Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit den Schat der Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit den Schat der Kerk

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

J a b e z nu was h e e r l i j k e r d a n z i j n e b r o e d e r s ; en z i j n e m o e d e r had z i j n e n n a a m J a b e z g e n o e m d, z e g g e n d e : W a n t ik h e b hem met s m a r t e n g e b a a r d. W a n t J a b e z r i e p den God I s r a ë l s a a n , z e g g e n d e: I n d i e n Gij mij r i j k e l i j k z e g e n e n en m i j n e l a n d - p a l e v e r m e e r d e r e n z u l t , en Uwe h a n d met mij z i j n z a l , en met h e t k w a d e a l z o o m a a k t , d a t het m i j n i e t s m a r t e ! En God l i e t k o m e n , wat h i j beg e e r d e .
Jabez voor Jazeb: Hij heeft mij bedrogen. De moeder had gebeden om een gemakkelijk kraambed, en het was niet geschied. Toen was het haar, alsof God haar niet genadig was. Zoo leefde zij in bestendigen druk en kommer, maar drong, zooals zulke vrouwen dat doen, bij haren zoon op het gebed aan. Daar deze nu zijne moeder zooveel zag lijden, had hij gioote vrees voor alle lijden, en hield daarom bij God aan in zulk een gebed; want ook hij had de goede keuze gedaan: Uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God! De Heere verhoorde hem dan ook, en maakte hem heerlijker dan al zijne broeders.
„Dat het mij niet smarte", d. w. z. dat ik daarover geene smart aan de ziel lijde, of: dat het mij geene smart aan de ziel toevoege, mij niet krenke. Het Hebreeuwsche woord beteekent: met ketenen binden, hevige smart verwekken.


Aanteekening op Job 1 : 21

De H e e r e h e e f t g e g e v e n , en de H e e r e h e e f t gen o m e n ; de N a a m des H e e r e n zij g e l o o f d. Met deze uitspraak heeft Job eene menigte getroost, die niemand tellen kan. „De Heere heeft genomen", — als ik slechts dit ééne weet, dat niet dood en duivel het gedaan hebben, en voorts dat mijne zonden er ook niet de oorzaak van zijn. De Heere, de getrouwe Verbondsgod, heeft genomen. Deze nu neemt niet, dan om, als ik door Zijn wegnemen verootmoedigd en beproefd ben, honderdvoudig weder te geven. Dan echter ben ik beproefd, als ik erken, dat Hij alleen heilig, getrouw, waarachtig en rechtvaardig is in Zijne wegen.


Aanteekening op Spreuken 1 : 7.

De v r e e z e d e s H e e r e n is h e t b e g i n s e l d e r w e t e n - s c h a p ; de d w a z e n v e r a c h t e n w i j s h e i d en t u c h t.
1) De ware vreeze is een gevolg van zaligmakende overtuiging der zonden.
2) Zij drijft de ziel, om zich aan Christus vast te klemmen tot zaligheid.
3) Zij verwekt en onderhoudt in de ziel waren en zeer bijzonderen (grooten) eerbied voor God, Zijn Woord en Zijne •wegen. Zjj maakt de ziel teêrgevoelend, kuisch en beschroomd, en vervult haar aldus met angstvalligheid bij de gedachte, dat zij, hetzij ter rechter- of ter linkerhand, van het getuigenis des Heeren mocht afwijken. Ja, zij vervult de ziel met waren afschuw van alles, waarmede zij God mocht onteeren, haren vrede verstoren, den Geest bedroeven, of den vijand oorzaak "tot lastering geven. De valsche vreeze meent:
1) dat de ware vreeze door den duivel verwekt wordt
2) dat zij het geloof verderfr, en zoo verhardt zij zich tegen de inwendige onrust met een zoogenaamd geloof.
3) Zij meent, dat zij niet noodig heeft te vreezen, en sterkt zich in weerwil van de innerlijke, heilzaam verontrustende vreeze met zelfvertrouwen.
4) Zij ziet in, dat de heilzame vreeze haar hare jammerlijke zelfvolmaking en eigengerechtigheid ontnemen zou, weshalve zij die vreeze met alle macht wederstaat.


