Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

's Heeren lijden en sterven aan het kruis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

's Heeren lijden en sterven aan het kruis.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Looft, Halleluja, looft den Heer' !
Gij, mijne ziel, verhef Zijn eer!
Looft 's Vaders gadeloos erbarmen,
Die, Wien Hij liefhad, overgaf,
Oin ons, bevrijd van schuld en straf,
T' ontvangen in Zijn liefdearmen.

Wij hebben Gods getuigenis,
Dat eeuwig vast en zeker is,
En ons het leven toe doet komen,
Verworpen, en naar 's duivels woord
Moedwillig en met lust gehoord,
En van de vrucht des booms genomen.

Nu liggen w' allen in den dood;
Wie zal in dezen grooten nood
Nog uitkomst hopen, redding geven ?
Wie zal aan d' eischen Gods voldoen ?
Wie Gode brengen het rantsoen ?
Wie voor den dood het leven geven?

Geen mensch, die hier een antwoord weet,
Hoe rijk, hoe wijs, hoe groot hij heet'!
't Is vrucht'loos, wat wij ooit beproeven.
Niet één, die d' eigen losprijs heeft,
Noch het rantsoen voor and'ren geeft;
Geen onzer heeft, wat wij behoeven.

Daarom heeft God Zijn heerlijkheid
p 't luisterrijkst ten toon gespreid
I n 't zenden van Zijn' lust en leven.
Zijn eigen, een'ge, lieve Zoon,
Die met Hem is in Zijnen troon,
Die zou aan God voldoening geven.

En in de volheid van den tijd
Komt Hij, de Heer' der heerlijkheid,
Wordt vleesch, wordt als een kind geboren.
Hij stelt Zich onder 's Vaders Wet,
Die Hij den mensch, den sterv'ling zet,
Tot heil van on9, die zijn verloren.

Hij doet Gods wil, Gods wil alleen
Kent Zijn gebod en anders geen,
Gaat rond en doet Zijn heilstem hooren,
Geneest de kranken door Zijn woord,
Wekt dooden op; — zoo werkt Hij voort,
En brengt terug, wat is verloren.

En wat ontvangt Hij nu tot loon ?
Wat doet men Hem, Gods eigen Zoon,
Voor al Zijn goeddoen hier op aarde?
Heeft men Hem liefgehad, geëerd?
Gelooft men, wat Hij heeft geleerd,
En acht Zijn leer het hoogst in waarde?

Wat vleesch Hem doet, zijn' Heer en God
, Die ons bereidt het zaligst lot? —
Geen beest, dat zoo zijn' meester loonde.
Een kroon van doornen vlecht het Hem,
En roept en eischt met luider stem
Zijn' dood, wat wel hun boosheid toonde.

En toch, dit is des Vaders Raad,
Dit Gods Verbond, dat eeuwig staat;
Geen Koning was Hij van deez' aarde.
Ellende, zwakheid, hoon en smart
Treft naar Gods Raad het liefdehart
Van Hem, Wien niets gelijkt in waarde.

Ja, 't is Uw Zoon, — nochtans Gij geeft
Hem aan CJw volk, en Jesus heeft
Zich willig laten overgeven.
|I k schond Uw Wet, 'k at mij den dood,
Hij draagt mijn schuld, treedt in mijn' nood,
Geeft voor mijn ziel Zijn dierbaar leven.

Wij achten Hem van God geplaagd,
Maar ' t i s ons krank-zijn, dat Hij draagt:
Men wondt Hem om ons overtreden.
Wij hebben Hem, Dien God ons gaf,
Verworpen, — zoo draagt Hij de straf,
Yoor al onz' ongerechtigheden.

Men kiest voor Hem een' moordenaar,
Laat dezen los, en openbaar
Wordt 's menschen doen en al ons drijven;
Wij haten God en Zijn gena,
Wij allen toonen vroeg en spa,
Dat w' in de zonde willen blijven.

Aan 'tkruismetHem! Yan God vervloekt
Moet wezen, Die ons heil steeds zoekt,
Gerekend met de moordenaren!
Hier hoont en lacht en spot men nog;
Hij zwijgt en wreekt Zich niet, en toch
Is Hij de God der legerscharen.

