Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wereldgeschiedenis — wereldgericht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wereldgeschiedenis — wereldgericht.

(Uit Galicië.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De mensch, de volkeren, de wereld hebben geen eigen bestaan, noch regeeren zichzelf. God is de Bestuurder van alle dingen, zoo van de kleine als van de groote, zoo van het leven van ieder mensch afzonderlijk als van dat van een geheel volk.
De lotwisselingen der menschen, de ontwikkeling van de geschiedenis der volken en landen, ja der gansche menschheid, al wat hun overkomt, het staat alles onder Gods bestuur en regeering en is eene doorgaande openbaring van Zijn aanzijn, vau Zijn Wezen en van Zijne heerlijke eigenschappen, inzonderheid van Zijne macht en wijsheid, van Zijne gerechtigheid en heiligheid, van Zijne goedertierenheid en waarheid, van Zijne heilige liefde.
In dit licht bezien, is de wereldgeschiedenis de geschiedenis der opvoeding van het menschelijk geslacht door God. In dezen zin mogen en moeten wij ook zeggen: De wereldgeschiedenis is het w e r e l d g e r i c h t ; maar wij mogen niet zeggen: De De wereldgeschiedenis is het wereldgericht. De wereldgeschiedenis wordt bepaald door de voorzienigheid Gods en is daarom een voortdurend gericht." (J. R. Wolfensberger. Het middelpunt der wereldgeschiedenis of: Gods tijd is de beste tijd.)
Deze voortreffelijke woorden wenschen wij hier door eene schildering te veraanschouwelijken. Toen wij de gebeurtenissen van de laatste dagen vernamen, die eene bijzondere ontroering van de gemoederen teweegbrachten, werden wij als vanzelf herinnerd aan het bekende gezegde, dat de wereldgeschiedenis het w e r e l d g e r i c h t is en bevonden het waarheid te zijn in den zin, waarin onze geachte vriend Wolfensberger het bezigt in de hierboven aangehaalde woorden. „De wereldgeschiedenis is de geschiedenis der Goddelijke opvoeding." Het middel, waardoor de Heere ieder mensch afzonderlijk en geheele natiën opvoedt, is Zijn Woord. De geschiedenis leert ons, dat die natiën, welke dit Goddelijk opvoedingsmiddel onderdrukt of versmaad hebben, zelf hunne fundamenten hebben ondermijnd.
Een overzicht van den huidigen toestand van Europa toont ons aan, dat de natiën, die steeds de Goddelijke waarheid wederstaan hebben, thans niet ver zijn van een zedelijk bankroet.
Het Poolsche volk, waaronder de Heere ons hier eenen werkkring heeft aangewezen, is daarvan inzonderheid een levend voorbeeld. Twee eeuwen aaneen heeft het het licht tegengestaan, — zoo heeft het dan thans de duisternis, die het begeerd heeft; dat het zich in deze duisternis tehuis gevoelt en het hoe langer zoo meer veld winnende Jezuïtisme toejuicht, is natuurlijk zijn grootste ongeluk. Sedert de Poolsche koning Sigismund III de regeering aanvaardde, dus reeds sinds het jaar 1587, is in Polen de onrechtvaardigste en meêdoogenlooste verdrukking en vervolging der Evangelischen begonnen en deze woedde zoo lang, tot eindelijk het geteisterde Rijk door Pruisen, Oostenrijk en Rusland uiteengerukt en verdeeld werd.
Evenals in Bohemen werden ook in Polen de belijders des Evangelies vervolgd onder de leus: „Beter een verwoest land dan een kettersch land!" Aanvankelijk woedden slechts de regeering en hare raadslieden, de Jezuiëten, tegen hen, doch steeds grooter werd het getal dergenen, die door de Jezuiëten in hunne talrijke scholen werden opgevoed en zich daarna bij de fanatieke vervolgers aansloten. Eene andere leus der Roomsche hoofden in Polen, mede getuigende van bitteren geloofshaat, luidde: „Beter het land aan de Moskovioten (of Russen) dan aan de ketters overgelaten!" O, hoe schrikkelijk is deze wensch der hiërarchie ten aanzien van een groot deel van Polen vervuld geworden! Het oordeel is voltrokken — : het grootste deel van het vroegere Koninkrijk staat nu reeds eene eeuw onder Ruslands opperhoogheid en zucht onder den harden druk van de onbeperkte heerschappij der czaren. En te gelijk krijgt de Roomsch-Katholieke Kerk van de Russisch-orthodoxe eene bittere vervolging te smaken; intusschen is deze nog op verre na niet zoo schrikkelijk als die, welke vroeger de Protestanten moesten verduren. De Russische, onder censuur staande bladen mogen daarover niets schrijven; de Poolsche laten echter nog genoeg klaagtonen vernemen, en deze dringen ook wel tot in het Yaticaan door en ergeren den zoogenaamden opvolger van Petrus, (want de ultra-Roomsche Polen zijn zijne troetelkinderen), doch hij heeft nu eenmaal den Fransch-Russischen bond in bescherming genomen, omdat hij daarvan partij denkt te kunnen trekken, en daarom kan hij er voorshands niets aan doen.
