Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Romeinen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Romeinen

Hoofdstuk 14 : 19-23

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Apostel Paulus zegt in eenen zijner Brieyen: „Dezelfde dingen aan u te schrijven, is mij niet verdrietig, en het is u zeker". Deze woorden mogen wij ons wel herinneren, nu wij hier in den Brief aan de Romeinen door de woorden, die nu ter behandeling volgen, wederom op hetzelfde onderwerp komen, dat ons reeds meermalen bezighield, namelijk op de vermaning des Apostels om degenen, die zwak zijn in het geloof, aan te nemen en den gewetens geen geweld aan te doen, elkander niet wederzijds te oordeelen of te verachten, maar zichzelveu te verloochenen en elkander te dragen in hartelijke broederlijke liefde om Jesus Christus' wil, niet in hoogmoed en eigengerechtigheid alleen aan zichzelven te denken, en alzoo vast te houden aan zijne eigene meening, die men nu eenmaal heeft, maar te denken aan den zwakken broeder en zijne zaligheid te zoeken. Als het nu den Apostel niet verdriet, dit gansche Hoofdstuk door, ja nog tot in het volgende, de Gemeente telkens weder daarop te wijzen, dan moet het ook ons niet verdrieten, zijne woorden en vermaningen ter harte te nemen, en op onszelven toe te passen; want het heil der Gemeente in haar geheel en het zieleheil van elk harer leden in het bijzonder hangt er veel meer van af, dan wij gewoonlijk denken. God haat allen hoogmoed en alle eigengerechtigheid, maar woont bij hen, die verbroken en verslagen van harte zijn, en den nederigen geeft Hij genade.
Nadat de Apostel in de voorgaande Verzen er op gewezen heeft, waarin het Koninkrijk Gods, en waarin de ware godsdienst of de dienst van Christus bestaat, namelijk in gerechtigheid en vrede en blijdschap in den Heiligen Geest, en ook heeft doen uitkomen, wat het deel is van hem, die Christus alzoo dient, namelijk, dat hij Gode welbehaaglijk is en aangenaam den mensehen, — gaat hij hier aldus voort met zijne vermaning : Z oo dan, d. w. z. dewijl dat zoo is, l a a t ons n a j a g e n , h e t g e en t o t den v r e d e , en h e t g e e n t o t de s t i c h t i n g o n d er e l k a n d e r d i e n t . (Vers 19.) Zoolang dit hoofd en hart vervult: ik ben meer, ik ben beter dan de naaste, ik heb meer verstand en kennis van de waarheid Gods, ik begrijp beter, wat de Heere eigenlijk bedoelt en hoe Hij het wil verstaan hebben, — zoolang men zichzelven bovenaan plaatst, en den naaste de laagste plaats aanwijst, is twist en tweedracht daarvan het gevolg. Dit was immers zelfs het geval bij de discipelen des Heeren. Den avond nog, waarop de Heere het Heilig Avondmaal instelde, twistten zij er onder elkander over, wie van hen de meeste was, wie van hen het meeste geloof, de innigste liefde, de onwankelbaarste trouw, de grondigste kennis had, en ieder kende zulks niet den naaste, maar zichzelven toe. Vandaar het getwist, waarover de Heere hen moest bestraffen. Maar genezen van dezen hoogmoed en het daaruit voortkomende twisten werden zij toch eerst, doordien zij op eene zeer schrikkelijke wijze met hunnen eigen roem te schande werden, doordien zij, die reeds zooveel hadden ondervonden en met den Heere doorgemaakt, die zoo menige goede belijdenis hadden afgelegd, openbaar werden als dezulken, die in 't geheel geene vastigheid en trouw bezaten, maar zich aan den Heere ergerden en Hem verlieten, en die volstrekt geen geloof hadden, maar dachten, dat nu alles gedaan was, omdat de Heere in het graf lag. Toen zij zoo klein gemaakt waren en allen eigen roem hadden verloren, toen hebben zij het strijden en twisten verleerd, en zaten zjj bijeen in eendracht en vrede, en achtte ieder den naaste hooger dan zichzelven. Laat ons daarom najagen, van ganscher harte daarop uit zijn, wat tot den vrede dient. Zoo zegt ook de Apostel Petrus: Zoek den vrede en jaag dien na, — jaag dien na, want zoolang gij uzelven niet kent, niet wilt buigen, uzelven niet wilt verloochenen, maar 11/.