Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanteekeningen op op Lukas 14 : 1—24,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekeningen op op Lukas 14 : 1—24,

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ouzo llooro is op Zijne laatste omreize door hot Joodsche land. Hot iH Sabbat; llij reist niot, maar Hjj rust. Vers I. l l i j was g e k o m e n in liet li u i s v a n oonon v a n de o v e r s t e n der K a r i z o ü n . Waar Zjjn Vador moest verheerlijkt of goroohtviuirdigd worden, daar kwam onze Ileore. Op don S a b b a t , om b r o o d to oton. Het was oono gewoonte der Joden, dat zjj op de runt- on foestdagon, nadat zij don openbaron Oodsdionst haddon bijgewoond, vrooljjke maaltijden aanrichtende, hunne vrienden noodigden, om mot hen to oton, on zich te verblijden over het goede, hetwelk hun do llooro iu Kanuiin te genieten gaf. Zulks was naar Gods Wot. Zie Deut. l l i : 11; Neh. 8 : 10 on 11.
„Brood eten" beteekent: eenen maaltijd houden. Vergelijk Gen. 43 : 31—34.
Dit gebeurde in Galilea. — „Overste der Farizeën" beteekent overste der synagoge, beboorende tot de secten der Farizeën. Deze aanzienlijke man had den Ileere na het eindigen van de Godsdienstoefening met vele anderen in zijn huis ten eten verzocht. Met wat oogmerk, blijkt uit het vervolg.
De Heere neemt de uitnoodiging aan, niet om te eten en te drinken, maar om te doen blijken, dat Zijne spijs is: te doen den wil Zijns Vaders, en dat, terwijl Die uit allerlei mensehen de Zijnen roepen wil, Hij Zich ook aan geenerlei mensehen onttrekt, maar alom het Woord der zaligheid verkondigt, zonder Zijne vijanden en lasteraars daarvan uit te sluiten. Vergelijk Hoofdstuk 7: 30; 10: 37.
Z i j n a m e n h e m w a a r (vergel. Hoofdst. 6 : 7) opdat zij eenige beschuldiging tegen hem vinden mochten. Zij verbeeldden zich, dat Jesus hen ten liocgsle verongelijkte; daarom zochten zij iets in Zijne woorden of daden te vinden, waarover zij Hem aanvallen en kwaad berokkenen mochten. Zij komen voor als vrienden, die te zamen brood eten, en openhartig met elkander verkeeren zullen, en ondertusschen . ..
Vers 2. De Farizeën worden in hunne listige raadslagen verijdeld en beschaamd. Dat zij op het houden van den Sabbat stonden, was loffelijk en volgens Gods Wet. Haar wat nu, als zij het negende gebod verachten, vol nijd en boosheid tegen den Heere zijn, omdat Hij komt, om zalig te maken? Wat is Gods gebod houden zonder liefde? Do liefde ia de vervulling der Wet.
Z i e t , — let eens op, wat de Farizeën doen, en wat de Heere doet.
E e n w a t e r z u c h t i g m e n s c h , —volgens het eenstemmig getuigenis der geneesheeren was eene verouderde waterzucht eene kwaal, welke bezwaarlijk en niet dan langzaam te genezen was; wanneer al het water schielijk en in eens afgetapt wordt, is dit voor den lijder doodelijk. Een waterzuchtig mensch is opgezwollen, wil altijd drinken, en hoe meer hij drinkt, hoe meer de dorst hem kwelt. Dezen mensch brengen zij in het huis; óf Jesus geneest hem niet, en dan beschuldigen zij Hem van onmacht, óf Hij geneest hem volgens Zijne gewoonte, en dan beschuldigen zij Hem als eenen Schender van den Sabbat.
Vers 3—6. W e t g e l e e r d e n en F a r i z e ë n waren het anders niet eens. De Farizeën drongen op het houden van de overleveringen en inzettingen der ouden aan, de Wetgeleerden verwierpen die, drongen daarentegen aan op het onderhouden van al de wetten en bevelen, die bij Mozes en de Profeten gevonden werden, maar zeiven raakten zij de lasten, die zij anderen oplegden, niet met eenen van hunne vingeren aan. Hier zijn zij het eens.
