Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paaschoverdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paaschoverdenking.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De God nu des vredes, Die den grooten Herder der schapen door het bloed des eeuwigen Testaments uit de dooden heeft wedergebracht, namelijk onzen Heere Jesus Christus, Die volmake u in alle goede werk, opdat gij Zijnen wil moogt doen: werkende in u hetgeen voor Hem welbehaaglijk is, door Jesus Christus, Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. Hebr. 13 : 20 en 21.

In het 53ste Hoofdstuk van den Profeet Jesaia hebben wij niet alleen eene profetie van liet lijden en sterven van onzen hooggeprezen Heere en Heiland, maar in het l l d c en 12de Vers worden ons ook de heerlijke vruchten Zijner opstanding aangegeven. Hij heeft Zijn leven tot een schuldoffer en tot eene verzoening gegeven. Nu zal Hij ook de machtigen als eenen roofdeelen. Een Thomas, die eerst twijfelt, of de Heere waarlijk opgestaan is, moet nu bekennen: „Mijn Heere en mijn God!" Een Saulus, die een vijand van Christus en een vervolger der Gemeente is, wordt Zijn Paulu3, die, door den Heere bereidwillig gemaakt, ten dage des strijds meer lijdt dan alle overige Apostelen en eindelijk zijn leven laat voor het getuigenis der waarheid. Nu is de overwinning Zijner genade zeer heerlijk. Hij zal de dagen verlengen, d. w. z. eeuwig leven, gelijk Hij betuigt in Openb. 1 : 1 8 : „Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid". Hij leeft nu als onze Middelaar en Hoogepriester, om voor ons te bidden bij den Vader en ons de vruchten van Zijne genoegdoening en Zijne verdiensten deelachtig te maken (Hebr. 7), want na Zijne opstandig is Hij verhoogd aan de Rechterhand des Vaders, en het welbehagen des Heeren — Zijn eeuwige vrederaat! tot redding der uitverkorene zondaren — zal door Zijne hand gelukkiglijk voortgaan. Zoo komen ons van Hem, den Opgetane, Zijne weldaden toe: vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid, en zijn in Hem den Vader welbehaaglijk. Hij leidt nu de Zijnen als de goede Herder (Joh. 10 : 12) of, gelijk onze tekst Hem noemt, als de g r o o t e H e r d er d e r s c h a p e n , in Wien eene volheid der genade voor dezen is. Wederom richt het Paaschfeest ons oog op C h r i s t u s , d e n g r o o t e n H e r d e r der s c h a p e n , w e d e r g e b r a c ht u i t de d o o d e n , waarbij wij de volgende vragenoverwegen: 1" W i e heeft Hem wedergebracht? 2 W a a r d o o r werd Hij wedergebracht? 3° W a a r t o e werd Ilij wedergebracht?
W i e heeft Hem wedergebracht? Wie anders dan de God des vredes! Toen God de Vader Hem opgewekt heeft van den dood, heeft Hij de macht des doods overwonnen, en leven en onverderfelijkheid aan het licht gebracht door Zijn heerlijk Evangelie. Onvrede, duisternis en schaduwen des doods rustten tot dusver op de volkeren. Nu echter heeft Christus uit twee volken, Israël en de Heidenwereld, één volk, een nieuw Israël, een Israël naar Geest gemaakt, opdat het geheel zalig worde. (Rom. 11 : 26.) Wat bij Zijne geboorte de engelen gezongen hebben: „vrede op aarde", zie, het is er nu voor allen, die met een waarachtig geloof, dat in eene dagelijksche bekeering werkzaam is, op Hem zien en luisleren naar Zijne stem als naar die van den grooten Herder Zijner schapen. Ja, zóó wordt Hij genoemd, de eeuwige Zoon des Vaders, omdat zoo groot is hot werk, dat Hij volbracht heeft, de verlossing onzer zielen; zoo groot Zijne liefde, die Hem dreef om Zich voor ons over te geven in den dood; zoo groot Zijne ontferming, die Zijn hart voor ons deed breken ; zoo groot Zijn geloof, waarbij Hij gebleven is ten einde toe; zoo groot te allen tijde Zijne genade jegens ons, die uit onszelven zoo in het geheel geene liefde tot Hem en geen geloof aan Hem in ons hebben, om ons tot Zijne kudde, tot Zijne uitverkorene Gemeente te brengen en bij deze te houden ten einde toe Wie dat doen kan en doet, voorwaar, die is groot, en dat is onze Heere en Heiland. Tot troost der Zijnen zegt IIij echter in Hos. 34 : 13: „Gij nu, o Mijne schapen, schapen Mijner weide!'gij zijt menschen", opdat zij niet vergeten, wie zij zijn, en dat zij in Hem den grooten Herder of' Aartsherder hebben, Die overvloed heeft van alles, wat zij noodig hebben, en naar Zijne stem luisteren, gelijk de Vader zegt, Die Hem wedergebraeht heeft uit de dooden: „Deze ia Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn •welbehagen heb, hoort Hem". Ja, alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zynen Zoon in den dood gaf en Hem daaruit wederbracht tot het leven, tot het eeuwige leven voor Zijn volk.
