorven was, brachten zijne zonen zijn lichaam, gelijk hij hen had doen zweren, naar het land Kanaan en begroeven het in de spelonk van Machpela, waar de kinderen Israëls later ook de beenderen van Jozef hebben begraven.
Vr. Welke woonplaats werd het huis Israëls aangewezen?
Anlw. Het land Gosen, dat het beste, het vruchtbaarste deel van Egypte is.
Vr. Wat bewijst Jozef hier in het 29ste Vers ?
(Toen spande Jozef zijnen wagen aan, en loog op, zijnen nader Israël te gemoel naar Gosen; en als hij zich aan hem vertoonde, zoo viel hij hem aan zijnen hals, en weende lang aan zijnen hals.)
Anlw. "Wij vinden hier een nieuw bewijs van zijnen waarachtigen ootmoed. Hij, de eerste na Faraö, (rekt den eenvoudigen Jakob, het herdersvolk te gemoet. — Zoo gedraagt hjj zich ook verder, als hij tot zijne broeders zegt, dat zij Faraö zonder terughouding zullen mededeelen, tot welken stand zij behooren, terwijl toch de veehoeders bij de Egyptenaren zeer in verachting waren. Jozef schaamde zich echter zijner nederige afkomst volstrekt niet, en wilde niet meer schijnen dan hij was.

HOOFDSTUK 47.
Vr. Hoe handelde Jozef verder met zijnen vader en zijne broeders ?
Anlw. Hij stelde aan Faraö een deel zijner familie voor, nml. zijnen ouden vader en vijf zijner broeders. (Vijf beteekent eigenlijk vele.) Faraö gedroeg zich zeer vriendelijk jegens hen, inzonderheid jegens den ouden Jakob, en eerde alzoo in den vader diens zoon Jozef.
Vr. Wat deed Jakob aan Faraö?
Anlw. Hij zegende den koning, wat hij als achtenswaardig grijsaard zich veroorloven mocht — Bij deze gelegenheid bekende hij van zijnen levenswandel, dat deze boos was. Wij vinden in deze zijne woorden een bewijs van zijnen ootmoed.
Vr. Wat beteekenen de woorden in het 31'te Vers: „En Israël boog zich ten hoofde van het bed" ?
Anlw. Hij richtte zich op, in eene zittende houding.

HOOFDSTUK 48.
Vr. Waarom staat hier in het 2llc Vers: „Zoo versterkte zich I s r a ë l , en zat op het bed", en niet: „Jakob"?
Anlw. De naam Israël duidt hier aan, dat het Jakob veel inspanning kostte, om zich op te richten, dat echter de vreugde van Jozef vóór zijnen dood nog eens te zien, hem zijne zwakheid deed overwinnen.
Vr. Hoe is het te verklaren, dat Jakob, zijnen zoon Jozef toesprekende, zoo opzettelijk alleen van Rachels dood gewaagde ?
Antw. Hij gedacht op dat oogenblik aan den angst, den nood en de smarten, die Rachel om haren zoon Benjamin en ook om Jozef doorstaan had. Zulks had hjj zelf later ook doorgemaakt, toen hij van zijnen lieveling beroofd was en onder bittere smart rouw over hem droeg. Zoo denkt hij nu, als hij in de bewaring van Jozef de genade Gods zoo heerlijk voor oogen heeft en zich het om Jozef doorgestane leed herinnert, allereerst aan zijne geliefde Rachel, die hij in Kanaan verloren had.
Vr. Wat wil het zeggen, dat Jozef zijne zonen van zijns vaders knieën deed uitgaan?
Anlw. Jozef nam zijne zonen, die aan den boezem zijns vaders leunden, van daar weg. — Hij stelde hen daarop voor Jakob, opdat deze hen zegenen mocht. Aan den zegen der ouders en grootouders werd toen zeer veel waarde gehecht.
Vr. Hoe zegende Jakob de knapen ?
Anlw. Hij sterkte zich, d. i. deed zich geweld aan (waarom hij hier Israël heet), en legde zijne armen kruiselings over elkander, zoodat zijne rechterhand op het hoofd van Efraïm en zijne linkerhand op dat van Manasse, den eerstgeborene, rustte.
Vr. Waarom gaf hij aan Efraïm den voorrang boven Manasse?
Anlw. Efraïms naam beteekent: God heeft mij doen wassen in het land mijner verdrukking. Dit laatste had Jakob heerlijk ondervonden, naardien hij zonder iets te bezitten naar Laban ging en met groote rijkdommen wederkeerde; dat ervoer hij ook, toen hij Jozef in heerlijkheid en eer wederzag, terwijl hij nu zelfs zijne kleinzonen omhelzen kon. Aan al zulke genade des Heeren werd Jakob door den naam van Efraïm levendig herinnerd, en krachtig daardoor aangegrepen, zegende hij dezen.
Vr. Wat beteekende het, dat hij zijne kleinzonen met kruiselings over elkander gelegde armen zegende?
Anlw Dat zij in het kruis, in het lijden van Jesus Christus gezegend zouden worden.