Vooral de gebeurtenissen, die in den laatsten tijd in Russisch Polen hebben plaatsgegrepen, hebben de gansche Poolsche natie ontroerd en ook haren beschermer aan den Tiber uit zijne behaaglijke rust opgeschikt. Wat er voorgevallen is, wensch ik mede te deelen uit eenen Poolschen particulieren brief, gezonden aan de Redactie van een hier verschijnend Poolsch dagblad. Het schrijven, dat afkomstig is van eenen ooggetuige, wordt, als een getuigenis van hetgeen de Poolsche natie te lijden heeft, bewaard in de openbare bibliotheek van den Graaf van Ossolinski. Opmerkelijk ia bet, dat, blijkens dezen brief, aan de Roomsche Polen door de Russische overheden ten deele vergolden wordt, wat de Roomschen eertijds met groote onbeschaamdheid den Gereformeerden hebben aangedaan. Zoo worden hun dikwijls kerken en kloosters ontnomen, die dan verwoest of gesloten worden. Zulk eene gebeurtenis nu schildert de brief, dien wij hier laten volgen.
__________
„In het gouvernement Kowno ligt de stad Kroze, waar behalve de parochiekerk ook eene steenen kloosterkerk van de Benedictijner ordezusters staat. In het jaar 1892 beval de Czaar, dat het klooster en de kloosterkerk gesloten en de nonnen naar het Kownosche klooster overgebracht moesten worden. In Mei 1893 werden de nonnen door de gendarmerie gedwongen het klooster te ontruimen, dat daarna gesloten werd In Juli 1893 verbreidde zich onder ons het bericht, dat men voornemens was, ook de kloosterkerk te sluiten. Wij verzochten den gouverneur te Wilno, ons de steenen kerk te laten staan, wat hij ook beloofde te doen. Na eenige weken kwam echter eene commissie, aan welke gelast was, de kerk toch te sluiten. Wij besloten daarom, bij Zijne Majesteit den Keizer een verzoek schrift in te dienen, inhoudende de bede, om liever onze oude, bouwvallige, houten parochiekerk omver te halen en ons de goede kloosterkerk te laten. Eenige weken later ontvingen wij uit Petersburg het bericht, dat ons verzoek ingewilligd was Evenwel kwam toch weêr eene commissie, om de kerk te sluiten. Daar wij nu een schrijven van het ministerie in handen hadden, in welk schrijven ons het gevraagde was toegestaan, wilden wij ook deze commissie niet toelaten in de kerk. Dewijl wij echter vreesden, dat de commissie de kerk met geweld zou io bezit nemen, bewaakten wij haar eenige weken achtereen, zoowel 's daags als 's nachts, trots storm en koude.
