Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking van Judas, Vers 3h . (Slot.) „Strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen is overgeleverd.'1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking van Judas, Vers 3h . (Slot.) „Strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen is overgeleverd.'1

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat is dan nu het s t r i j d e n voor het geloof, dat eenmaal den heiligen is overgeleverd? Wel, wat anders dan bij dat geloof te blijven; er bij te volharden in weerwil van alles, wat ons daarvan wil aftrekken ; er niet van af te wijken noch ter rechter- noch ter linkerzijde; daarvoor met woord en daad uit te komen, het zich niet te schamen, maar het te belijden voor vriend en vijand, overal en te allen tijde, als God de Heere ons tot getuigen roept.
De leer des geloofs, het reine Evangelie onzes Heeren Jesus Christus is der Gemeente Gods overgeleverd, ongeschonden bewaard. Daarvoor heeft de Heere God gezorgd door Zijn Woord en Zijnen Geest tot op dezen dag. En wie van allen, die onder de prediking van dit Evangelie leven, die in de leer, die naar de Godzaligheid is, onderwezen zijn en worden, kan zeggen, dat het hem niet gebracht is?! Maar als gij, o raensch! deze heerlijke genade weldaad Gods, die gij ontvangen hebt, niet acht, en u in de Heilige Schriften en in de prediking des Woords niet tehuis gevoelt, maar u tehuis gevoelt in datgene, wat door Gods heilig Woord bestraft wordt, — voorwaar, dan strijdt gij niet voor, maar tegen het geloof, dat eenmaal den heiligen is overgeleverd. Of, als gij denkt, dat gij alle dingen van de leer der zaligheid zoo goed verstaat, en u vleit met uw goed-rechtzinnig-zijn of met uw goed-bekeerdzijn, en dies geene begeerte hebt, om door het Woord Gods te worden geleerd dag aan dag, om bij aanvang en voortgang door de Heilige Schrift te worden wijs gemaakt tot zaligheid, — dan strijdt gij óók niet voor hetgeen, waartoe gij geroepen zijt, maar uw strijden — als gij in strijd komt, — zal voor uw eigen „ik zijn, om uwe wijsheid en vroomheid te handhaven. Of, als gij de leer, die naar de Godzaligheid is, met uwen mond belijdt, maar met uw hart op allerlei zijwegen u beweegt, bekoord en verleid door uwe houten en steenen, gouden en zilveren afgoden, — dan ook is er geen strijden voor het allerheiligst geloof. Om te strijden, om wél te strijden, moeten wij in de eerste plaats het kleinood kennen, dat ons is toebetrouwd, en ten andere den vijand niet licht achten. Het kleinood, dat ons is toebetrouwd, is de leere Christi (2 Joh ); de vijand is de duivel en de wereld en ons eigen vleesch. — En nu eene vraag: Hebben wij in deze leer, in het Evangelie Gods onze zaligheid gevonden? Is het ons te doen, om gebouwd te zijn op den Rotssteen des heils, Dien de Schriften ons prediken? Gaat het ons waarlijk om den éénigen troost in leven en sterven, niet „mijns, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jesus Christus eigen" te zijn ? Zoo ja, dan is het Woord Gods, dan is de prediking van dat Woord ons de spijze en drank der ziel, zonder welke wij niet kunnen leven; dan begeeren wij versterkt en bevestigd te worden in de hope des eeuwigen levens in Christus Jesus. Dan kunnen wij ons niet heimelijk zegenen en geruststellen met „onze goede belijdenis en ware bekeering", zij het ook, dat zij waarachtig is, maar er is een beven voor het Woord des Heeren: „Die volharden zal tot den einde, die zal zalig worden". En neen, wij kunnen niet onder een belijden van genade met ons hart vasthouden aan die wegen, waarop de almachtige genade ons geene rust laat; want de genade onzes Gods werpt ons met al onze afgoden overhoop, zóó dat wij tot den levenden God onze toevlucht nemen. — Derhalve, bij den strijd voor het geloof, eenmaal den heiligen overgeleverd, komt het aan op de levende, door den Heiligen Geest gewerkte kennis, dat aan de leer des heils, aan het blijven in Christus' Woord van genade en waarheid, onze zaligheid, ons eeuwig leven hangt; want op de belijdenis van den Heere Jesus als den Christus, den Zoon des levenden Gods, is Zijne Gemeente gebouwd ; en alléén op deze Rots is zij wel beveiligd voor de listen en het woeden der hel. — Maar, is dan dit juist het kenmerkende van de belijdenis der heiligen, dat eeniglijk deze Rots, de Christus Gods, hunne veilige schuilplaats is, — zoo kunnen