Aanteekeningen op Spreuken 8: 34—36.

Vers 34. W e l g e l u k z a l i g is de m e n s c h , die n a ar Mij h o o r t , d a g e l i j k s w a k e n d e a a n M i j n e p o o r t e n, w a a r n e m e n d e de p o s t e n M i j n e r d e u r e n . Gehoorzamen of hooren is gelooven. Wee den mensch, die naar den duivel hoort en die de poort en de deurposten van de leer der genade schuwt.
Yers 35. W a n t die Mij v i n d t , v i n d t het l e v e n , en t r e k t een w e l g e v a l l e n van den H e e r e . Wie zijnen eigen lust vindt, vindt smart, te laat berouw, verdriet en ongeluk, en heeft den toorn Gods op zich blijvende.
Vers 36. Maar d i e t e g e n Mij z o n d i g t , d o e t z i j ne z i e l g e w e l d a a n ; a l l e n , d i e Mij h a t e n , h e b b e n den dood l i e f . Wie de liefde des Heeren Jesus versmaadt, doet zijne eigene ziel geweld aan. Al degenen, wie zij ook zijn mogen, die den Heere Jesus niet liefhebben, willen voor eeuwig verdoemd zijn.


Aanteekening op Spreuken 15: 11.

De hel en het v e r d e r f z i j n voor den H e e r e, h o e v e e l te meer de h a r t e n van des m e n s c h en k i n d e r e n ?
De hel is hier niet het graf, maar de verdoemde geesten. Procedit a majore ad minus (Hij schrijdt voort van het meerdere tot het mindere) : de verdoemenis is voor den Heere naakt en ontdekt, hoeveel te meer des menschen hart, hetwelk de gedachten steeds door daden openbaart.


Aanteekening op Spreuken 20 : 12.

E e n h o o r e n d oor en een z i e n d oog h e e f t de H e e r e g e m a a k t , ja die b e i d e n.
1. De Heere schiep oor en oog; het oor, om te hooren, het oog, om te zien.
2. Wij zijn dood door de zonde en kwade begeerlijkheid, zoo verdorven, dat wij het gehoor en het gezicht misbruiken.
3. Dit geldt niet alleen met betrekking tot de dingen van het gewone of dagelijksche leven, maar ook en vooral ten aanzien van onze eeuwige belangen.
4. De mensch is door de zonde doof en blind geworden.
5. Wij hooren nog wel, maar wat? Wij zien nog wel, maar w a a r h e e n en n a a r w e l ke d i n g e n ? Wij hooren, wat de duivel, de wereld, de menschen, vooral machtige menschen, en het booze geweten zeggen, wat met onze lusten en genegenheden overeenkomt, en wat het bedriegelijke hart zegt.
6. Wat hooren wij n i e t van nature? Wat God zegt in Zijne Wet en in het Evangelie.
7 Wij zien naar de aarde, naar hetgeen voor oogen is, naar hetgeen aan de zinnen behaagt. — Waarheen zien wij n i e t? Naar den zaligen hemel, waar God woont, zien wij niet, niet naar de eenige Bron, waaruit pl ons heil is.
8. Kunnen of zullen wij ons anders maken, uit onszelven anders hooren en zien, dan wij doen? wij, die van nature hooren naar alles, wat ons van den Heere terughoudt, en waardoor Gods Naam gelasterd wordt, en naar niets anders zien, dan naar hetgeen de duivel ons voortoovert ?
9. Het is de Heere, Die het oor opent (in de wedergeboorte), dat het hoore de stem van Zijn Woord:
a. tot bekeering;
b. omtrent het heil van de vergeving der zonden;
c. omtrent den wandel, waardig het Evangelie;
d. omtrent de beloften van dit en van het toekomende leven.
10. Maar de Heere doet nog meer dan dit Er moet ook een ziend oog zijn, dat het gehoorde duidelijk inziet en voor zich kiest.
11. Zulk een ziend oog ziet de waarheid van 's Iléeren "Woord in, met toepassing op zichzelven,
a. omtrent de verkeerheid van eigen wil en weg;
b. omtrent het algenoegzame der genade, welke in Christus Jesus is;
c. omtrent het heilzame van den weg van 's Heeren geboden, waaromtrent het de belofte waardeert van leiding daarin door 's Heeren Geest, den Geest der heiliging. 12. Welzalig, die erkent, hoe zijn oor en oog van nature is, — die voor zich en anderen het alleen bij den Heere zoekt, dat Hij oog en oor herscheppe, opdat het oor hoore, en het oog zie, wat geen oog gezien en geen oor gehoord heeft, wat God bereid heeft dengenen, die Hem liefhebben.


