Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over den offerdienst des Ouden Verbonds,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over den offerdienst des Ouden Verbonds,

(De inleiding van „De genadevolle beteekenis van den Grooten Verzoendag" door Dr. H. F. Kohlbrügge, in Vragen en Antwoorden.)(Vervolg)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vr. Door welke zinnebeeldige handeling legde de offeraar zijne zonde op het offer?
Antw. De offeraar steunde met zijne handen op het offerdier, en beleed daarmede, dat hij, op zichzelven beschouwd, in den afgrond zijner verlorenheid verzinken moest.
Vr. Wat zag nu de offeraar?
Autw. Dat het dier gedood, op het hout gelegd en verbrand werd.
Vr. Wat predikte hem dit alles?
Antw. „Zoo zijt g i j des doods schuldig, gij ligt onder denzelfden vloek eu dezelfde straf; zoo verdient gij aan het hout geslagen te worden en de pijn der hel en de vlammen van Gods toorn uit te staan."
Vr. Wat verder?
Antw. Dat het offer in zijne plaats trad, terwijl hij verdiend had, dat z i j n e ziel, zijn leven, zijn binnenste uitgegoten en te niet gedaan werd; dat dus het offer, dat niets des doods waardig gedaan had, slechts eene vreemde schuld en straf droeg.
Vr. Welke leer had hij hierin handtastelijk voor oogen ?
Antw. De leer van Gods gerechtigheid, aan welke voldoening moest worden gegeven.
Vr. En welke leer tevens?
Antw. De leer van de genadige verzoening en van de vergeving zijner zonden, daar God door het offer bevredigd was, en de offeraar daardoor den Heere aangenaam was gemaakt.
Vr. Wat was bijgevolg die gansche handeling van het offeren ?
Antw. Eene prediking van den beloofden Christus, want in den dood en het vergieten van het bloed der dieren, waaraan God voor Zich geen behagen kon hebben, was zinnebeeldig voorgesteld het eeuwige offer van het Lam zonder gebrek, Christus.
Vr. Waarmede is elke andere opvatting van den offerdienst in strijd ?
Antw. Met Gods Wezen, gerechtigheid en waarheid.
Vr. Welk denkbeeld blijve dus verre?
Antw. Dat de waarde en de aannemelijkheid van het offer zou liggen in het gedane werk, d. i, in het offer als zoodanig.
Vr. Waarom kan God niet verzoend worden door een offer van vleesch en bloed ?
Antw. Omdat God Geest is en Hij dus enkel liefde en heiligheid is.
Vr. Hoedanig moet dus het offer zijn?
Antw. Een offer, dat in zich draagt en medebrengt eenen geest naar God, die, gelijk God, enkel liefde Gods en der mensehen en enkel heiligheid is, dus overeenkomstig den Geest der heiligheid is.
Vr. Waarmede zou een offer van vleesch en bloed evenmin in overeenstemming zijn ?
Antw. Met Gods waarheid en gerechtigheid.
Vr. Hoe bewijst gij dit?
Antw. Tot den eersten mensch was gezegd: „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven"; de Wet verlangt dus, dat de menschheid, welke gezondigd heeft, ook voor de zonde betale ; hoe zouden dan de dieren, die niet gezondigd hebben, voor de zonde der menschen kunnen betalen!?
Vr. Wat volgt hieruit voor den offeraar, als hij naar de Wet zijne offers bracht?
Antw. Dat hij wel wettige vergeving, wettige reiniging van zonden en kwijtschelding van uitwendige straf ontving, doch slechts dan innerlijke, werkelijke vergeving, kwijtschelding en reiniging had, wanneer hem het offer eene zinnebeeldige en voorbeeldelijke handeling was, wanneer hij met het oog des geloofs opzag tot Dien, Die door de offers werd afgebeeld als de eenige Aanbrenger van de reiniging onzer zonden.
Vr. Wat hebben wij bij het offeren wel in het oog te houden ?
Antw. Dat God tegen zonde, misdaad en overtreding geen ander middel van vergeving en reiniging geboden heeft, dan het bloed en den dood van het offerdier, het besprengen met deszelfs bloed en het wasschen in levend, vlietend water, zoodat steeds de belofte van vergeving der zonden aan het offer verbonden is.
Vr. Daar alzoo de zondige mensch door geen ander middel of werk zich kon reinigen of heiligen, daar hij alzoo God niet kon naderen, zoo als hij was, wat deed hij dus?
Antw. Hij liet, en dat niet uit eigen aandrang, maar op grond van Gods voorkomende schikking, in plaats van zichzelven het offer tot God naderen, daar het offer genoegdoening gaf en God verzoende.
Vr. Wat geschiedde nu met den offeraar, die, in het geloof aan Gods belofte, het offer had nabij gebracht?
Antw. Uit hoofde van de geldigheid des offers ging de zondaar gerechtvaardigd naar huis.
Vr. Waarom vorderde de Wet vóór alle andere werken het offer?
Antw. Omdat het voornamelijk ten opzichte van de vergeving der zonden het eerste en voornaamste werk was.
Vr. Wat is dus de korte hoofdsom van de leer van den offerdienst?
Antw. Het offer is voorbeeld; het lichaam en het wezen van alle verordeningen van den offerdienst is Christus.


