Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pinksteren, het feest der uitstorting des Heiligen Geestes. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pinksteren, het feest der uitstorting des Heiligen Geestes. (Slot.)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

H i j , Jesus, d a n , d o o r de R e c h t e r h a n d G o ds v e r h o o g d z i j n d e , e n d e b e l o f t e d e s H e i l i g e n G e e s t e s o n t v a n g e n h e b b e n d e v a n d e n Y a d e r, h e e f t d i t u i t g e s t o r t , d a t g i j n u z i e t e n h o o r t . De wereld ziet den Geest niet, de wereld kent den Geest niet. "Wij leeren den Geest eerst kennen aan het getuigenis, dat deze Geest aan onzen geest geeft, zooals een musicus de tonen kent. — „Hij heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.'' Dat ziet en hoort gij nu, opdat ook gij er naar zoudt verlangen, om onder deze belofte te komen: „Ik zal uitstorten van Mijnen Geest op alle vleesch", — op alle vleesch, zonder onderscheid, waarvan het eene nog meer verdorven is dan het andere, het eene nog zondiger dan het andere, het eene bruikbaarder schijnt dan het andere. — Wij allen hebben zeker leeren lezen en schrijven, maar er zijn ook kinderen, die niets kunnen en niets weten. Hoe komt het nu, dat in een jong kind, zonder dat de ouders er iets van weten, toch iets goeds voor den Heere is? Yanwaar komt het opspringen des kinds onder het hart der moeder? Yanwaar de gedachte reeds bij een j o n g kind: Ik moet naar den hemel? Dat leert geen ouder het kind. Genade is geen i erfgoed; hoewel het verbond, door God met de geloovigen en hun zaad gesloten, vaststaat, toch moet elk kind altijd weer i door den Heere geleerd worden. Dat doet de Geest, Die neeri daalt op de kinderen, de zonen en dochteren. — En Hij wordt ) ook uitgestort op de dienstknechten en dienstmaagden. Zijn ) er ook onder hen, die lezen noch schrijven kunnen, wanneer hunne oogen geopend worden, zien zij hunne ellende, hun ver- & derf, en roepen: „Ik ben v e r l o r e n ! " En wanneer hun nu wonrd I op woord te binnen komt, dat zij wel vroeger geleerd hadden, i maar reeds lang vergeten waren, — vanwaar komt dat ? De ) Geest vraagt niet naar hetgeen de mensch is. Er is hier geene I" sprake van zedelijke volmaaktheid, van gaven, door opvoeding r verkregen, maar als hier s t a a t : „de Geest", dan is er sprake van ) de genade Gods, die in het hart des menschen werkzaam is, i of wel van uitwendige genadegaven tot bloei der Kerk. David i bezat genade, Joab bezat ook genade. Joab moest nu eenmaal i David dienen, totdat het Gods tijd was; toen baatte het 1 hem niet, dat hij de hoornen des altaars aanvatte, de koa ning des vredes liet hem dooden. (Zie 1 Kon. 2 : 2 8 en 29.) t De Geest geeft ook uitwendige genadegaven, uitwendige i kennis van het Woord Gods, uitingen en werkingen des levens, J berouw, bekeering, tranen en gebeden, — maar a c h ! één ding j ontbreekt: ootmoed en liefde. Dat gaat dan zoolang, totdat I het kalf moet geslacht worden, totdat de mensch zichzelven moet verloochenen, opdat niet het vleesch, maar God geëerd worde, dan komt het te voorschijn. Dat zijn zoo uitwendige gaven des Heiligen Geestes. De werkelijke genade is echter in de uitverkorenen eene genade tot eeuwige zaligheid. I Daarbij gaat het evenwel in den afgrond; de mensch wordt get dood, zoodat er niets overblijft van het vleesch, en hij looft God. i Dan zegt men niet, dat Adam heeft gezondigd, of dat de Joden ! hebben gezondigd, maar: „Ik heb het gedaan; Heere Jesus, vergeef, wat ik gedaan heb!"' Men is de voornaamste der zondaren geworden en men blijft h e t ; men leeft voor God en menschen met een goed geweten, maar heilig wordt men niet, en toch is men heilig; rechtvaardig wordt men nooit, en toch is men rechtvaardig; men leeft onberispelijk voor God en menschen, en blijft zijn leven lang een zondaar. Jakob blijft zijn leven lang Israël, en Israël Jakob.
