Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Betrachting over Filippensen 2 : 5—13 en 4 : 4—7,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Betrachting over Filippensen 2 : 5—13 en 4 : 4—7,

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Apostolische woord moge nog zoo vriendelijk, liefderijk, innemend, vleiend, voorkomend, alles uit den weg nemend gezegd zijn, wij moeten het evenwel niet zóó lezen, alsof' alles, wat de Apostel leert en vermaant, slechts eene evangelische vei maning ware, maar wij moeten het beschouwen als zijnde in den grond der zaak niet anders dan een heilig gebod Gods. Wij moeten het zóó lezen, dat wij het niet op anderen, maar op onszelven toepassen, en voorts niet rusten, aleer wij datgene in ons zien, wat de Apostolische vermaning ons als een gebod voorhoudt. Wij hebben onszelven dus niet in onze gedachten er over heen te zetten, maar te denken: Wat wordt ons daar geboden ? en ons dan niet met eigen kracht er op toe te leggen, om het tot stand te brengen, maar er voor weg te zinken, en te belijden: „Dat alles moest er bij mij zijn, maar het is er niet!" en niet op te houden aan de deur de genade te bedelen, te smeeken, te bidden, totdat weggeruimd is, wat ons in den weg staat, om met een goed geweten in vrede met onze naasten te leven.
Ik zou vooraf willen vragen: hoe is het mogelijk, dat Paulus hier schrijft: D a t g e v o e l e n zij i n u, h e t w e l k ook i n C h r i s t u s J e s u s w a s ? Jesus Christus toch gaat als het ware als een reus door de wereld! hoe kan nu een klein kind zulke stappen doen en als van de eene hoogte op de andere stappen? Ja, wij kunnen Gods Woord op zulk eene wonderlijke wijze verstaan!
De Apostel zegt: O n z e H e e r e J e s u s C h r i s t u s was i n de g e s t a l t e n i s Gods. (Vers 6.) Dit moeten wij niet verstaan van het wezen Gods. Dat onze dierbare Heere en Heiland Jesus Christus „God" is, drukt de Apostel duidelijk genoeg uit, als hij zegt: „Hij is in gedaante gevonden als een mensch". Voor ons zou het eene vernedering zijn, als van ons werd gezegd : hij is in gedaante gevonden als een mensch, — maar waar wij van Christus lezen : „Hij is in gedaante gevonden als een mensch", strekt dit te Zijner verheerlijking. Wij moeten d i t: „Hij was in de gestaltenis Gods" aldus verstaan: Hij had, in het vleesch zijnde, in Zich Gods macht, eer, gerechtigheid en wijsheid. In eene gestaltenis zijn, in eene gestaltenis optreden beteekent: zich alzóó tegenover anderen stellen. In de gestaltenis Gods zijn, in de gestaltenis Gods optreden wil dus zeggen: zich tegenover anderen stellen als God en Heere. Eene knechtsgestalte aannemen is: zich tegenover anderen stellen als aller dienaar, als aller dienstknecht.
Onze Heere Jesus Christus had dus in Zich Goddelijke macht, eer, wijsheid en gerechtigheid. Laat ons nu dit eens vasthouden : als wij door eenen ander beleedigd zijn, en er zoodoende twist en tweedracht ontstaat, dan hebben wij macht, I eer, wijsheid en gerechtigheid boven den ander, het moge waar zijn of niet, dat is om het even. Wanneer twee in onvrede met elkander zijn, dan heeft de een zoowel als de ander, als men hem vraagt, macht, en, had hij nog meer macht, hij zou zich wreken; hij heeft wijsheid, zoodat hij zeer goed weet, hoe de ander moet zijn en zich gedragen; hij heeft eer, en handhaaft die met alle macht; hij heeft gerechtigheid, hij heeft in zijne zaak bepaald gelijk, en de ander ongelijk, zoodat deze dus in ongerechtigheid leeft. Nu "is men niet alleen mensch, maar ook Christen, en niet alleen Christen in den algemeenen zin van het woord, maar zelfs in zeer bijzonderen zin : men is bekeerd, geloovig, men verwacht de zaligheid. Zoo is men dus in de gestaltenis Gods, en in deze gestaltenis Gods zijnde, zondigt men tegen het zesde gebod : „Gij zult niet doodslaan!" Men handhaaft zijne macht, eer, wijsheid, gerechtigheid, en veroordeelt en verwerpt de tegenpartij, men kan niet met haar omgaan, en zoo heeft men allerlei.