wij den vijand niet achten, die voor niemand en niets wijkt dan voor deneenigen Held en Overwinnaar Christus Jesus, en daarom tot eiken prijs van dezen Heere en van Zjjn Woord tracht af te houden en af te trekken. Dat had een Petrus wel ondervonden, hoe listig en machtig de vijand is, waarom hij ook schrijft: „Zijt nuchteren en waakt, want uwe tegenpartij, de duivel, gaat om als een brieschenden leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden". En wederom had hij dit ondervonden, dat alleen in den Rotssteen Christus bewaring en behoudenis is. De vermaning om te strijden voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is, wil dus onze oogen geopend hebben voor de vijanden van den Heere en Zijnen Gezalfde, die van alle zijden ons belagen, en het er op toeleggen, dat wij het geloof prijsgeven, de genade onzes Gods verlaten en den Heere Jesus Christus als onzen eenigen Zaligmaker verloochenen. Zoo is dan het strijden voor dit geloof niet: „iets doen voor den Heere", om Hem met de werken onzer handen te behagen; óók niet: „iets doen voor onze zaligheid", alsof deze nog eenigszins van onze werken afhing; neen, geen van beide maar het is: voor onszelven en voor onze kinderen aan Gods "Woord vasthouden, aan deze belijdenis, aan deze geloofsleer: God is Koning; Zijn Woord is waarachtig; Zijne Wet eeuwiggeldend; Zijn Christus geldt alléén, als onze wijsheid van God, onze gerechtigheid, onze heiligmaking en onze verlossing. De zaligheid is in geenen anderen. —- Tegen zulk een belijden echter komt de gansche hel en heel de wereld op; en ons eigen vleesch kant zich er tegen. Wij moeten dus niet denken, dat het vermanen er toe voor ons overbodig is; geenszins, want die leer te belijden, bij dat geloof te volharden, er voor uit te komen en alzoo den smaad en het kruis van Christus te dragen, van dat geloof te getuigen, een iegelijk in zijn huis, in zijne omgeving, in zijnen stand en beroep, niet zichzelven of menscheneer bedoelende, maar steeds alleen Gods eer en Naam voor oogen houdende, — waarlijk, dat is geene geringe zaak; dat belijden kost lijden en strijd; daarmede gaat het naar het zichtbare door duizend nooden en dooden heen!
Wie vermag dit, wie onzer is tot dit alles bekwaam ? Gode zij lof en dank! in dezen is Een met ons, Die sterker is dan alle vijanden, Die ons zwakken en versaagden steunt en sterkt. Immanuël, God met ons, is Zijn Naam. Hij Zelf handhaaft Zijn Woord, en in dat Woord Zijne Gemeente, zooals Hij gezegd heeft: „De poorten der hel zullen haar niet overweldigen". Onze hulpe staat in den Naam des Heeren. Dit geeft moed en troost aan elk, die verlegen staat en tot dezen strijd in zichzelven geene kracht en wijsheid vindt, en die toch geleerd heeft, in het geloof, dat eenmaal den heiligen is overgeleverd, zijn eenig heil, het eeuwige leven te aanschouwen. O, machtig is de verleiding, ook in onze dagen van leugen en ongerechtigheid; de duivel, de god dezer eeuw, zoekt door ongeloof en bijgeloof, door allerlei goddeloosheid en eigenwillige godsdienstigheid de oogen en harten gesloten te houden voor het Evangelie van Christus, voor het Woord Zijner genade en waarheid, voor de prediking des geloofs. Machtiger echter is de genade onzes Heeren Jesus Christus; aan de hand van dezen S t e r k e n God gaan wij veilig, en zullen zonde en wereld en Satan het niet bij ons gewonnen hebben. Yan alle oprechte strijders voor het geloof geldt, wat in het Boek dei- Openbaring van Johannes geschreven staat: Zij hebben overwonnen door het bloed des Lams en door het Woord hunner getuigenis. (Openb. 12 : 11.) En het slot van den Brief van Judas luidt: „Hem nu, Die machtig is u voor struikelen te bewaren en onstraffelijk te stellen voor Zijne heerlijkheid, in vreugde, den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen". Amen, het is waarachtig: in do almacht, genade en trouwe onzes grooten Gods en Zaligmakers Jesus Christus ligt voor ons zwakken, die in ons onderliggen zuchten, om de overhand te behouden, de zekerheid onzer overwinning.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 augustus 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Overdenking van Judas, Vers 3h . (Slot.) „Strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen is overgeleverd.'1

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 augustus 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's