„ I k zal uitstorten van Mijnen Geest", — uitwendige gaven, en inwendige gaven; do Heere vraagt niet naar vleesch. maar juist hetgeen vuil is, moet met zeep gewasschen worden, en dat wil ook de Geest. Dat doet de macht der liefde Gods des Vaders, dat doet de macht van het bloed des Lams, dat de macht van de gemeenschap dee Heiligen Geestes, dat Hij, de Heilige, als rein water wil nederkomen op het onheilige, om de blinden ziende te maken met de stralen van het zaligmakende licht der kennis van God en Christus, hetwelk hier vergelijkenderwijze wordt uitgedrukt met de woorden van den P r o f e e t : U w e z o n en e n u w e d o c h t e r e n z u l l e n p r o f e t e e r e n , en uwe j o n g e l i n g e n z u l l e n g e z i c h t e n z i e n , e n u w e o u d en z u l l e n d r o o m e n d r o o m e n . Dat wil dus zeggen: Mijn Geest zal rusten op u en uw zaad. Van dit profeteeren lezen wij o. a. in de Handelingen der Apostelen, waar ons van Pilippus, den Evangelist, wordt medegedeeld, dat hij vier dochters had; dezen waren nog maagden, geene nonnen, en profeteerden. Zoo lezen wij ook 1 Cor. 14 : 1, „Jaagt de liefde na en ijvert om de geestelijke gaven, maar meest, dat gij moogt profeteeren". Dit nu bestaat niet in een vroom praten of het doen van schoone verhalen, maar daarbij wordt God op het hoogst verhoogd en de mensch op het diepst vernederd, daarbij moet Christus gekend en verkondigd worden in Zijne heerlijkheid, en beleden worden de macht van de genade des Geestes. Dan wordt gerechtigheid gehandhaafd en bestaat het profeteeren niet in vrome gezegden, maar betoont zich in kracht en waarheid; zoodat men niet uitgaat om anderen te bekeeren, maar eerst zichzelven bekeert, en dan door de liefde in stilte zijn huis bekeert, — het licht kan immers niet verborgen blijven. Zoo wordt geprezen des Heeren goedertierenheid en genade, dat Hij te allen tijde onze toevlucht is. Zooals gezegd is, is dit vergelijkenderwijze uitgedrukt naar het woord van den Profeet onder het Oude Verbond: „Uwe jongelingen zullen gezichten zien, en uwe ouden zullen droomen droomen". Hier worden wij heengewezen naar Num. 12 : 6: „En Hij zeide: Hoort nu Mijne woorden! Zoo er een profeet onder u is, Ik de Heere zal door een gezicht Mij aan hem bekend maken, door eenen droom zal Ik met hem spreken". Hoe staat het nu met deze gezichten en droomen? Wel, als de Heere God eenen koning groote wijsheid geeft, heeft dan niet het geheele volk die wijsheid? Het is dus niet de bedoeling, dat een iegelijk zulke gezichten en droomen zal hebben, maar P e t r u s spreekt hier tot menschen uit allerlei volken: Parthere, Meders, Elamieten, Egyptenaren, Babyloniërs, Mooren, Arabieren, en verkondigt, dat op hen de Heilige Geest zal komen. Hij predikt dit met groote kracht, maar spoedig daarna, als hij tot Cornelius zal gaan, die ook zulk een onrein dier was als deze volken, verstaat hij van den ganschen rijkdom der genade en liefde Gods niets meer. Toen moest hij dan opnieuw door een gezicht worden onderwezen; en wat zag hij in dit gezicht? dat hij zulk een bijzonder heilig man was? dat hij verwaardigd werd, op het hoogst verhoogd te worden ? Neen, hij wordt integendeel op het diepst vernederd. „Petrus", zoo wordt hem toegeroepen, „sta op, slacht en e e t ! " In het vat, dat gelijk een groot linnen laken, aan de vier hoeken gebonden, uit den geopenden hemel tot hem nedergelaten was op de aarde, waren „al de viervoetige dieren der aarde, en de wilde, en de kruipende dieren, en de vogelen des hemels". „Geenszins, Heere!" antwoordt Petrus daarom, „want ik heb nooit gegeten iets, dat gemeen of onrein was." Dat zij verre, Heere God, wil hij zeggen, zulke onreine spijze is nog nooit in mijnen mond gekomen, het is immers ook geheel tegen Uwe Wet en TJw gebod in! Maar nu zegt de Heere tot hem : „Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken!" En dit geschiedde tot driemaal toe; en