Den 9den November, des nachts om 2 uur, verscheen te Kroze de gouverneur van Krowno, vergezeld van omstreeks honderd beambten en twee Roomsch-Katholieke geestelijken Wij stonden biddende vóór de kerk. De gouverneur verklaarde, dat hij gekomen was, om de kerk te sluiten, en dat wij uiteen moesten gaan. Wij antwoordden hem, dat wij hem niet in de kerk zouden laten gaan, dewijl wij een antwoord van den Keizer verwachtten. Hierop beweerdde hij, dat hij daartoe juist bevel van den Keizer had. Vervolgens vermaanden ons de meegekomen geestelijken, het niet op geweld te laten aankomen, maar naar huis te gaan. Wij gaven het kruis en de keizerlijke beelden, die voor ons uit gedragen werden, aan de geestelijken over, vielen onder tranen en zuchten nog eenmaal in de kerk op onze knieën en verlieten daarna op verzoek van de geestelijken het gebouw. Het was een donkere nacht; wij gingen langzaam voort, de een zag den ander niet. Toen wij bij het slot kwamen, overvielen ons de beambten en politiedienaars van den gouverneur en begonnen ons met knuppels en sabels te slaan. Wij keerden terstond terug en spoedden ons naar de kerk, om ons daar te verschuilen. Daar de hoofddeur gesloten was, braken wij de zijdeuren open. Ik ontdekte het eerst, dat de gouverneur zich in het koor der kerk verborgen had. Wij wilden op hem toesnellen, doch de geestelijken en de beambten beschermden hem, j a de laatsten begonnen zelfs te schieten. Do menigte eischte nu van den gouverneur, dat hij zelf een protocol zou schrijven, waarin hij verklaarde, dat liij ons bedrogen had. In den angst liet hij zich papier en pen brengen eii schreef, wat wij hem al schreeuwende dicteerden: „Ik, — niet gouverneur, maar — roover, schurk, ben een bedrieger, aangezien ik de menschen, die mij, den door den Keizer gezonden gouverneur, vertrouwen hebben geschonkenT bedrogen heb. Ik heb bevolen, dat de weerlooze menschen moesten aangevallen worden". Toen wij hem verder dicteerden, zeide hij: „Ik heb niets, om er meê te schrijven: ik heb de pen gebroken". Daarop zond men om eene nieuwe pen. Hij schreef weêr langzaam voort en krabbelde wat op het papier.
Intusschen waren zijne beambten reeds naar het drie mijlen van ons verwijderde Worno om kozakken gezonden, die even voor 8 uur 's morgens aankwamen.
Zoodra zij waren aangekomen, stak hij het protocol, dat wij hem gedicteerd hadden, in den zak, wendde zich tot ons en zeide: „Nu heb ik een woordje met u te spreken!" Toen de commandeerende officier zijne orders kwam vragen, beval de gouverneur: „Er op inhakken, zoo hard als het kan!" De officier vroeg, hoe hij er op in zou hakken, als zijne soldaten niet aangevallen werden, en ging heen.
Terstond daarop begonnen de gewelddadigheden. Wij hoorden het jammergeschrei onzer broederen op het kerkhof, verloren onze tegenwoordigheid van geest en lieten den gouverneur uit de kerk ontsnappen. Wij spoedden ons nu naar het kerkhof, waar men ons op slagen onthaalde. De gouverneur liet, opdat niemand ontkomen zou, het stadje omsingelen Daarop liet hij den een na den ander voorbrengen, en een dokter voelde iedereen den pols, om te weten, hoeveel slagen men zou kunnen verdragen. Die sterk waren kregen vijftig slagen, die het zwakst waren vijftien. Ik kreeg er veertig. Bij den eersten slag reeds vloeide mijn bloed. Het is moeilijk, het getal der gewonden op te geven. In de kelders onder de kerk vond men drie lijken. Verscheidene menschen verdronken, toen zij in den donkeren nacht vluchtten en te water raakten. In het gedrang werden ook eenigen gedood, terwijl er bovendien onder de slagen bezweken. Deze allen moesten wij zeiven in stilte begraven, en ons werd gelast, op eene mogelijke vraag, of er dooden of gewonden in huis waren, ontkennend te antwoorden, want anders zouden onze huizen in brand gestoken worden.
Voorts werden er honderd menschen gevangengenomen en uit dezen veertig van de sterkste mannen gekozen, die daarop bevel ontvingen, om het inwendige der kerk te verwoesten : de altaren, het orgel en de banken moesten stukgeslagen en do klokken uit den toren genomen worden.
Wat er intusschen in onze harten omging, kan ik niet beschrijven; onze tranen heeft God alle geteld. — Ontferm u over ons, laat deze regelen drukken en vertaal ze ook in andere talen, opdat de geheele wereld wete, wat wij hier te verduren hebben. Eene maand lang heb ik, met wonden overdekt, ziek gelegen, zoodat ik niet eerder kon schrijven; maar hier heb ik alles naar waarheid beschreven."
_________
Tot zoover de brief. Zoo gaat het in Polen toe onder de Russische heerschappij, waaraan de Roomschen de voorkeur hebben gegeven boven het Protestantisme. Men zou waarlijk meenen, dat deze geschiedenis dagteekende uit de Middeleeuwen !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 februari 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Wereldgeschiedenis — wereldgericht.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 februari 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's