J e s u s nam hem. Hij vatte hem op eene vriendelijke wijze bij de hand, en g e n a s h e m , ofschoon hij er niet om verzocht was, — in een oogenblik.
E n l i e t hem g a a n . Jesus zoekt Zijne eere niet. Hij houdt dien mensch niet bij Zich, om door hem verhoogd te worden.
E z e l of os. De redding van eenen ezel of eenen os is in de oogen der liefdeloozen van meer waarde dan de redding van den mensch.
Z i j k o n d e n H e m d a a r o p n i e t w e d e r a n t w o o r d en Zoo krachtig is de waarheid. Worden de menschen daardoor ook niet verbeterd, zoo wordt hun toch daardoor de mond gestopt.
Vers 7—11. De Heere Jesus bestraft alle zelfverheffing. Hoe kan men zich in God verblijden, zoo men zichzelven op bet oog heeft. Jesus aanmerkte, hoe zij de vooraanzittingen verkozen. Vooral op de bruiloft des Lams zullen de eersten, die zich de eerste plaats aanmatigen, de laatsten zijn. Die is waardiger, die niet zegt: lk boor hier, — maar denkt: Hoe kom ik hier? Zijt met ootmoedigheid bekleed.
Vers 12—14. De Farizeën beoogden met die maaltijden hunne eigene eer en voordeel. Wij hebben overigens dit te beoordeelen naar de zeden des lands, en voor ons er uit te leeren, dat wij vóór alle dingen den armen goed te doen hebben. (Vergel. Hoofdst. 6 : 33.) Indien gij goed doet dengenen, die u goed doen, wat dank he'ot gij ? Want ook de zondaars doen hetzelfde. Hoe vele maaltijden worden er niet gegeven, waarbij men eindelijk zichzelven arm maakt en anderen arm maakt, terwijl men zijne gemaakte schulden niet betalen kan.
De o p s t a n d i n g d e r g o d d e l o o z e n is geen leven, maar eene opstanding tot den eeuwigen dood.
De o p s t a n d i n g der r e c h t v a a r d i g e n is eene zalige opstanding, en hoe velen zijn er onder die rechtvaardigen, die hier arm, verminkt, kreupel en blind waren, en het u hier niet vergelden konden. Men denke aan den rijken man en den armen Lazarus, en wat de Heere zegt: Maakt u vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon.
Vers 15. B r o o d e t e n in h e t K o n i n k r i j k G o d s is: mede deel hebben aan de groote goederen en voorrechten van dat Koninkrijk. Intusschen schijnt hij dat vleeschelijk genomen te hebben, en om maar wat te zeggen. Hij zag of erkende niet, dat hij werkelijk brood at in het Koninkrijk Gods, dat hij den waren Messias voor zich had. Hij speculeerde op de toekomst, en had voor het tegenwoordige allerlei vonden en verontschuldigingen, om er zich van af te maken.
Vers 16—24. De Joden wisten wel, wat goed en recht was, maar zij wilden er niets voor doen of laten, allerminst er iets om lijden. Zij stieten het waarachtig geluk, dat hun aangeboden werd, van zich, onder allerlei hoffelijke verontschuldigingen.
1. Welke weldaden biedt God der wereld in het Evangelie aan?
2. Hoe gedraagt zich de wereld ten opzichte van die weldaden?
3. Hoe neemt God dit gedrag op, en wat besluit neemt Hij omtrent die ondankbaarheid?
4. Laat God Zich door die ondankbaarheid in Zijne liefde tegenhouden, en hoe ziet de ware Kerk er doorgaans uit, of wie krijgen deel aan de weldaden ?
1. o. Die mensch is God, een groot Koning. Hatth. 22. De weldaden onder het beeld van eenen maaltijd of van spijze zijn vele. Een groote maaltijd daar. Zie Spr. 9 en Rom. 1 4 : 1 7. God bereidt, niet de mensch.
b. God noodigt de geheele wereld, maar eerst de Joden, dan de Heidenen. Hand. 13: 43. V e l e zegt vaak meer dan a l l e Zoovelen als zich dat aanmatigen, dat zij er een uitsluitend recht op hebben.
c. Hoe noodigt Hij ? Door de prediking van Zijn Woord Hij zond Zijne Profeten, Zijnen Zoon, de Apostelen. Die u hoort, hoort Mij.
d. Wanneer noodigt Hij ? Ter ure des Avondmaals.