het vat werd wederom opgenomen in den hemel. Toen is Petras verootmoedigd geworden, zoodat hij, bij Cornelius gekomen, beleed, dat hij zeer onverstandig en dwaas was geweest, dat hij niets had verstaan van Gods wegen, en van Zijne liefde niets had begrepen ; „ik verneme in der waarheid", zegt hij, „dat God geen aannemer des persoons is, maar in allen volke, die Hem vreest en gerechtigheid werkt, is Hem aangenaam", m. a. w. tot hiertoe heb ik gemeend, dat alleen de besnedenen vroom waren en in den hemel kwamen, maar God heeft tot mij gezegd : Een ezel mag zoo plomp en leelijk zijn, als hij wil, — als Ik zeg, dat hij een schoon paard is, wat gaat het u aan? Zoo staan dus al deze gezichten, waarvan hier sprake is, niet buiten het Woord, of boven het Woord, maar zijn naar het Woord. Paulus schrijft 2 Cor. 1 2 : 2 vv.: „Ik ken eenen menseh in Christus, dat de zoodanige opgetrokken is geweest tot in den derden hemel; en ik ken een zoodanig mensch, dat hij opgetrokken is geweest in het Paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden"; maar ook: „Mij is gegeven een scherpe doorn in het vleesch, namelijk een engel des Satans". Zoo gij nn met den armen Paulus verwaardigd zijt, dat u een doorn in het vleesch wordt gegeven, nadat gij te voren in den derden hemel zijt opgetrokken geweest, en onuitsprekelijke dingen gehoord hebt, — wel u met dit gezicht, zoo gij daarna moet roepen: „Ach, dat ik toch verlost ware van den Satan !" en dan tot u gezegd wordt: „Mijnegenade is u genoeg! gij zult niets zijn, opdat zich Mijne kracht verheerhjke!" — En droomen, — er zijn droomen van den duivel, er zijn ook ook droomen van God, den Heiligen Geest; dat zijn dan bijzondere begenadigingen, en niet onze persoonlijke geschiedenissen, waaruit wij aanleiding nemen om ons aan Gods Woord te onttrekken; de mensch wordt daarbij in den grond geboord en Gods ontferming verheerlijkt.
De beteekenis van deze woorden is dus : God heeft te allen tijde dienstmaagden en dienstknechten, ouden en jongen; zij hebben niets geleerd, en verstaan niets, maar de Heere onderwijst hen van uit den hemel door Zijnen Geest, en dan zijn zij geleerden, en verstaan meer dan de geleerdste professor, en kunnen ook de studenten onderwijzen.
Alzoo: Ik zal uitstorten van Mijnen Geest op u ; of gij vleesch zijt, daar vraag Ik niet naar! vervolgens op uwe zonen en dochteren, want het verbond der genade zal Ik houden! voorts op uwe jongelingen, om hen te versterken, opdat het bij hen waar zij, wat Johannes in zijnen eersten Brief (Hoofdst. 2 : 13) zegt: „Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den Booze overwonnen"; verder op de ouden, opdat, terwijl zij meer en meer het zichtbare afsterven, zij vervuld mogen worden met hemelsche vreugde als in den slaap.
God heeft nog meer, onuitputtelijk zijn de gaven Zijns Geestes ! in Hem is eene volheid des heils, en Gods rivieren hebben overvloed van water.
Waar de prediking van het dierbare Evangelie komt, daar komt ook kracht des Geestes, en al nemen in de geheele wereld ook maar tien het Woord aan, zoo komt de wereld in rep en roer, en raast de duivel.
De oordeelen Gods gaan over de uitwendige Kerk, die vleesch tot haren arm stelt, hulp bij zichzelve zoekt, en Jesus den Nazarener veracht.
Het oordeel gaat echter ook over de kinderen Gods, die het geloof bezitten, of meenen het te bezitten. Het Woord gaat met hen in den smeltkroes, en zij worden beproefd, of hun geloof waarachtig is. God is er niet mee tevreden, dat de mensch van Gods Woord zegt: „Het is goud!" maar Hij zegt: „Welnu, neem dan dit Woord, dit goud, en ga er mee in den smeltkroes!"
Dit is evenwel bij dit alles waar: „Een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden!"
23 en 24 Mei 1858. H. F. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Pinksteren, het feest der uitstorting des Heiligen Geestes. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's