Verder brengt het intusschen niemand, dan die tollenaar het bracht, die gerechtvaardigd naar zijn huis ging, en wie het hooger of dieper zoekt, of het verder brengen wil, kan geen water scheppen uit de fontein des heils en uit den bornput voor de zonden en ongerechtigheden.


Aanteekening op Prediker 7 : 23 —29. (Uit eenen Brief.)

Yers 23—26. Dit a l l e s h e b ik m e t w i j s h e i d verz o c h t , ik z e i d e : Ik zal w i j s h e i d b e k o m e n , m a ar z i j w a s nog v e r r e v a n m i j En ik v o n d een b i t t e r d e r d i n g dan de d o o d : e e n e v r o u w , w e l k er h a r t n e t t e n en g a r e n , en h a r e h a n d e n b a n d e n z i j n; w i e g o e d is voor G o d s A a n g e z i c h t , zal v a n h a ar o n t k o m e n ; d a a r e n t e g e n de z o n d a a r z a l v a n h a ar g e v a n g e n w o r d e n . Denk daarbij aan uwe eigene geschiedenis. Wat hebt gij niet doorzocht, toen gij in B. waart! niets hebt gij onaangeroerd gelaten. Alles hebt gij onderzocht, maar wat hebt gij gevonden? Dat, wat ook de anderen gevonden hebben; in plaats van eene volheid van wijsheid, heeft een iegelijk zijne eigene liefhebberij. Danken wij God, als wij aan dit bestaan spoedig ontvloden zijn. Den oprechte moet alles ten nutte komen. Haar wat ik gevonden heb, dat heb ik gevonden: bij de menschen allerlei soort dwaasheden, maar in het geheel geene wijsheid. Wij allen worden snellijk door onze lusten medegesleept en als de practijk te kort schiet en de beoefening van datgene, wat wij onderwijzen, zie dan is er spoedig de eene of andere vrouw of meisje, om welke Troye verwoest werd en het met veel arbeid en moeite hemelsch gebouwde Babel der zelfonthouding ineenstortte.
Yers 27—29. Z i e t , d i t h e b ik g e v o n d e n , z e g t de p r e d i k e r , het e e n e b i j het a n d e r e , om de s l u i t - r e d e te v i n d e n ; d e w e l k e m i j n e z i e l nog z o e k t, m a a r ik h e b h a a r n i e t g e v o n d e n . Ik zoek logisch denken bij de menschen, wien toch verstand gegeven is, en vind het niet. De wijsheid van allen wankelt.
E é n en man uit d u i z e n d h e b i k g e v o n d e n , m a ar e e n e v r o u w o n d e r d i e a l l e n h e b ik n i e t g e v o n d e n. A l l e e n l i j k z i e t , dit h e b ik g e v o n d e n , d a t God d e n m e n s c h r e c h t g e m a a k t h e e f t , m a a r zij h e b b en v e l e v o n d e n g e z o c h t Het geluk der vriendschap, gelijk tusschen David en Jonathan, heb ik gevonden, — overigens heb ik geene vrouw gevonden, die dat zou hebben gehouden, wat zich de man als recht en billijk mocht hebben voorgesteld. Het wil mij voorkomen, dat wij het raadsel in Yers 28 uit de wereldgebeurtenissen te verklaren hebben, bij welker ontwikkeling over het algemeen en in haar geheel genomen, zoo verre bekend is, geene vrouw, die zich als vrouw gedragen heeft, maar doorgaans eene voorname of aanzienlyke hoer dehoofdrol gespeeld heeft; vergelijk Yers 26. En zooveel staat vast, dat Salomo in de Heilige Schrift éénen man uit duizenden gevonden heeft, Jozef bij de vrouw van Potifar.
Allen hebben zich door vrouwen te gronde gericht. Erkennen,, belijden wij het deswege, wat in het Woord Gods staat: Gij zult niet begeeren", en wat in ons woont, zoo zullen wij onszeiven niet verontschuldigen, noch ons aan de Wet der genade onttrekken, maar erkennen, dat God ons in het Woord, in Zijnen Christus, alzoo geschapen heeft, dat wij in Hem rechtvaardig zijn en in den weg der gerechtigheid wandelen, zelf& als wij, wat ons betreft, steeds lust aan het verbodene hebben..