e. Wat moet den genoodigden gezegd worden? Komt! nu zij meenen, dat zij kracht en den wil hebben, om te komen. Zij hebben op dien maaltijd gewacht. Nu is het de ure.
A l l e d i n g e n zijn bereid. Dan heeft men niets mede te brengen dan hoogstens eene hongerige maag. Gij spreekt veel heerlijks van het Koninkrijk Gods, maar als God u roept en noodigt, om tot Ilem te komen, verwerpt en veracht gij Zijne genade.
2. De Joden meenden, dat God gehouden was, hun genade te bewijzen, dat zjj in het bezit der genade waren, en verwierpen den lleere, Die leerde, dat genade genade was. De Joden meenden, tot zulk eenen maaltijd konden zij nog altijd komen. Zij begonnen zich allen eendrachtelijk te verontschuldigen. Daarin hadden zij een en hetzelfde gemoed. Zij verontschuldigden zich op eene beleefde manier, zoodat er op zichzelve niets tegen te zeggen viel. Maar Achab had zich ook eenen akker verworven, en moest ook heengaan, om dien te bezien, en Naboths bloed rustte op dien akker. Die vijf jok ossen, van wien waren zij gekocht? Misschien van eene arme weduwe en weezen om eenen geringen prijs. En hoe zou die getrouwde vrouw den koning, die den maaltijd gaf, niet goed gezind, ja vijandig wezen ? Zeker, zij zouden de vrijheid gehad hebben, zich te verontschuldigen, zoo zij er zich niet op te goed gedaan hadden, de genoodigden van zulk eenen gastheer te zijn. Zij lieten hem tevergeefs alles gereed maken.
3. Daarom was de toorn en liet besluit van den gastheer alleszins rechtvaardig. Zij hadden zich vroeger voorgedaan als dezulken, die op de uitnoodiging wachtende waren. Hunne verontschuldigingen bewijzen hunne begeerlijkheden. Den mensch van de wereld zijn de ijdele dingen als nieuw en begeerlijk. I k m o e t h e e n g a a n . De wereldsche dingen schijnen dus het meest te dringen, waar de genadige roeping geen uitstel lijdt. Haast u, heet het, om uws levens wil. De een wendt de noodzakelijkheid voor; de ander, dat het hem immers vrijstaat, andere dingen na te gaan; de derde verschuilt zich achter eene voorgewende verkeerde onmogelijkheid. Twee willen niet; een zegt er, dat hij niet kan.
I k bid u, zegt er een. Welk een onwaardig gedrag en ellendige bede, waarbij men liet Koninkrijk Gods verwerpt. Ik bid u, doe mij geene moeite aan, val mij niet lastig. Hoe verdiende die den rechtinatigen toorn van den Gastheer! — Zoo nu de Gastheer toornig werd, was dan Zijne noodiging niet van harte? niet welgemeend?
4. Heeft God genoeg aan de straf der ondankbaren? Neen, maar Hij roept anderen in hunne plaats. Welke zijn die? De tekst noemt ze. In zichzelven onwaardigen. Niet geschikt voor zulk eene heerlijkheid. Die er volstrekt niet aan gedacht, noch er op gerekend hadden, dat zij daartoe zouden verwaardigd worden. Verachten naar de wereld.
Het overtuigend bewijs ligt in de roeping der Heidenen, nadat God de Joden verworpen had, die er hoovaardig op waren, dat zij het volk, dat zij de genoodigden waren. Dat was wat voor de Joden! nu worden onbekeerde en slechte menschen genoodigd.
A r m e n , die geenen akker koopen konden, — v e r m i n k - t e n , die immers geene vrouw trouwen kunnen, — k r e u p e - l e n , die niet kunnen heengaan, om te bezien, — b l i n d e n, die niet zien kunnen.
H a a s t e l i j k , — want alles is bereid.
H e g g e n , — waar de bedelaars zich ophouden en de hongerigen brood zoeken.
D w i n g ze, —- door vermaningen en bedreigingen, want zij zullen het niet kunnen gelooven. Vol w o r d e , — de genade laat, evenals de natuur, geene ruimte onbezet, alles is vol.
W a n t ik z e g u l i e d e n , — amen.
N i e m a n d , — niet één; die er niet is, krijgt niets.
V a n d i e m a n n e n , — die zoo rijk zijn.
S m a k e n , — zij zullen er niet het minste genot van hebben.