Ilij vraagt aan 't kruis vergiffenis
Voor hen, wier schuld oneindig is,
Die wat zij doen, gewis niet weten.
Een moord'naar vraagt Hem om gena, —
Hoezeer Hij lijdt, Hij antwoordt dra;
Zoo schijnt zelfs d' eigen smart vergeten.

Zijn moeder geeft Hij in haar smart
Aan eenen vriend, wiens liefdehart
Hij kent, en die haar zal verzorgen. —
Nu treft Hem 't vreeselijkst gericht:
De Vader houdt Zijn Aangezicht
En allen troost voor Hem verborgen.

Van God verlaten! Hij, dé Zoon?
Zou 't kunnen ? Hij, Zijns harten kroon;
Nu op Zichzelv' teruggewezen ?
„Mijn God, Mijn God!" zoo klaagde Ilij,
„Mijn God, waarom verlaat Gij Mij ?" —
Wat vrees'lijk woord, als wij het lezen!

Nochtans ook eeuwig heerlijk woord,
Dat van Zijn kruis hier wordt gehoord:
„Mijn God, Mijn God !" zoo luidt Zijn klachte,
„Gij zijt Mijn God, 'k geloof Uw trouw;
Uw Woord, waarop alleen Ik bouw,
Scheuk'Mij den troost, waarnaar Ik smachte."

Hij houdt geloof, geloof voor mij,
Klemt Zich aan 'tWoord, aan 't Woord voor mij,
Daar ik Gods Woord niet kan gelooven.
En nu, o wonder van gena,
Nu luidt Zijn troostwoord vroeg en spa: „
Niets zal u ooit Mijn gunst ontrooven".

Voor Uw verlaten-zijn aan 't kruis
Zendt Gjj aan ons uit 's Vaders huis
Den Geest der waarheid en genade.
Die leert ons roepen tot Gods troon:
„Ja, Vader zijt G' om Uwen Zoon,
— Sla met Uw Vaderoog ons gade".

Ilij smacht naar laaf'nis in Zijn' dorst,
Een enkl'e klacht ontsnapt Zijn borst,
Maar medelij wordt niet gevonden.
Slechts gal en edik biedt men aan;
— Schoon 't Hem bedroeft,
Hij neemt het aan Tot openbaring onzer zonden.

Daarvoor in ruil deelt Hij ons meê
Den kelk des heils; een volle zee
Van levenswater stroomt ons tegen.
Ik zal in eeuwigheid, o Heer',
Niet dorsten, want, Uw' Naam tot eer,
Zijt G' ons in Jesus steeds genegen.

„Het is volbracht!" zoo roept Hij luid.
Het is volbracht! — nu is het uit
Met zonde, hel en 's duivels woeden!
Hij, in 't geloof aan 's Vaders Woord,
Is uit de vrees en angst verhoord,
God zal Zijn beend'ren wel behoeden.

Hij geeft den geest, en buigt het hoofd,
Die, aan de vaderen beloofd,
Van eeuwigheid Zich heeft gegeven.
De Vorst des levens in den dood!
Het leven sterft! O wonder groot, —
Dies zullen dooden door Hem leven!

Nu zullen wij ten hemel gaan!
Dat heeft Uw kruis voor ons gedaan.
God zal ons nimmermeer verlaten;
Wijl Gij verlaten zijt geweest,
Ontvangen wij des Vaders Geest,
Op Uw gebed ten onzen bate.

Geen waterdronk, geen kruimel brood,
Of 't komt ons toe door Uwen dood,
W' ontvangen 't, Heer'! van Uwentwege.
Uw bloed, Heer' Jesus, dat alleen
Is onze pleitgrond, anders geen;
Schenk op deez' grond ons heil en zegen.

Zoo dan, o dag, die 't grootste kwaad
Hebt voortgebracht, doch naar Gods Raad
Ook 't grootste heil hebt zien verwerven:
O, predik ons van Jesus' dood,
Dien dood, waardoor, o liefde groot,
Wij in der eeuwigheid niet sterven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

's Heeren lijden en sterven aan het kruis.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's