Onze Heere Jesus Christus nu was in de gestaltenis Gods. Toen men tot Hem zeide: „Gij hebt den duivel!" had Hij macht gehad, om tot de aarde te zeggen: Doe uwen mond open en verzwelg dit rot! Toen de Parizeën Hem den mond stopten met hurne wijtheid, bezat Hij de eer, om hun alzoo den mond te kunnen stoppen, dat Hij hen allen stom maakte, om stom te blijven tot den dag, waarop zij moeten belijden, dat de Vader Hem had gezonden. Toen Hij voor het Sanhedrin stond, en de hoogepriester zeide: „Wij hebben Zijne Godslastering gehoord, wat dunkt ulieden P" en allen riepen: „Hij is des doods schuldig!" toen bezat Hij gerechtigheid genoeg, om het gansche Sanhedrin overhoop te werpen. Een iegelijk leze met aandacht na, wat de Heere tijdens Zijne omwandeling op aarde getuigd heeft. Als Hij het afgehouwene oor van den knecht van Kajafas weder geneest, en daarmee toont, dat Hij de Schepper is van hemel en aarde, laat Hij Zich „Jesus den Nazarener" schelden, laat Zich binden en als gevangene wegleiden. Aan het kruis hangende, toont Hij, dat Hij kan beschikken over hemel en aarde; als Hij het hoofd buigt en den geest geeft, betoont Hij Zich de Almachtige, en toch had Hij geroepen: „Mij dorst!" en ] Zich spottend laten toevoegen : „Houd op, laat ons zien, of Elias komt, om Hem te verlossen!" — Hij was in de gestaltenis Gojs. Ik spreek niet van het wezen Gods, niet daarvan, dat Hij ééns wezens is met den Vader, daarvan spreekt de Apostel ook niet, maar daarvan, welke de gestaltenis Gods is onder ons. Wij hebben — dat wij hot ons duidelijk voorstellen, — met het wezen Gods, maar niet met Zijne gestaltenis te doen, wanneer wij ons van God verlaten gevoelen, en Hij ons nochtans vasthoudt. Wij hebben met de gestaltenis Gods, maar niet met Zijn wezen te doen, als Gods toorn in ons gebeente brandt; want Hij, Die toornt, is nochtans vriendelijk en liefderijk. Wij hebben het wezen Gods en tevens Zijne gestaltenis, als Hij tot de ziel zegt: „Ik ben u genegen, Ik heb u liefgehad met eene eeuwige liefde!" — Maar het gaat hier op het oogeublik niet oin het wezen, maar om de gestaltenis, want Wie is Hij, de Zoon? wie kent Hem? Yoor Hem vallen de duizendmaal duizend engelen op hunne aangezichten. „Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons?" zegt de Wijsheid. (Spr. 3 0 : 4 . ) — Wij spreken van Zijne gestaltenis. Hij was dus in de gestaltenis Gods, en had Goddelijke macht, eer, wijsheid en gerechtigheid, en — Hij heeft Zich nooit zoo tegenover ons gesteld ; tegenover ons, nml. zooals wij zondaren zijn. — Wat al zonden bij ons, voordat wij hand en hart aan den Heere gaven, wat al zonden na dien tijd tegen Zijne macht, eer, wijsheid en gerechtigheid! Ach, wat wij lezen van de Farizeën en Schriftgeleerden en de andere Joden, ook van de discipelen, hoe zij zich tegen den Heere hebben bezondigd, — dat wij het op onszelven toepassen! het zijn ook onze zonden en voortdurende overtredingen tegen Hem, Die als onze trouwe Pleitbezorger onze -zaak in den hemel voor Gods Rechterstoel verdedigt. Nooit heeft Zich de Heere Jesus tegenover hen, die in de dagen Zijns vleesches met Hem omgingen, in Zijne Goddelijke gestaltenis getoond; zelfs heeft Hij nooit zoo ronduit gezegd, dat Hij God, dat Hij de Heere was; Hij liet dit de mensehen zeiven uit de Schrift opmaken; uit Zijnen mond kwam nooit een andere naam, waarmee Hij Zich bij de menschen aanmeldde, dan de naam „Zoon des mensehen", dat is: Adams Zoon, en dat niet Adams Zoon, zoo als anderen, maar zijn eerstgeboren Zoon, om Adams schuld en overtreding op Zich te nemen, en deze te verzoenen, om de eeuwige schuld te betalen, om de zaligheid, vergeving van zonden, opstanding en eeuwig leven te verwerven; zoo heeft Hij Zich niet anders genoemd dan: Zoon des menschen. — Waar Hij naar ons dunken Zijne Goddelijke macht, eer, wijsheid en gerechtigheid had moeten openbaren, daar deed Hij het niet, maar Hij verbergt Zijn aangezicht niet voor smaadheid en speeksel, lezen wij van Hem. Zijne macht toont Hij in het verborgen; wij lezen: „Er ging kracht van Hem uit, en Hij genas hen allen". De eer ging in het verborgen van Hem uit, toen Hij het gedrag van Simon, den Farizeër, afkeurde, en van de beruchte zondares zeide: „Hare zonden zijn haar vergeven, die vele waren: want zij heeft veel liefgehad". Wederom openbaart Hij Zijne wijsheid als de Farizeën tot Hem brengen eene vrouw, beschuldigd van o\• rtreding van het zevende gebod, en Hij hun toont, dat Hij het is, Die de Wet op Sinaï had geschreven, zeggende tot hen, die de vrouw beschuldigden : „Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar". Zijne gerechtigheid openbaart Hij ook, als Zijne discipelen tot Hem zeggen : Laat toch deze kinderen, die ons maar hinderen, van U, — en Hij tot hen zegt: Neen! indien gij niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, gij zult het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. En Hij, de grootste aller leeraren, heeft geen welbehagen in de wijzen en verstandigen, maar in de zwakken en kinderkens. Zoo heeft Hij in het verborgen getoond, en dat slechts door weldoen, dat Hij in de gestaltenis Gods was. Daarentegen bij alle tegenstreven des vleesches deed Hij, zooals Hij nog doet in Zijne Gemeente. Alles, alles laat Hij met het grootste geduld en de grootste lankmoedigheid over Zich heengaan; Hij komt met het Woord des Vaders, en daarmee komende, laat Hij de menschen van Hem maken, wat zij goedvinden Uit Hij Zich eene enkele maal, en toont Hij, dat Hij macht heeft, zoo moet de geheele schare gewapende mannen voor Hem ter aarde vallen, gelijk in Gethsémané is geschied; maar Hij zal hen weder oprichten, Hij ontledigt Zich van Zijne eer en macht, en laat Zich smadelijk binden en wegleiden. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 januari 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Betrachting over Filippensen 2 : 5—13 en 4 : 4—7,

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 januari 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's