Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Romeinen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Romeinen

Hoofdstuk 15 : 29-33 (Slot)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar dus de Apostel tweeërlei bezorgdheid heeft — : over de vijandschap der ongeloovigen en het wantrouwen der Christenen uit de Joden, — vermaant hij de geloovigen, om hem in het gebed te gedenken, en met hem en voor hem te bidden. Hij, die zoo even zooveel beloofde, en zeide met den vollen zegen des Evangelies tot hen te zullen komen, is in ziohzelveu zoo arm en zwak, vertrouwt niet op zichzelven, maar liet gaat hem, om in den strijd, dien hij te gemoet gaat, hulp en bijstand te vinden. Vandaar de woorden, Vers 30: E n ik b i d u, b r o e d e r s! d o o r o n z e n H e e r e J e s u s C h r i s t u s , -— door Hem heeft hij moed en vrijmoedigheid tot deze vermaning, hij weet, dat zij naar den wil van Jesus Christus is, dat zij geschiedt voor Zijne zSak, voor Zijn Koninkrijk; zoo is het dus, alsof Christus Zelf door hem bad; dit moest hen des te meer bewegen, om acht te geven op zijne woorden, — e n d o o r de l i e f d e d e s G e e s t e s , d. i. door de liefde, die de Heilige Geest werkt, welke is eene vrucht des Geestes. Reeds de natuurlijke liefde drijft er toe, om elkander in de dingen van dit leven te helpen en bij te staan, voor elkander te bidden en te zorgen. Op nog geheel andere wijze drijft de liefde des Geestes tot het gebed en tot voorbidding voor de broeders, opdat het Woord zijnen loop hebbe, opdat het Koninkrijk Gods kome, zooals onze Catechismus ons deze bede van het „Onze Vader" uitlegt: „Bewaar en vermeerder Uwe Kerk, en verstoor de werken des duivels, en alle geweld, dat zich tegen U verheft, mitsgaders alle booze raadslagen, die tegen Uw heilig Woord bedacht worden". — Alzoo, door onzen Heere Jesus Christus en door de liefde des Geestes bidt hij hen, zooals hier staat: d a t g i j m e t m i j s t r i j d t i n de g e b e d e n tot God v o o r m i j . Dat zijn de wapenen in dezen strijd: gebed en voorbidding. Maar zal er bij hen waarachtige voorbidding zijn, dan moeten zij met den Apostel in denzelfden nood verkeeren, in den nood, dat Gods Woord en waarheid moge bestaan. Dan is er een strijden en worstelen met God, om bij het Woord te blijven en het den vijand niet gewonnen te geven. De Apostel verwacht veel van deze voorbidding der broederen, zooals hij ook zegt 2 Thess. 3 : 1 : „Voorts, broeders! bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijnen loop hebbe en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u", als een zaligmakend Woord; en verder 2 Cor. 1 : 10 en 11: „Wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal: alzoo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed, opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht, ook voor ons dankzegging door velen gedaan worde"
Is het gebed der geloovigen voor den Apostel, is de voorbidding, die hij van hen verwacht, en waartoe hij hen vermaant, verhoord ? Wij mogen zeggen: Ja! Al werd hij ook gevangengenomen, toch heeft dit gebed verhooring gevonden. Hoe kwam het anders, dat, toen de Apostel in de handen der woedende menigte was, die hem sloegen en stieten en hem wilden dooden, plotseling de Romeinsche hoofdman met zijne krijgsknechten verscheen en hem uit hunne handen verlostte? Hoe, dat, toen veertig Joden met eede gezworen hadden, om niet te eten en te drinken, totdat zij hem hadden omgebracht, en alles reeds zeer listig was afgesproken, — dat deze aanslag ontdekt werd, en de Apostel wederom aan hunne handen ontrukt en te Cesarea in veiligheid gebracht werd ? Hoe, dat de landvoogd Festus niet bewilligde, om hem wederom aan Jerusalem uit te leveren, waar hij weder in de handen van gezworene vijanden zou vallen en verloren zou geweest zijn ? Was dat alles niet de vrucht van de voorbidding der broeders, hetzij te Rome, of elders ? En wat betreft de andere zorg, hoe hij wel door de broeders zou ontvangen worden, lezen wij d i t: „De broeders ontvingen ona blijdelijk". (Hand. 21 : 17.) Ook daar is de voorbede niet vruchteloos geweest. Och, dat wij elkander toch meer door do liefde des Geestes in voorbidding gedachten!