Vr. Wordt ook in de afzonderlijke deelen van de offer-iustelling Christus afgebeeld ?
Autw. Ja, want God heeft Hem daartoe verordend, opdat Hij tot God nadere als het alleen Hem welbehaaglijke offer.
Vr. Wat was Christus?
Antw. Christus was Priester en Offer te gelijk; Hij offerde niet gelijk de andere priesters, Hij offerde Zichzelven.
Vr. Hoe is Christus onze Plaatsvervanger?
Antw. Gelijk het offerdier in de plaats des offeraars trad, zoo is Christus getreden in de plaats en in den naam van allen, die in Hem gelooven.
Vr. Welke overeenkomst is er tusschen het offerdier en Christus ?
Antw. Het offerdier, een dier zonder gebrek, droeg vreemde schuld en straf; zoo is Christus gekomen, een Offerlam zonder gebrek, dragende onze schuld en straf. In Hem was eene volkomene gehoorzaamheid, eene volkomene liefde Gods en der menschen, en zoo was Hij een Gode welbehaaglijk Offer voor den zondaar en ten behoeve van den zondaar.
Vr. Hoe heeft Christus Zichzelven opgeofferd ?
Antw. Door eeuwigen Geest heeft Christus Zichzelven onstraffelijk opgeofferd. (Hebr. 9 : 14.)
Vr. Daar de offeraar op het offer zijne zonde en misdaad te belijden had, hoe hebben dan wij nu te doen?
Antw. Wij hebben op Christus te belijden, wie en wat wij zijn, en dat Hij van Gods wege „zonde" voor ons gemaakt is.
Vr. Hoe verder ?
Antw. Gelijk de offeraar zijne zonden op het offer moest leggen, zoo moeten wij onze zonden niet bij ons behouden, maar op ons offer, d. i. op Christus leggen.
Vr. Hoe geschiedt dit?
Antw. Dit geschiedt, wanneer wij gelooven, dat God ons aller ongerechtigheid op Hem gelegd heeft. Gelijk de offeraar op het offer steunde, zoo hebben wij in ons verzinken te steunen en ons te verlaten op Christus.
Vr. Wat is de beteekenis van de handeling des offeraars, waarbij hij den hals van het offer door eenen ring trok en dan met een mes hem de keel moest afsteken?
Antw. Dat wij alzoo het gansche lijden en sterven van Christus ons in het geloof toeëigenen, en belijden, dat wij het zijn, die, met onze zonden, den Heere aan het kruis gebracht hebben.
Vr. Wat zag de offeraar in den dood des offers?
Antw. De straf zijner zonden, ja zijnen eigenen dood.
Vr. Wat werd hem in het verteren des offers door de vuurvlammen voorgehouden ?
Antw. Hierin werd hem voorgehouden, dat hij zelf verdiend had, eeuwig in den gloed van Gods toorn te branden.
Vr. Wat hebben wij in den dood van Christus en in Zijne uiterste verlatenheid aan het kruis te zien ?
Antw. In den dood van Christus hebben wij onzen dood te zien en in Zijne uiterste verlatenheid aan het kruis onze helsche pijn en benauwdheid.
Vr. En wat hebben wij daarvan te gelooven?
Antw. Dat Hij dien dood en deze foltering voor ons doorgemaakt en van ons genomen heeft.
Vr. Als wij nu met den offeraar zien, hoe de priester het offer heen en weder bewoog en dan op het hout des altaars droeg, wat hebben wij dan aangaande Christus te gelooven ?
Antw. Dat Christus Zichzelven voor God bewogen heeft in Zijn binnenste, om Zijnen wil te doen en Zijne Wet te volbrengen; dat Hij Zelf in Zijn lichaam onze zonden gedragen heeft op het hout des kruises, waarop hij Zich vrijwillig heeft laten dragen, gelijk een lam op de slachtbank.
Vr. Waartoe werden de priesters genomen uit het midden hunner broederen, de kinderen Israëls? Antw. Om in hunne plaats tot God te naderen, hen Gode te heiligen, en offerdieren te slachten, en op deze wijs voor het volk, en in den naam des volks, naar Gods bevel de dingen te verrichten, die bij God voor het volk te doen waren.
Vr. Waarvoor stonden de priesters als het ware borg bij God?
Antw. Zij stonden er borg voor, dat alles, wat naar de Wet voor het volk te doen was, overeenkomstig de Wet werd volbracht.
Vr. Wat leert ons dit met betrekking tot Christus?
Antw. Dat Christus evenzoo Borg is bij God, om alles in den naam en in de plaats van het volk te volbrengen, wat voor het volk te doen is, wat het volk zelf moest uitrichten, indien het daartoe in staat ware.
Vr. Er waren dieren, welker bloed door den hoogepriester in het binnenste heiligdom werd gedragen en welker lichamen buiten het leger verbrand werden, —• waarvan moest dit een voorbeeld zijn?
Antw. In de eerste plaats daarvan, dat Christus als de eeuwige Hoogepriester met Zijn eigen bloed in den hemel zou ingaan, om aldaar eene eeuwige verzoening teweeg te brengen, terwijl Hij met Zijn bloed en Zijne voorbede verschijnt voor het Aangezicht Gods.
Vr. Waarvan verder?
Antw. Dat Zijn lichaam buiten Jerusalem, op Golgotha, als het ware verbrand en tot asch gemaakt werd in de hitte van den toorn Gods, welke ons had moeten verteren, indien niet onze dierbare Heiland dit, alles voor ons had willen doen en lijden.
Vr. Wat beteekent het opgaan van het offer in de vlammen met den reuk van het verbrande vleesch?
Antw. Dit beteekent zoowel de opstanding als de hemelvaart van Christus.
Yr. Hoe kan de Heilige Geest den reuk van het verbrande vleeseh liefelijk noemen, daar deze reuk anders walgelijk is?
Antw. Dit leert ons tot onzen troost, dat de reuk dezer offerande beteekent den geur van de volkomene gehoorzaamheid Christi en van de liefde, waarmede Hij liet onuitsprekelijk lijden heeft verdragen. (Slot volgt.)









Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 april 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Iets over den offerdienst des Ouden Verbonds,

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 april 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's