W a a r d o o r bracht God nu den grooten Herder der schapen weder uit de dooden ? Door het bloed des Nieuwen Testaments. Toen Jesus Zijn bloed vergoot voor Zijne schapen, heeft Hij Zich als hunnen grooten, onvergelijkelijken Herder bewezen, in Wien het eeuwige Testament of Yerbond opgericht is, als in het bloed des Lams, Dat geslacht is van de grondlegging der wereld. (Openb. 13 : 8.) Een eeuwig Yerbond, vóór het verbond der werken opgericht, en eeuwig genoemd, omdat het nooit, gelijk dit laatste, opgeheven wordt; een Verbond, aan hetwelk de vaderen en geloovigen vóór Zijne verschijning in het vleesch zich gesterkt hebben, en dat Hij daarna in de volheid des tijds bevestigd heeft door Zijn bloed. Niet door het bloed der bokken en kalveren, maar d o or Z i j n e i g e n b l o e d is Hij e e n m a a l ingegaan in het heiligdom, en heeft eene eeuwige verlossing teweeggebracht (Hebr. 9 : 12.) Nu spreken wij het met blijdschap met onze kinderen uit, als schapen Zijner kudde: „Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijne zonden volkomenlijk betaald, en mij uit alle geweld des duivels verlost heeft"; want de groote Herder, Die uit de dooden wedergebraeht is op den eersten Paaschmorgen door Zijn bloed, heeft te niet gedaan dengene, die het geweld des doods had, d. i. den duivel. (Hebr. 2 : 14.) „Met ééne offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden." (Hebr. 10 : 14.) En de kracht van dit bloed is het ook, die altoos door1 werkzaam is, om degenen, die verdoold en verloren, dood in zonden en misdaden zijn, weder te brengen uit hunnen dood, en hen te maken tot schapen der kudde, die hierin roemt, dat „het bloed van Jesus Christus, Gods Zoon, ons reinigt van alle zonde". (I Joh. 1 : 7.)
W a a r t o e heeft nu de Vader den grooten Herder der schapen wedergebraeht uit de dooden? Tot onze voleinding, gelijk Vers 21 zegt: „Die v o l m a k e u", enz. Wij uit onszelven brengen het daartoe niet, en wanneer de Heere ons in Zijne ontferming tot Zijne schapen gemaakt heeft, kunnen wij door eigene kracht niet bij Hem en bij de kudde ten einde toe blijven. Allerlei verleiding en ons eigen hart lokt ons steeds naar den doolweg, en de helsche wolf loert op ons, om ons te verslinden. Waar zijn de krachten des levens, om de vijanden te kunnen weerstaan en de traagheid in ons, j a onze onmacht te overwinnen ? Dagelijks moeten wij immers uitroepen: „Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?" Maar Gode zij dank, dat daartoe de groote Herder wedergebraeht is uit de dooden, dat Hij ons, die dagelijks een buit van den vijand van onzer zielen zaligheid zouden zijn, als Zijne schapen door Zijne kracht des levens, dat Hij voor ons op het Paaschfeest verworven heeft, v o l m a a k t in a l l e g o e d e w e r k , o p d at •wij Z i j n e n wil m o g e n d o e n . Hij heeft immers als onze Aartsherder en Hoogepriester voor ons, Zijne arme en geringe kudde, gebeden, dat ons geloof niet moge ophouden, en Zijn wil is het, dat Hij niets verlieze van hetgeen Hem de Vader naar den eeuwigen vrederaad gegeven heeft. Hij kent de Zijnen en draagt hen, waar zij zeiven niet kunnen gaan en Hem dikwijls moeten klagen, welk maaksel zij zijn, als de goede Herder, is in de duisternis hun Licht, en weidt hen op de groene weide Zijns Woords, Daarom, willen wij het waarlijk goed hebben en eens binnenkomen en voor eeuwig verlost zijn, blijven wij dan bij Hem, bij den grooten Herder der schapen! Bij Hem is eene toevlucht altoos en in allen angst hierbeneden, een eeuwige troost, eene voleinding in waarachtige heiligmaking des Geestes en eene eeuwige verlossing. Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 april 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Paaschoverdenking.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 april 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's