Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Betrachting over Johannes 14 : 15—21. (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Betrachting over Johannes 14 : 15—21. (Vervolg.)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En gij in Mij", dat wil zooveel zeggen als: Gij, mijne lieve discipelen, ligt in Mijn hart en Mijne ingewanden. Wat gij wilt tot des Vaders eere en uwer zielen zaligheid, dat wil Ik ook. Gij deelt ten volle in Mijne gunst, genade en genegenheid, want Ik weet, dat gij slechts van Mijne genade afhangt en begeert af te hangen. Dat gij in alle dingen over Mij beschikt, vind Ik volkomen goed. Wat u benauwt, dat benauwt Mij; wat gij bidt, dat zult gij hebben; Ik bid het ook voor u. Ik ben op niets anders bedacht, dan dat gij zijt, waar Ik ben, en dat gij Mijne heerlijkheid aanschouwt; dat, zoolang gij nog in de wereld zijt, de Geest der genade en heerlijkheid, Die op Mij rust, ook op u ruste. Het is Mijn verlangen, dat gijlieden alles, wat Ik van de Godheid ken, ook zult kennen. Gijlieden zijt in Mij, en alle zegeningen, waarmede Ik van den Vader gezegend ben, heb Ik met u te deelen. Gij zijt in Mij, opdat Ik u in Mij volmaakt voor Gods Aangezicht stelle, gelijk Ik alle volmaaktheid in Mij heb. Gij zijt in Mij, opdat gij Mijn beeld draagt en naar dit beeld van dag tot dag vernieuwd wordt. Gij zijt in Mij, opdat Ik u in alle dingen rijk make en u alles doe beërven, gelijk Ik in alle stukken rijk gemaakt ben en alles beërfd heb. Ik weet, dat gij het bekent, dat gij van uzelven niets hebt en niets vermoogt; gij zijt echter in Mij, opdat Ik u met Mijne gerechtigheid en heiligheid bekleede en u die schenke en toerekene, u, die daar als goddeloozen en onreinen staat en door den duivel aangeklaagd wordt. Gij zijt in Mij, opdat gij voor God rechtvaardig en heilig zijt, zooals Ik rechtvaardig en heilig ben. Gij neemt Mijne rechtvaardigheid en heiligheid en verlossing aan, alsof zij de uwe is. Welaan, zulks is Mij welgevallig; zoo zal het gelden beide voor hemel en hel! Gij zijt in Mij, opdat gij Mij moogt hebben tot alles, waartoe gij tot Mij de toevlucht hebt genomen, — opdat gij alles verkrijgt, waartoe gij op Mij vertrouwt. Gij zijt in Mij, opdat Ik voor u zorge, dat het gansche eeuwige Verbond der genade ook vast blijve. Gij zijt in Mij, opdat geen toekomende of tegenwoordige toorn u zal verteren, geene wet u zal veroordeelen, geene zonde over u zal heerschen, de dood u niet zal dooden, de wereld u niet zal kunnen vernietigen, geene tegenwoordige noch toekomende dingen, geene hoogte noch diepte, noch eenig schepsel u van Mij zal scheiden. Ik ben van de liefde Mijns Vaders tot Mij verzekerd, ook juist daarom, dewijl Ik u liefheb; en daar gij Mij liefhebt, doch buiten Mij dood of verloren zijt, ook zonder kracht, zoo bewaart deze Mijne woorden in uwe harten, dat Ik in den Vader ben, en gij in Mij, zoo zult gij het wel in uw hart en in uw leven ervaren, hoe gij in Mijn hart zijt, opdat Ik u tot iedere overwinning over al uwe vijanden helpe in Mij, en u in Mij den Vader zonder vlek of rimpel voorstelle. — Ilier zou men den vollen schat van de vertroosting des Evangelies kunnen openleggen, en blootleggen het gansche heil, dat in Christus Jesus is, zooals dit te gelijk het onze is, als wij met Hem vereenigd zijn. Het dorstige land heeft van het water niets, volstrekt niets in zich; van boven af komen de regendruppelen der genade; zoo wordt het land gedrenkt, en spoedig daarop, door de zon bestraald, brengt het zijne vrucht, zoodat waar slechts een handvol koren gezaaid is, de vrucht daarvan ruischt als de Libanon. (Ps. 72 : 16 ) „Gij bezoekt het land, en hebbende het begeerig gemaakt, verrijkt Gij het grootelijks; de rivier Gods is vol waters; wanneer Gij het alzoo bereid hebt, maakt Gij hunlieder koren gereed." (Ps. 65 : 10.)
