Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Romeinen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Romeinen

Hoofdstuk 15 : 14-21 (Slot)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is het doel van den Apostel Paulus, den geloovigen te Rome aan te toonen, hoe hij er toe kwam, om hun zoo vrijmoedig, scherp en ernstig te schrijven, zooals hij in dezen Brief deed, en waarom hij verwacht, dat zij zijn woord ter harte nemen en zijner vermaning gehoorzaam zijn. Daarom wijst hij hen, na hen eerst zoo bescheiden en broederlijk te hebben toegesproken, op zijn ambt, dat hem door den Heere was opgedragen, vervolgens op zijne liefde en zelfopoffering, waarmee hij het vervuld heeft, en nu vestigt hij er de aandacht op, hoe de Heere zijnen arbeid gezegend en Zich daarmee ingelaten heeft. Dit doende gaat hij aldus voort: Zoo heb ik dan r o em in C h r i s t u s J e s u s in d i e d i n g e n , die God a a n g a a n . (Vers 17.) En dezen roem hebbende, is hij ook gerechtigd, om met alle vastheid en blijmoedigheid op te treden. Hij weet en kan er op wijzen, hoe de Heere met hem is geweest, hoe Hij zijnen dienst gezegend en hem op allerlei wijzen getuigenis gegeven heeft, zoodat Hij, de Heere Zelf, in en door hem heeft gewerkt uitkomst op uitkomst, wonder op wonder. Van al het andere wil hij in 't geheel niet spreken, maar op deze dingen wijst hij. Daarom vervolgt hij: Warnt ik zou n i e t d u r v e n i e t s z e g g e n , h e t w e l k C h r i s t u s door mij n i e t g e w r o c h t h e e f t . (Vers 18), — hjj wil dus slechts spreken van hetgeen Christus door hem wrocht, om de Heidenen tot gehoorzaamheid te brengen, anders zou hij van zichielven zwijgen. Maar van hetgeen Christus in en door hem deed, van Christus' werk dus, daarvan wil hij toch spreken; hij zelf komt niet in aanmerking. Daarvan is echter de Apostel verzekerd, dat Christus door den Heiligen Geest in hem leeft en werkt, zoodatr alles wat de Apostel doet en werkt, daden Christi zijn, waarop hij wijst ten bewijze, dat Christus met hem is als met Zijnen Apostel. Het zijn niet maar woorden, waarop hij roemt, maar werken van Christus maken zijnen roem uit, feiten, die iedereen voor oogen heeft. Wie kan ze loochenen? En dit alles diende t o t gehoorz a a m h e i d der H e i d e n e n , tot de gehoorzaamheid des goloofs, zoodat de stijve nekken zich bogen en het Evangelie van Jesus Christus in geloof werd aangenomen. Dat is geschied met woord en w e r k , door de prediking des Evangelies, — en hoe onvermoeid heeft hij den Naam van Jesus Christus verkondigd, gepredikt van Christus, den Gekruisigde, en van geenen ander willen weten, aangedrongen op de bekeering tot God en het geloof in onzen Heere Jesus Christus', in het openbaar en in 't verborgen. En gelijk door woord, zoo ook door werk ; bedenken wij met hoeveel arbeid en moeite, nood en zorgen, lijden en verdrukking, ongemak en vervolging de prediking des Woords voor hem gepaard ging. Den geheelen mensch zette hij op het spel, omdat h i j niet meer leefde, maar Christus in hem leefde en werkte. (Gal. 2:20.) Maar juist zoo ging het dan ook door k r a c h t van t e e k e n e n en wond e r h e d e n (Vers 19), — zooals hij ook op eene andere plaats zegt: „De raerkteekenen van eenen Apostel zijn onder u betoond in alle lijdzaamheid, met teekenen, en wonderen, en krachten" (2 Cor. 12 : 12). Zoo heeft de Heere medegewerkt en getuigenis gegeven, dat hij, Paulus, Zijn dienaar was, van Hem gezonden. Gaan wij de Handelingen der Apostelen door, dan vinden wij immers eene gansche reeks van deze teekenen en wonderheden. De lasterende Elymas op Cyprus, die den rechten