Aanteekening op 1 Samuël 17 : 55.

T o e n S a u l D a v i d zag u i t g a a n den F i l i s t i j n te g e m o e t , z e i d e h i j tot A b n e r , den k r i j g s o v e r s t e: W i e n s z o o n is d e z e j o n g e l i n g , A b n e r?
Dat David, toen een minstreel, aan Saul onbekend was, verklaar ik mij uit de groote eigenliefde van den koning. Wie in alles met zichzelven is ingenomen, en meent, dat de wereld alleen voor en om hem bestaat, kan dikwijls iemand zien, zich van iemand bedienen, en het daarna geheel vergeten zijn, wien hij vóór zich gehad heeft. Want zulk een mensch ziet altijd slechts zichzelven en zijn eigen doen en drijven; al het andere vergeet hij, soms zelfs binnen een uur. Vandaar ook al die verschrikkelijke inconsequenties, waarmede men den rechtvaardige verdrukt. Men is der zonden, die men tegen den rechtvaardige beging, even zoo weinig indachtig, ja ook geen uur zelfs, als het goede, dat een rechtvaardige ons heeft doen toekomen. Ik heb vele ervaringen gehad, en toen ik nog jonger was, dacht ik, dat de menschen volstrekt geen geheugen hebben ; zij hebben echter geen hart, hun hart is het eigen ik.


Aanteekening op 1 Samuël 19 : 23,

E n d e z e l v e G e e s t Gods w a s o o k op h e m , en h i j, a l v o o r t g a a n d e , p r o f e t e e r d e.
Saul kon profeteeren door den Geest Gods; het was echter een booze geest, die hem dreef. De duivelen zeiden van den Heere, dat Hij de Christus was. Hij profeteerde, zonder dat hij een gebroken hart had. Kajafas profeteerde ook. Saul was gezalfd met de heilige olie; zoo was hij immers een ander man geworden. De gave der profetie is niet met de zaligheid verbonden. (1 Oor. 13 : 1 en 2.) Er wordt veel geprofeteerd zonder liefde.


Aanteekening op 1 Samuël 24 : 22 en 23.

Zoo z w e e r mij dan nu b i j den H e e r e : zoo g ij m i j n z a a d na mij z u l t u i t r o e i e n , en m i j n e n n a am z u l t u i t d e l g e n v a n m i j n s v a d e r s h u i s ! T o e n z w o er D a v i d a a n S a u l ; en S a u l g i n g in z i j n h u i s , m a ar D a v i d en z i j n e m a n n e n g i n g e n op in de v e s t i n g. David moet nochtans een onrechtvaardige en een bedrieger blijven, ja zelfs een wraakgierige en een moordenaar zijn in de oogen van Saul; en David zwoer aan Saul; hij voer niet tegen hem uit, hij zeide niet: Wat denkt gij wel van mij ? Saul echter bleef in weerwil van zijn schuld belijden in zijne ongerechtigheid, anders zou hij David meegenomen en hem in eere hersteld hebben; hij liet hem echter in zijne ellende.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 maart 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Aanteekeningen op op Lukas 14 : 1—24,

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 maart 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's