Laten allen, die tot de in Christus Jesus geliefde en heilige Gemeente behooren, dat ter harte nemen. Het Evangelie onderwijst ons en vertroost alle armen van geest, alle naar God bedroefden en allen, die vreezen, allen, die bij zichzelven niets meer kunnen vinden, dat wij in Christus Jesus heilige, geliefde, uitverkorene, ten volle begenadigde, van alles voorziene en voor de eeuwigheid verzekerde en welbewaarde leden van Hem, het Hoofd, zijn. (1 Cor. 1.) Het leert ons, dat wij door God in Christus Jesus tot goede werken geschapen zijn, die God voorbereid heeft, opdat wij in Hem volmaakt zijn, d. i. de maat dei- Wet hebben. (Ef. 2 : 10.) In Christus Jesus, door Zijn bloed, zijn wij nabij gebracht, wij, die verre waren, geene hoop hadden en zonder God in de wereld waren. In Christus Jesus hebben wij vrede, want Hij is onze vrede, in Hem ook rust, want Hij geeft den moeden rust. In Hem hebben wij den toegang in den Geest tot den Vader. In Hem is het geheele gebouw der Gemeente bekwamelijk samengevoegd; in Hem wast zij op tot eenen heiligen tempel in den Heere. (Ef. 2.) Eischt de wet van ons datgene, wat zij wil en waartoe zij gerechtigd is, — wij mogen ons voor alles op Christus beroepen. In Jesus is het rechtvaardig wezen; het volle leven der Godzaligheid is in Christus Jesus. Geloof, liefde, hoop, zachtmoedigheid, bescheidenheid, matigheid, lijdzaamheid, Godzaligheid, broederlijke liefde, liefde jegens allen (2 Petr. 1) is in Christus Jesus, en op andere wijze is dat alles in ons niet. Alle vrucht des Geestes is slechts in Hem. In Hem is ons het gansche voornemen en de genade Gods gegeven. (2 Tim. 1 : 9.) In Hem zijn ook alle beloftenissen Gods ja en amen. Zoo legt Paulus alle schatten bijeen, als hij 1 Cor. 1 : 30 schrijft: „Uit God zijt gij in Christus Jesus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking en verlossing." En 2 Cor. 5 : 2 1 betuigt hij, dat wij in Christus Jesus rechtvaardigheid Gods zijn. (Vergel. Col. 2: 3; 2 Tim. 1 : 1; 2 : 1 — 10; 1 Tim. 1 : 14.) Zijn wij dus in Christus Jesus, zoo zijn wij in Zijn hart, opdat wij van Hem alles hebben, van Hem alles afsmeeken mogen, — en met onverzettelijk geloof ons aan Hem houden, hiervan verzekerd, dat wij dat alles bezitten, wat in Hem is, want Hij wil het niet voor Zich houden, maar de Zijnen, die Hem door den Vader gegeven zijn, zullen daarmede gedekt en in al het verworvene heil wel opgenomen zijn. In Hem zijn wij gestorven, begraven, opgewekt en in de hemelsche heerlijkheid gezet. „Maar", zouden wij verlegen vragen, „van dat alles vind ik toch niets in mij ?" Wij zullen echter ook niets in ons vinden, noch