Aanteekening op Mattheüs 1: 25.
En (Jozef) b e k e n d e h a a r n i e t , t o t d a t zij d e z en h a r e n e e r s t g e b o r e n e n Zoon g e b a a r d h a d ; en h e e t te Z i j n e n N a a m J e s u s.
Dit is zeker, dat, als uit deze woorden niet te bewijzen is, wat monniken-schijnheiligheid wil, en het uit Hand. 1 : 14 en Mark. 3 : 3 1 duidelijk genoeg blijkt, dat Jozef en Maria later met elkander geleefd hebben, zooals het naar Gods heilige instelling verordend en geboden is, — aan de andere zijde deze woorden ons tot leering en troost zijn, dat de Heere dengene, die op Hem wacht en Hem vreest, zoo leert haudelen, als Jozef het in deze omstandigheden deed. Laat ons voor den Heere de hardheid onzes harten belijden, dan zal Hij ons doen zien, hoe Zijne genade ons in alle opzichten hulp verleent. Door de onderwijzing des engels was hij, zonder er aan te denken, dat hij het deed, gedurende dezen tijd een gesnedene om het Koninkrijk der hemelen, en dat was Maria ook; iets anders kwam in geen van beiden op, nu er zoo iets tusschenbeide was gekomen, dat hen, terwijl zij de dingen, die komen zouden, afwachtten, natuurlijk in de uiterste spanning hield. Hoe kunnen twee, die in waarheid elkander liefhebben, in den eigenlijken zin des woords het huwelijk voltrekken, zoolang er iets tusschenbeide gekomen is, dat hun zegt, nog zoo en zoo lang te wachten?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1894
Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1894
Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's