HOOFDSTUK 49.
Vr. Wat wordt ons in dit Hoofdstuk medegedeeld ?
Anlw. Dat Jakob zijn einde voelde naderen en zijne kinderen om zich heen verzamelde, ten einde hen te zegenen. Van Ruben zcide hij, dat deze zijne kracht, zijne macht had moeten zijn, maar door zijne goddelooze daad had hij het verbeurd, waarom het tot hem heette: „Gij zult de voortreffelijkste niet zijn". Van Simeon en Levi die hunne kracht vereenigd hadden, om eene daad van geweld te begaan, zeide Jakob, dat zij verdeeld en verstrooid zouden zijn onder Israël. Aan Juda gaf hij daarop deD rijksten zegen: uit Juda, die van alles overvloed zou hebben, zou de Schilo, de Zegen- en Rustaanbrenger, Jesus Christus, voortkomen, Wien de volken zouden gehoorzaam zijn. Zoo gaat Jakob voort met aan ieder zijner zonen de toekomst te voorspellen.
Vr. In welk verband en in welken zin moeten de woorden „op Uwe zaligheid wacht ik, Heere!" (Yers 18) opgevat worden ?
Antw. Wij hebben deze te verstaan in verband met de voorzegging aangaande Dan. Jakob wilde er mee zeggen, dat hij hoopte, dat de Heere, hoewel Dan een verleider zijn zou, alles zou ten beste keeren.
Vr. Welken zegen heeft Jakob over Jozef uitgesproken ?
Anlw. Aan Jozef werd onder het beeld van eenen vruchtbaren tak aan eene fontein, welks twijgen over den muur loopen, de grootste vruchtbaarheid toegezegd.

HOOFDSTUK 50.
Vr. Wat liet Jozef ipet het lijk zijns vaders doen?
Anlw. Hij gebood, het te balsemen, en liet veertig dagen daaraan besteden. — In Egypte bestond nml. de gewoonte, om de lijken der aanzienlijken te balsemen en ze in eene nauwsluitende kist in eene groeve te zetten. Zoo kon men ze vele duizenden jaren voor vergaan bewaren.
Vr. Wat blijkt ons uit het gedrag van Jozefs broeders, waarvan wij in het 15'le Yers lezen?
Anlw. Dat zij nog altijd dezelfden waren, Jozef wantrouwden in weerwil van al zijne goedheid, en zijne liefde niet verstonden. Toen Jozef hunne woorden vernam, werd hij ontroerd en weende over zijne broeders, maar troostte hen terstond, sprak hen vriendelijk toe en stelde hen gerust.
Vr. Wat wordt ons hier ten slotte nog van Jozef medegedeeld?
Anlw. Dat hij tot in hoogen ouderdom te midden van zijne kinderen en kleinkinderen leefde en eindelijk, honderd en tien jaren oud zijnde, stierf, nadat hij zijne broeders had laten zweren, dat zij, wanneer zij eens uit Egypte zouden optrekken, zijne beenderen zouden meenemen naar het land Kanaiin.
H . F. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 maart 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Het Boek Genesis in Vragen en Antwoorden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 maart 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's