weg des Heeren verkeerde en verdraaide, wordt blind op het woord des Apostels; en de arme kreupele te Lystre krijgt het gebruik zijner leden weder. Zoo zijn het teekenen en wonderheden van oordeel en van genade. Te Filippi werd de onreine geest uit de waarzeggende vrouw gedreven, en te Efeze werden eene menigte kranken genezen. Indien er heden ten dage menschen zijn, die beweren, dat wonderen onmogelijk zijn, die mogen bedenken, dat Paulus hier op de door hem verrichte wonderen wijst in eenen tijd, waarin de mensehen nog leefden, voor wier oogen zij geschied waren. Hij spreekt niet van gebeurtenissen, die toen reeds lang geleden hadden plaatsgegrepen. Maar nog hooger dan deze tcekenen en wonderheden bij het genezen van ziekten enz. staan de wonderen der genade, die de Heilige Geest werkt, waarom de Apostel hier ook nog zegt: door de k r a c h t v a n den G e e s t Gods. Deze was met het Woord, dat gepredikt werd, opende de harten er voor, werkte waarachtige bekeering en oprecht berouw, en een waar geloof aan het gepredikte Woord, aan den Heere Jesus Christus. Dat zijn toch de grootste teekenen en wonderen, en daartoe is de kracht des Heiligen Geestes noodig, dat iemand, die dood is in zonden en misdaden, met Christus levend gemaakt wordt, dat iemand, die gansch en al verloren is, en niets anders weet, dan dat hij den eeuwigen dood verdiend heeft, genade vindt, genade gelooft, en den Heere en Zijne ontferming verheerlijkt, dit verlorene Heidenen vereenigd worden met het volk Gods, — dat uit het hart eens menschen, uit bangen nood het gebed opstijgt: „Zjjt mij genadig, o God! naar Uwe goedertierenheid; delg mijne overtreding uit naar de grootheid Uwer barmhartigheden", en nu van Boven het antwoord komt: „Ik delg uwe overtredingen uit als eenen nevel, uwe zonden als eene wolk". Dat geschiedt door de kracht van den Geest Gods, die niet komt door werken der wet, maar door de prediking des geloofs.
En zoo is het dan, dat de Apostel v a n J e r u s a l e m a f, e n r o n d o m , t o t I l l y r i c u m t o e , h e t E v a n g e l i e van C h r i s t u s v e r v u l d h e e f t , en er dus niets aan toe te voegen is Hij heeft het niet maar ten deele, maar hij heeft het geheel en volkomen gepredikt, hij heeft den ganschen Raad Gods tot onze zaligheid verkondigd, en niets achtergehouden. Ook deze uitkomst moest hem tot een getuigenis dienen, dat hij in waarheid een Apostel vaa Jesus Christus was, en dat de Heere met hem was. Eene gansche reeks van Gemeenten ontstond door zijnen dienst. Yan Zion ging de Wet uit, en het Woord des Heeren van Jerusalem; en het kwam te Antiochië, waar de discipelen voor het eerst Christenen genoemd werden, van daar naar Cyprus, en van hier naar Klein-Azië, naar Lystre, Derbe, Iconium, en verder, op de bede van den Macedonischen man: „Kom over en help ons!" naar Macedonië, en er werden Gemeenten gesticht te Filippi, Thessalonica en Berea; daarna ging het naar de hoofdplaatsen van heidensche wetenschap en kunst, Athene en Corinthe, vervolgens naar Efeze, en van daar uit naar alle oorden van Klein-Azië, en ongetwijfeld kwam van Macedonië uit de prediking zelfs naar Illyrië aan den oever der Adriatische Zee. Wel is waar vinden wij van deze reis niets in de Handelingen der Apostelen, gelijk ons daar ook niets vermeld wordt van de reis naar Arabië, waarvan de Apostel in zijnen Brief aan de Galaten gewaagt. Maar wel behoort de stad Nicopolis, van waar uit Paulus zijnen Brief aan Titus sehryft, tot Illyrië in ruimeren zin. En bij deze verkondiging is h i j z e e r b e g e e r i g g e w e e s t , of, zooals er eigenlijk staat: heeft hij er zijne eer in