waarheid, noch vertrouwen, noth geloof, noch liefde, noch hoop, noch lijdzaamheid, noch kracht, noch macht ter zaligheid of Godzaligheid, noch leven, noch ijver, noch gebed, noch liefdegloed, j a niet eens ééne gedachte van werkelijke vreeze Gods of van vertrouwen op Hem of van onwrikbaren moed tegen duivel en wereld. Laat u door de wet oordeelen, zooals zij geestelijk oordeelt, en gij bevindt, dat gij vleeschelijk zijt en gij geeft het op, toch nog iets te doen of te vermogen, te denken of te betrachten, waarmede gij God zoudt kunnen verzoenen of u zijne genegenheid waardig maken. Gij, — verwacht van uzelven geene vrucht meer, wel echter slechts zonde. Wel ons, als wij eens werkelijk beginnen onzen grooten dood, ons grondeloos verderf te erkennen, en ons deswege voor God verootmoedigen. Maar waar gij ook niets van al wat de wet van u eischt, ook van het blijven in den Hcere uwerzijds, van liefde, van standvastigheid tegenover duivel, dood, zonde en wereld in u vindt, stel u daar gerust. „Hoe zal het er dan zijn? hoe moet het er dan komen?" vraagt gij verlegen. Beproef u, onderzoek u, of Christus in u is. Hij belooft het den Zijnen: „Ik zal in u zijn", — „Ik in u". „Dat zult gij bekennen", belooft de Heere.
Als Christus in de Zijnen is, dan is het oordeel eerst recht begonnen, zoodat zij met al hun verstand, bedenken, trachten en doen hunnerzijds voor dood verklaard worden, zoodat het Christus alleen is, Die in hen alles denkt, doet en uitricht. Zoo is het er en zoo komt het, gelijk in Rom. 8 geschreven staat: „Indien Christus in, u is, zoo is wel het lichaam dood om der zonde wil", d. i. zoo zijn wij menschen met al ons doen, zooals wij van Adams tijd af zijn, met verstand en ziel, met hart en gemoed, met alle vermogen en kracht der leden, de geheele oude mensch, dood om der zonde wil, zoodat het alles voor God als dood beschouwd wordt, wat hij in zichzelven denkt en doet, omdat hij zoo diep in de zonde steekt, dat alles met zonden en vloek bevlekt en beladen is. „Maar de Gee6t", Die den mensch, zooals hij in Christus door God begenadigd geworden is, regeert, — „is leven", en zoo is alle denken, overleggen en doen leven „om der gerechtigheid wille", die van Christus is en welke Hij den geloovigen schenkt en toerekent en waarin Hij de Zijnen stelt door Zijne opstanding, welke kracht zich in hen verheerlijkt. Zoo geeft dan de Heere den Zijnen moed en vertroost hen heerlijk, als Hij tot hen zegt: „en Ik in u". En daarom staat in Rom. 8 : 1 : „Zoo is er dan geene verdoemenis voor degenen, die in Christus Jesus zijn; die niet naar het vleesch wandelen, maar naar den Geest".
