Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over den offerdienst des Ouden Verbonds

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over den offerdienst des Ouden Verbonds

(De inleiding van „De genadevolle beteekenis van den Grooten Verzoendag" door Dr. H. F. Kohlbrügge, in Vragen en Antwoorden.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Yr. Welk Boek der Heilige Schrift handelt voornamelijk over het offeren?
Antw. Het derde Boek van Mozes, genaamd Leviticus.
Yr. Waaruit blijkt, dat dit Boek in zeer groot aanzien stond ?
Antw. Het werd aan het onderricht in de moedertaal en aan dat in de leer der zaligheid in alle Joodsche scholen tot grondslag gelegd.
Yr. Heeft dat offeren voor ons nog belang, daar ons, als Christenen, de gansche offerdienst niet meer aangaat?
Antw. Zeer zeker, daar de offeranden schaduwen en voorbeelden zijn van het eenige offer, dat voor God geldt, namelijk de offerande van Jesus Christus, aan het kruis geschied.
Yr. Wanneer hebben deze offeranden voor ons de grootste waarde ?
Antw. Als wij behoefte hebben aan troost in dit leven en aan versterking in het geloof.
Vr. Waartoe beliooren dus de offers van het „Oude Yerbond"?
Antw. Als voorbeelden en gelijkenissen behooren de offers tot het Nieuwe Verbond, tot het Verbond der genade.
Vr. Wat is voor ons van het grootste belang ?
Antw. Dat wij de beteekenis van „offer" en „offeren" recht verstaan.
Vr. Wat staat ons hierbij het meest in den weg?
Antw. De beteekenis, welke gewoonlijk aan „offeren" gegeven wordt.
Vr. Welke beteekenis wordt gewoonlijk aan „offeren" gegeven?
Antw. Die van eene handeling, waarbij men Gode zekere dingen toebrengt, om Zijne gunst te verkrijgen of Zijnen toorn te verzoenen.
Vr. Hoe mag men het offer van het Oude Verbond ook niet beschouwen?
Antw. Als eene handeling, waarbij men van zekere dingen vrijwillig afstand doet ten voordeele van iemand of iets anders ; zoo spreekt men bijv. van: offeren op het altaar des vaderlands.
Vr. Waarom passen deze beteekenissen niet bij het offer des Ouden Verbonds?
Antw. Omdat het daarbij alleen te doen is om een door ons te verrichten werk.
Vr. Vindt men deze voorstelling ook elders?
Antw. Ja, bij de oude heidensche volken.
Vr. Wat deden deze?
Antw. Zij brachten hunnen afgoden slachtofferen, niet alleen van dieren, maar zelfs van menschen.
Vr. Hoe kwamen zij daartoe?
Antw. Ten deele door nabootsing van den Goddelijken offerdienst, ten deele door eenen onbestemden drang tot eene voldoening voor overtreding en zonde en tot eene verzoening Gods met de menschen door eenen tusschenbeide komenden dood.
Vr. Hoe noemden zij zulke offers?
Antw. Piacula, d. i. verzoeningsmiddel, middel om den toorn der goden wegens begane misdaden weg te nemen en hunne gunst weder te verwerven.
Vr. Waarop kwam het dus ook bij de Heidenen neèr ?
Antw. Op een te verrichten werk.
Vr. Wat bedachten zij niet bij al het verstand, dat zij zich inbeeldden te hebben, en bij de beschaving, waarop zij zich beroemden ?
Antw. Het groote onverstand van een offeren, hetwelk niets anders zeide, dan hetgeen God veroordeelt, als Hij zegt: „Zou Ik bokkenbloed drinken ?"
Vr. Waarom bedachten zij dit niet?
Antw. Omdat zij de waarheid haatten.
Vr. Waar vinden wij de rechte beteekenis van „offer" en „offeren"?
Antw. In het Hebreeuwsch, waarin woord en zaak één zijn.
Vr. Wat is de grondbeteekenis van het Hebreeuwsche woord „offer" (korban)?