gesteld, om h et E v a n g e l i e te v e r k o n d i g e n , n i e t w a a r C h r i s t us g e n o e m d was, o p d a t h i j n i e t op e e n s a n d e r s f u n - d a m e n t z o u b o u w e n . (Vers 20.) Dat juist behoorde mede tot het eigenlijke ambt eens Apostels: den weg te banen voor het Evangelie, overal het fundament te leggen, dus daar den Naam van Jesus te prediken, waar die t j t dusverre nog niet gepredikt was. Later kwamen de andere leeraars, die God ook gaf en verwekte, en bouwden voort op het door den Apostel gelegde fundament; ook dit naar Gods wil en bestel. Daarom ook zegt de Apostel in zijnen eersten Brief aan de Corinthiërs : „Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd, en een ander bouwt daarop". (Hoofdst. 3 : 10.) Of in een ander beeld : „Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt". Zoo drong de Apostel naar de leiding des Heiligen Geestes, naar het ambt, dat hem was toevertrouwd, allerwegen door, te midden van de macht der duisternis, te midden der Heidenwereld, en legde hier den grond en legde daar den grond, waarop vervolgens Gemeenten werden gesticht, alles naar hetgeen geschreven is in den Profeet Jesaia, Hoofdstuk 52 : 15: D e n w e l k e n van H em n i e t was g e b o o d s c h a p t , die z u l l e n het z i e n ; en d e w e l k e n het n i e t g e h o o r d h e b b e n , die z u l l en h e t v e r s t a a n . (Vers 21.) Dat zegt de Profeet, als hij profeteert van den Knecht des Heeren, over Wien velen zich zouden ontzetten, omdat Zijn gelaat verdorven was, meer dan van andere mensehenkindcren, dus van onzen Heere Jesus Christus —: „Alzoo zal Hij vele Heidenen besprengen", besprengen met Zijn bloed, „ja de koningen zullen hunnen mond over Hem toehouden", zij zullen dus niet meer kunnen roemen van hunne daden en van hunne overwinningen, want de Heere Christus, Hij, de Allerverachtste, heeft eene geheel andere overwinning behaald en een geheel ander en heerlijker Rijk gegrondvest, dan ooit een aardsch koning ten deel viel. En nu volgen de genoemde woorden. Gelijk David in Psalm 18 zegt: „Het volk, dat ik niet kende, hoeft mij gediend", —- zoo worden dezen waarachtigen Koning David, den Heere Jesus Christus, volken toegebracht, die te voren niets van Hem hadden gehoord, wien tot dusverre niets was verkondigd. Maar nu is het hun verkondigd door den dienst van den Apostel Paulus, en zij hebben deze blijde boodschap verstaan, en zich daarover grootelijks verblijd. Wederom een bewijs, dat hij dos Heeren dienaar is, en dat de Heere met zijn woord en met zijn werk is.
Ook met zijn woord, wanneer hij in zijnen Brief aan de geloovigen te Rome dezen menig ernstig en scherp woord ter leering en vermaning heeft gezegd. Verwerpen zij zyn woord, dan verwerpen zij het Woord des Heeren; ontvangen zij hem, den dienaar en Apostel van Christus, niet, dan ontvangen zij Dien niet, Die hem gezonden heeft, en hem zoo menig bewijs daarvan gegeven heeft. Eu wat de Gemeente te Rome gold, dat geldt ook ons. Een woord des lieils en der zaligheid, een woord de3 eeuwigen levens is tot ons gekomen in dezen Brief'. Het werpt alle heerlijkheid des vleesches omver, stoot al wat hoog is ter aarde, ontneemt den monsch allen roem, en verhoogt Jesus Christus alleen en Zijne genade, opdat Gods Wet gehandhaafd zij en blijve. Vleesch en bloed deinst daarvoor terug, maar wie arm en ellendig is voor God, verblijdt zich in deze groote genade, en houdt zich aan het woord des Apostels en daarmede aan het Woord onzes Heeren Jesus Christus Zeiven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Romeinen

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's