En dit wordt door de Zijnen erkend, en daarom zijn zij in den strijd tegen duivel en dood onverwinlijk, daarom kan de zonde hen er nooit gansehelijk onderkrijgen en zijn zij voorde wereld zoo zeer raadselen, dat de wereld toch met hen niet klaarkomen kan en hen, door hen overwonnen, vrijlaten moet. Ja hierop zij de nadruk gelegd: dit wordt door de Zijnen erkend. Daarom blijven zij bij het lichaam, dat om der zonde wille dood is, niet staan, maar zoeken Christus in zichzelven op, hunnen weg, hunne waarheid, hun leven, hunnen troost, hun zondoffer tegen de zonde, hun vertrouwen, hunne sterkte, gelijk de Apostel Paulus schrijft Col. 1 : 27: „De rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid is Christus onder (in) u, de hoop der heerlijkheid"; en wederom: „Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft". (Pilipp. 4 : 13.) En zoo spreekt de Heere: „Mijne genade is u genoeg, want Mijne kracht wordt in zwakheid volbracht". „Zoo wil ik dan", aldus laat de ootmoedigheid daarop volgen, „veel liever roemen in mijne zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone", of als eene tent over mij heen zij. „Daarom heb ik een welbehagen (naar Luther: ben ik goedsmoeds) in zwakheden". (2 Cor. 1 2 : 9 en 10.) Zoo kennen wij, dewijl wij bekennen, dat Christus in ons is, het gebed, 2 Kron. 20: 12: „O onze God, zult Gij geen recht tegen hen oefenen ? want in ons is geene kracht tegen deze groote menigte, die tegen ons komt, en wij weten niet, wat wij doen zullen; maar onze oogen zijn op U". Daarom wordt het erkend: „Bij den Heere is geene verhindering, om te verlossen door velen of door weinigen". (1 Sam. 14 : 6.) Vandaar de blijmoedige belijdenis in Gal. 2. En zoo wordt Christus in ons geboren, als wij bekennen, dat wij vleesch zijn en in den Geest overgaan; zoo sterft Hij in ons en wordt in ons begraven, in zooveel lijden en aanvechting, waarbij Golgotha, zoowel als Gethsémané en Zijn graf in onze ziel ligt. Zoo staat Hij in ons op, — dat wij van het lijden van Jesus aan lichaam en ziel veel ondervinden en ook het leven van Jesus in ons verheerlijkt wordt, zoodat alles Christus in ons is door Zijnen Geest, zoodat wij leven, lieven, lijden, dagelijks sterven, weder opkomen, alle vijanden in den Naam des Heeren verhouwen en de zege wegdragen Alles Christus in ons, zoodat wij in den Geest „Abba" stamelen, met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, getroost en zalig leven en sterven,
Vraagt nu iemand: Waarbij kan ik het weten, of Christus in mij is? zoo is het antwoord: Den weg kent men aan den weg, en de bruid kent de stemme des bruidegoms, en wie liefheeft, weet, wat hem smart en wat hem ongelukkig maakt.
„Zie", zoo staat er geschreven, „Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand Mijne stem zal hooren en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem Avondmaal houden, en hij met Mij". En dit zeiden de Emmaüsgangers van Hem : „Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften opende?" Een weinig eerder lezen wij echter van hen: „Hunne oogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden", en er werd tot hen gezegd: „Wat redenen zijn dit, die gij, wandelende, onder elkander verhandelt, en waarom ziet gij droevig?" Zijt gij naakt, zoekt geene nieuwe bladeren voor uw verscheurde schort. Zijt gij dood, zoek niet het leven weder, dat als water uit uwe hand wegvloot. Zijt gij gansehelijk ternedergeworpen, zoo wacht niet op verlorene krachten, om u nogmaals te verheffen. Geef van uwe zijde alles verloren en zwicht voor het oordeel, het Goddelijk oordeel, dat gesproken heeft: „Het lichaam is dood om der zonde wil", en wend u tot de Schrift, het Woord Gods. Vraag niet, waar gij met uwe dingen blijft; laat u verwerpen, laat u verdoemen, — nochtans tot de Schrift, steeds meer en meer! met de bede: „Spreek, Heere, want Uw knecht hoort", zoo zult gij spoedig Christus hooren, Christus in uwe ziel hooren spreken, zoodat gij bekennen zult, dat Hij in u is. Daar begint dan en wordt voortgezet door den Geest, den Trooster, het getuigenis: Christus is in Zijnen Vader; wij zijn in Hem: Hij is in ons. Daar heeft men dan rijken troost van in alle aanvechting; blijmoedigheid om in Hem te blijven in weerwil van wet, zonde, duivel en dood; blijdschap om lief te hebben ondanks miskenning en vervolging; blijden moed om te volharden, ook dan nog, als er geen rund meer in den stal is. Zoo gaat het goed. „Schrijf", zoo staat er geschreven, „want deze woorden", de woorden van Jesus, „zijn waarachtig en getrouw". (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 augustus 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Betrachting over Johannes 14 : 15—21. (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 augustus 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's