Antw. Het wordt afgeleid van een woord (karab), dat naderen, nabij brengen beteekent.
Vr. Welk woord bij den Profeet Jeremia wordt hierdoor verklaard ?
Antw. Hoofdstuk 30 : 21: „En Zijn Heerlijke zal uit hem zijn, en Zijn Heerscher uit het midden van Hem voortkomen; en Ik zal Hem doen naderen, en Hij zal tot Mij genaken: want wie is hij, die met zijn hart borg worde, om Mij te genaken ? spreekt de Heere."
Vr. Wat is dus de beteekenis van dit woord?
Antw. Hetzelfde wat de Apostel Paulus aldus uitdrukt : dat Hij, de overste Leidsman onzer zaligheid, Zichzelven door eeuwigen Geest onstraffelijk o p g e o f f e r d heeft. (Hebr. 9 : 14.)
Vr. Wat is dus offeren?
Antw. Offeren is eene handeling van het toenaderen tot God.
Vr. Waartoe heeft dus God Zelf, in Zijne voorkomende genade, den mensch, die zich van Hem door moedwillige ongehoorzaamheid verwijderd en vervreemd heeft, de offers en offeranden verordend en ingesteld?
Antw. Om door middel van dezelve tot Hem te naderen.
Vr. Wanneer heeft Adam dit leeren verstaan ?
Antw. Onmiddellijk na den val, toen hij nog in het paradijs was, toen namelijk de Heere God rokken van vellen van geslachte dieren maakte en hem die aantrok.
Yr. Van wien hebben Kaïn en Abel het offeren geleerd?
Antw. Van hunnen vader Adam.
Yr Wat zien wij bij deze eerate offeraars, waar.van de Schrift gewaagt?
Antw. Dat het werk op zichzelven niets is, en dat alles op de gezindheid aankomt.
Vr. Waar gewaagt de Schrift van deze offeraars?
Antw Hebr 11 : 4: „Door het geloof heeft Abel eene meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn, door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was, alzoo God over zijne gaven getuigenis g a f ; en door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is."
Vr. Heeft Noach het verstaan, dat hij door middel van offeranden tot God naderde?
Antw. Gewis, daarom lezen wij van hem, dat hij een altaar bouwde, van al het reine vee en van al het reine gevogelte nam, en brandofferen op dat altaar offerde. En de Heere rook dien liefelijken reuk en sprak: „Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des menschen (dat is om Christus) wil". (Gen. 8 : 20 en 21).
Vr. Waaruit blijkt, dat het offeren van Abraham, toen God met hem een Verbond oprichtte, reeds geheel in overeenstemming was met de latere instelling op Sinaï?
Antw. Uit de dieren en de wijze van slachten.
Vr. Wie hebben op dezelfde wijze geofferd ?
Antw. Izak, Jakob en de andere patriarchen.
Vr. Wat kunnen wij dus daaruit afleiden ?
Antw. Dat dezelfde inrichtingen, welke de Heere door Mozes v heeft voorgeschreven, in hoofdtrekken, van Adam af bij alle geloovigen reeds aanwezig waren.
Vr. Welke bewustheid was bij allen?
Antw. Dat de mensch, als hij een offer brengt, d. i. iets, waarmede hij tot God nadert, van het gevoel doordrongen is, vervreemd te zijn van God, en bekent, dat hij, om God te naderen, eene bemiddeling noodig heeft.
Vr. Wat weet dus zulk een mensch ?
Antw. Dat hij zelf tot God niet naderen kan, en derhalve laat hij het offer tot God naderen
Vr. Wat geschiedde alsdan?
Antw. Terwijl het offer God nadert, en de mensch door het geloof in het offer mede nabij komt, wordt God den mensch genegen. Dat was van den beginne af de beteekenis van het offeren.
Vr. Waarin bestond het offer doorgaans?
Antw. Uit iets, dat gedood werd, en welks bloed werd uitgegoten, hetzij van vee, of van gevogelte.