Aanteekening op Prediker 11: 9

. V e r b l i j d u, o j o n g e l i n g ! in u w e j e u g d , en l a at uw h a r t z i c h v e r m a k e n in de d a g e n u w e r j o n g e - l i n g s c h a p , en w a n d e l in de w e g e n u w s h a r t e n en in de a a n s c h o u w i n g u w e r o o g e n ; m a a r w e e t , d at G o d , om al d e z e d i n g e n , u z a l d o e n k o m e n voor h e t g e r i c h t.
God zal u doen komen voor het gericht, en daar zal het u niet goed gaan, als gij niet met blijden en vroolijken zin gebruik maakt van wat u ten gebruike gegeven is. God wil toch, dat een jongeling zich verheugen zal over zijne jeugd,, dat hij blijde en vroolijk zij. Verdrijf dan alle droefgeestigheid en wat u in den weg staat om liet met blijdschap te genieten, wat God u uit de volheid Zijner genade toedeelt; houd u dat van het lijf, want het is de ijdelheid der jeugd, dat zij zoo« spoedig voorbijgaat en nimmer wederkeert.


Aanteekening op Jesaia 2—5,

Hoofdthema: Gij handhaaft uwe gerechtigheid, gij hebt Christus verworpen, verworpen de gerechtigheid in Hem. Ik ontdek u uwe booze werken. God zal u bezoeken met Zijne gerichten; alsdan zal de beloofde, maar door u verachte Christus komen; tot Hem zullen de volken toevloeien; het overblijfsel onder u zal zich met de volken over Hem verheugen; gij echter zult u aan de verharding overgeven, en u zoo volkomen te niet maken, en weggevaagd worden door Gods gerichten. Dat is des Heeren Woord tot u; wilt gij het nog aannemen, zoo zult gij geholpen zijn, want Jerusalem zal nochtans Jerusalem blijven. Toepassing: de mensch wil boven zijn en recht hebben met zijne werken, en wil Christus alleen als dienaar laten gelden, zoodat de mensch met Hem kan doen, wat Hij wil; maar vleesch zal wol te niet worden, en Christus zal wel blijven met Zijne gerechtigheid, en Hij zal wel een Lo-Ammi vinden, dat Zijn volk wordt, ook onder u. Wilt gij Hem niet Koning laten zijn, zoo zult gij niet blijven. H. F. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Uit den Schat der Kerk

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juni 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's