<• I vi'11 li "iiii'ivnr den minste wilt handhaven, vliedt do vrede voor ii wii«. Jaag nu, hetgeen tot don vrede diont, opdut duivel liet, nint gewonnen hnbbo, die »toeds van elkander /.noltt in mdi(iiirnii, wiil. dn Hoer« hoeft verbonden en voroenigd, en dun ii|> dn puiuhoopon zjjnon troon opri'dit. Of vuil hot u zoo zwaar, ook eens don ondersten weg to gaan, goon gebruik to multon van uw vermeend of wnrkoljjk rooht, er övor te zwjjgnn oii oi' ui"! op to ntiian, ooi hot laatste woord lo hebben, tnaar don int int te don »toon uit don wog to nomon, waarover hij /iiii kunnen viillnn, hoewel gjj daartoe volstrekt niet verplicht zljlP „ Iiaat oriH najagen, liotgoen tot do stichting ondor oikundor diont," Do Apostel richt zich mot deze woorden nint onkel lot do oouo partjj, lot do ooiio richting in de (lomoonte, gelijk tnen ziclizoivon zoo gaarne zogent on 'lonkt: Out hnti'oft don naaste, (naar mij niet, maar hij wondt zich tot belde; daarom zogt lijj: „onder oikundor". AIH gij /.mi Mlaat op uw recht, op uwe mooniiig, IIIH gij die togonover don niiuitn zoo mol kracht on bedilt dunt golden on niet voor hom wilt wijken, nis gjj hem zijn ongoljjk, zjjno verkeerdheid, zjjno bekrompenheid of enveritand voorhoudt, waarom gONchiodl 'lui Y Ooichiedt het werkelijk, om uwen liroedor te winnen, om hem van den vorkoorden wog af to brongon on hem to brongen op don rechten grond, zooilat hij op dozori grond worde opgebouwd, on verbeterd worde, of gebeurt hot, om uzolvcn te handhaven, om nu eenmaal goljjk te iiehbon on aan uw rooht VIIHI; te houden, om uw hoofd, uwen eigenen ziu door te zetten Y AIH dn Apodol liet der Oemeeuto Ie Corinthn eenmaal eruntig verwijt, dal Hoinmigen zich noomden naar l'uulus, andoren naar Apollos, nog andoren naar (Jophas en wc Ar anderen naar ('hristus, on nlzoo doüo namen tot parljjnamon maakten, torwjjl iodero part|j alleen geijjk in een do lo heblieu on do andore veroordeelde, wiiurdoor allerlei twint on tweedracht ontitond, voegt hji daaraan toe: „Weet gij niet, dut gjj", —g j j , do (lomoonte, die Uod hooft vergaderd, en iu cóiten (loont e n éi'm 1 goloof heeft verbonden, „dal gjj Gods tempel zijl, en de (Joost (IOIIH iu uliodon womtp Zoo iotnand den tempel OIUIH Hchoiiilt", iloiir hot verwekken van zulk oono tweedracht on vordooldheld, „dien zal Ood schonden: want de tempel Gods in heilig, welke gjj zjjt". (I Oor, I I : 1(1 en 17.) Zoo moet dus uilen dienon, niet tot verwoesting on nodorwerping van dezen lompe], muur tot iipliiiuwiiig daarvan, of, zooali wij hier lezen, tot Ntichtiug onder elkander. Dat zal echter allooii geschieden hij voortduronde zelfverloochening. liet gaat daarmoó uls iu eon huwelijk. AIH do man op zijn recht Hiaat on niet wil toogoven, on do vrouw vuil haren kant haar recht doet gelden en huren wil meent te moeten doorzetten, II.IH de een niet voor den nnder wil wijken, muur ieder het laatste woord wil holilieii, don laaUten Hcherpon pijl op don andor wil afschieten, dan zal dat ook lleohti tot verwoesting on verstoring, en nint tot opbouwing of dichting dienen.