Vr. Welke reine dieren werden geofferd?
Antw. Een rund, een schaap, of een ram, eene geit, of een bok; en van het gevogelte eene tortelduif, of eene jonge duif. Vr. Welke offers waren er meer?
Antw. Offers van de vruchten der aarde: iets van meel gebakken, of geroost, en reukwerk; altijd iets, dat vermalen, gestampt, of gebrand was
Vr. Hoe heet het voetstuk, waarop geofferd werd?
Antw. „Altaar", in de Hebreeuwsche taal afgeleid van slachten, zoodat wij het met recht door „slachtbank" kunnen vertalen.
Vr. Aan wie was oorspronkelijk de offerdienst toebetrouwd ?
Antw. Aan de hoofden der huisgezinnen, de eerstgeborenen, en deze regeling gold ook nog ten tijde van Mozes.
Vr. Op welken stam ging toen, naar het bevel des Heeren, de geheele dienst des altaars en der offeranden over?
Antw. Op Levi. Onder de Levieten hadden wederom de zonen van Ailron bijzondere rechten van den dienst, en uit de zonen van Aiiron werd als eerste van al de priesters de hoogepriester genomen.
Vr. Van wie was dus de op Sinaï gegeven instelling vau den offerdienst een uitsluitend voorrecht?
Antw. Van de Levieten en de priesters.
Vr. Waar was de plaats van den offerdienst?
Antw. Voor de deur, d. i. voor den ingang van den tabernakel, waarin God Zich openbaarde, dus waar Zijn Woord is, Zijne heilige en genadige tegenwoordigheid.
Vr. Mocht men dan niet elders offeren?
Antw. Neen, op elke andere plaats was het offeren verboden.
Vr. Daar dus het offeren geenszins alleen werkdienst was, waarop kwam dan daarbij alles aan ?
Antw. Op de gesteldheid des offeraars, namelijk op de gezindheid zijns harten.
Vr. Was dan met het slachten der dieren de zaak niet afgedaan ?
Antw. Geenszins, het zou een bespotten geweest zijn van den heiligen God, Hem dieren toe te brengen en zichzelven aan Hem te onttrekken.
Vr. In welk voorschrift was dit zinnebeeldig voorgesteld ?
Antw. In bet voorschrift: „Iedere offerande zal met zout gezouten worden".
Vr. Wat was dus volstrekt niet de bedoeling Gods?
Antw. Den mensch bij het offeren met het werk op zichzelf bezig te houden.
Vr. Welke verkeerde beteekenis wordt verder aan het offeren gegeven ?
Antw. Dat God den mensch daardoor alleen zou willen onderrichten, dat Hij de oorzaak van al het goede is, en dat de mensch j u i s t door deze gaven
Vr. Waaruit blijkt, dat dit geenszins de bedoeling Gods was?
Antw. Het offer van Kaïn zou dan de voorkeur gehad hebben boven dat van Abel. Ook waren dan in het algemeen de vruchten des velds meer geschikt ten offer dan dieren, waarvan het slachten en verbranden benevens het bestendige bloedvergieten dan geene beteekenis zouden hebben.
Vr. Wat was dan de bedoeling Gods met den offerdienst ?
Antw Wanneer een rund, schaap of geit gebracht werd. moest de offeraar daarop zijne zonden belijden, zichzelven aanklagen en veroordeelen.
Vr. Wat verder? V
Antw. In oprecht berouw moest de offeraar met zijne zonde tot God naderen en in diepen ootmoed des harten waarachtig berouw over zijne zonde toonen.
Vr. Wat had de offeraar alsdan te doen?
Antw. Hij moest zijne zonde op het offer leggen, om zich daardoor van zijne zonde te ontdoen.
Vr. Hoe was dit bij ware kennis van zonde mogelijk?
Antw. Alleenlijk door het geloof. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Iets over den offerdienst des Ouden Verbonds

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's