Nadat nu de Apostel hen alzoo tot deze voorbidding lïeeft opgewekt en hen had vermaand, om met hem te strijden, spreekt hij de hoop uit, dat hij, ook ten gevolge van hunne voorbidding, m e t b l i j d s c h a p door d e n wil v a n God tot h e n zal k o m e n en met hen v e r k w i k t w o r d e n. (Vers 32.) Met blijdschap namelijk daarover, dat do Heere alles welgemaakt heeft, dat Hij hem heeft verlost uit de handen der 1 ongeloovigen, dat Hij zijnen dienst voor Jerusalem heeft gezegend en doen gelukken, en eindelijk, dat Hij hem den wensch zijns harten heeft gegeven, en hem tot de Gemeente te Rome gebracht heeft. En deze hoop is ook niet beschaamd, hoewel alles geheel anders geschiedde, dan hij het zich eerst had gedacht en voorgesteld. „Mijne wegen zijn niet uwe wegen, en Mijne gedachten zijn niet ulieder gedachten", dat geldt ook hier. Naar den wil en den Raad Gods, niet naar zijnen eigenen wil is hij te Rome gekomen, en dat met blijdschap. "Want al werd ook zijn hart ontroerd, toen liij in de nabijheid van Rome kwam, hij greep toch moed, toon de broeders hem te gemoet kwamen, waaronder voorzeker velen, aan welke hij naar hot volgende Hoofdstuk groeten had vooruitgezonden. En aan het slot van de Handelingen der Apostelen lezen wij: „Hij piedikte het Koninkrijk Gods en leerde van den Heere Jesus Christus met alle vrijmoedigheid, onverhinderd''. Hij verkeerde dus met blijdschap in hun midden. En hoe het hem te Rome in die jaren is gegaan, daarvan kunnen wij het een en ander lezen in zijnen Brief aan de Eilippensen, dien hij van Rome uit schreef, en waar hij Hoofdstuk 1 : 12 vv. schrijft: „En ik wil, dat gij weet, broeders! dat hetgeen aan mij is geschied, meer tot bebevordering van hot Evangelie gekomen is; alzoo, dat mijne banden in Christus openbaar geworden zijn in het gansche rechthuis, en aan alle anderen, en dat het meerder deel der broederen in den Ileere, door mijne banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken". Wel is waar predikten niet allen het met eene goede bedoeling, d. i. om des Hoeren wil, maar deden eenigen het slechts uit nijd en partijzucht, omdat zij naast Paulus ook iets wilden beteekenen en begeerden te schitteren. Maar hij vraagt: „Wat dan? Nochtans wordt Christus op allerlei wijze, hetzij onder een deksel", d. i. in huichelarij of voor den schijn, „hetzij in der waarheid verkondigd; en daarin verblijd ik mij, ja ik zal mij ook verblijden". Zoo gaat het dus ook bij deze blijdschap door allerlei wederwaardigheid, door nood en aanvechting heen, zoodat het gaat naar het woord: „Als treurigen, en nochtans verblijd zijnde". Ongestoorde blijdschap is er hierbeneden niet, de wolken verbergen zoo dikwijls het aangezicht der zon. Maar „het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en vroolijkheid voor de oprechten van hart". (Ps. 97 : 11.) En zoo komt het ook tot de verkwikking of do rust, — zooals het woord eigenlijk heet, — waarop de Apostel hoopt, d. i. tot eene rust te midden der onrust. Ja midden in de benauwdheid is er nochtans verkwikking, want waar de Apostel ziet, dat het Woord niet tevergeefs komt, dat de vrucht des Geestes gezien wordt, welke is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid, daar is het hem eene verkwikking, zulke schoone bloemen en vruchten te zien in Gods hof, in de Gemeente.
En opdat dit geschiede, zegt hij Yers 33: E n de God des v r e d e s , — Die vrede bewaart naar Zijne gewisse toezegging, en Die machtig is, vrede te schenken en te bewaren, ook daar, waar het schijnt, alsof alles zich in tweedracht zal oplossen, — deze God des vredes z i j met u a l l e n , met u, geloovigen uit de Joden en die uit de Heidenen, opdat gij, één van geest en één in geloof, samenstemt in éénen lof Gods.
A m e n ! Het zal waar en zeker zijn, want mijn gebed veel zekerder van God verhoord is, dan ik in mijn hart gevoel, dat ik zulks van Hem begeer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 mei 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Romeinen

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 mei 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's