Daarom: V e r b r e e k hot werk van O o d n i e t om dor s p i j z e wil. (VOI'H 20) „Verbreken", dat IH lint togoiigeitoldo vuil opbouwen of stichten, I'lr zjjn zoo moaieben, die er eon bjjïondor vermaak, eon b{Jzoudor welgevullen in hebben, om ielH, dal schoon iH en goed, dat piiHHond 'IH en aan hot dnnl beuiitwoordond, to voritorou. Dut uil ligt ook in OUH, hot in de natuur van den ouden moniioh, het gift dim duiveln, de lingeorle, om Ie verderven hetgeen Uod goed gemaakt hooft, nul te verntoren en neder te werpen hetgeen Ood heeft opgebouwd, — hetzij do Oomeenle, die llij Zich lel eer Zijns Naams heeft vergaderd, die Jlij li, midden van do wereld hooft gesteld, om to schijnen IIIH oen licht in do duisternis, en dio, eenmaal verstoord, niet zoo Hpoodig weder vergaderd in; hetzij het huwelijk, waarin Ood twee monschen heeft samengevoegd, opdat zij één zouden zijn, en elkander wederkoerig gelukkig zouden maken, — en waarhij nu ook de rnonseh, ook zij, die do waarheid kennen, on den lleero Jesus Christus mot den mond roemen, op do oabozonnomtto en onverantwoordoljjksto wijze door oigongcrochtigboid en getwist om gelijk to hebben, omdat zijzelven niet willen toogoven en zwijgen, rnuar zulks van den ander verlangen, — afbreken on verwoesten, wat Ood goed on heerlijk hooft gemaakt. En wat hebben zij ten Hintte daarbij gewonnen Y Ongeluk en ellende, anders niot, oenen bokor vol van bitterheid hebben zij zich ingeschonken. En nu uw naaste, uw zwakke broeder, tegenover wiori gij snooft op uwe moordoro kennis, en om wiens wil gij niet wilt wijken, niot wilt toegeven, is hij niot ook hot werk GmlsP Vanwaar is liet anders, dat hij tul konnis dor waarheid is goko non, tot kennis van zonde en schuld on verlorenheid, tot waarachtige bekeering on berouw, on tol, hot geloof in den Heore Josus CbristusP — vanwaar, dat hjj mot u in veroenigd in óéno belijdenis on mot u aanroept <iénon Ood on Vuiler iu den homol, al hooft hij d m ook nog niet allen zoo goed verstaan on bogropen als gij? Is hot niot alles hot werk van dien Ood, Dio hein hoeft gogropen en tot Zich gebracht f is hot niot liet werk Zijner genade, Zijns Heiligen U eest as? En dit werk zult gij nu verbroken, enkol om to b wijzen, dat gij goljjk hebt, om uwe moordoro kennis to kunnen I,nonen, on niet to behoeven toe te govon P En duurmoó wilt gjj nu uwen broeder aanstoot en ergernis geven, zoodat hjj hot Hpoor bjjitor wordt, on mogeljjk alles woder verwerpt, en zolf verloren gaat, of togen zjjn wellicht op dil, punt dwalend geweien moAdoot uit zucht om mensehon to behagen, of uit monschonvreeiP — men wil tooh niot gaarno worden uitgelachen, of uls oen bekrompen moinch worden aangezien 1 Mn nu hooft hij eon kwaad gowoten on gocno bljjtnoodigheid moor tot Oud; hot goostoljjk loven wijkt en zinkt iu den dood. Wilt gjj zoo hot work Ooils verbrekenP en waarom verbrokenY Om der spjjzo wil! Om zoo iets kloiiiH on onbeduidends. Enkel om duuruicê oons rooht to toonen, dal gjj het boter weet, en moordoro konnis licht, on u zoo boven uwen broeder te kunnen verheffen 1 (Slot v u h j l . )

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 maart 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Romeinen

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 maart 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's