Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

II. Vijandschap.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

II. Vijandschap.

Eene levenstaak

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer de waarheid en de leugen elkander ontmoeten, dan ontstaat er strijd. Zoo is het gegaan, toen de Christus, de Waarheid, in de wereld kwam, — het licht scheen in de duisternis; zoo zal het gaan, telkens als zij, die Christus beljjden, met iien samentreffen, die Hem verloochenen.
Dat ervoer ook Tyndale.
De geestelijken en geleerden, die hij aan de tafel van Welch ontmoette, bespeurden weldra, dat de jonkman, schoon naar stand en kennis een der hunnen, toch zeer merkelijk van hen verschilde. Telkens als de groote vragen van den dag ter sprake kwamen: welke de weg is ter eeuwige behoudenis; wien het geestelijk gezag toekomt; welke verbeteringen en hervormingen in de Kerk noodig waren, — bleek Tyndale van de heeren te verschillen. En wat vooral de aandacht moest trekken, de in de Schriften zoo ervaren, jeugdige onderwijzer beriep zich telkens op het Woord Gods, staafde daarmee zijn gevoelen en wees daaruit zijnen tegenstanders, die pausdom en bijgeloof verdedigden, duidelijk hunne dwalingen aan.
Hadden nu de geestelijken en doctoren, met welke Tyndale in botsing kwam, de wettigheid van zijn wapen kunnen bestrijden, zoo ware de zaak niet zoo moeilijk geweest. Maar dat ging niet. Want ook voor de trouwe aanhangers des pausen was, althans in naam, de Schrift gezaghebbend, ook al had men Gods gebod door menschelijke inzettingen krachteloos gemaakt.
Stond alzoo het gezag van Gods Woord voor beide partijen vast, des te meer moest het hen, die de duisternis met alle kracht zochten te bestendigen, hinderen, juist uit dat Woord overtuigd te worden van dwaling. Het gevolg bleef dan ook niet uit. „Zij werden 'top het laatst moede en vatt'en in hun hart eenen geheimen wrok" tegen Tyndale op.
Kort daarna gaven een aantal der heeren, die vaak aan de tafel van Welch verschenen, een feest, waartoe ook deze laatste werd genoodigd. Dat men Tyndale tehuis liet, was natuurlijk, en evenzoo dat de heeren van de schoone gelegenheid gebruik maakten, om hunnen toorn en haat tegen den man, die hen dorst weerspreken, lueht te geven, nu hij er niet was om er op te antwoorden. Toen Welch en zijne echtgenoote weder tehuis kwamen, lieten zij niet na den onderwijzer hunner kinderen mede te deelen, wat er geschied was en gaven duidelijk te verstaan. hoe huns inziens het recht was aan de zijde der verdedigers van het pauselijk gezag en de leeringen der Kerk.
Tyndale had echter zijn antwoord gereed. Hij bezat slechts één wapen, doch het was sterk en machtig, want het was het zwaard des Geestes, krachtiger dan eenig tweesnijdend scherp zwaard en oordeelende de gedachten en de overleggingen des harten. Zoo nam hij dan ook dat zwaard wederom ter hand, opende het Woord des Heeren en beproefde daaruit zijnen gastheer en diens vrouw te overtuigen van de dwaalleer der priesters, in wier midden zij waren geweest.
Doch er staat geschreven van menschen, welken de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, en ook weten wij, dat er zijn „natuurlijke menschen, den Geest niet hebbende", die slechts vragen: „Wat zullen wij eten, wat zullen wij drinken en waarmede zullen wij ons kleeden ?" wier leven geheel opgaat in het aardsche en die alles afmeten naar den maatstaf van wereldschen rijkdom en vergankelijke eer. Tot dezulken behoorde schijnbaar, op dat oogenblik nog, ook vrouwe Welch. Bezat zij ook al geene voldoende kennis om Tyndale te antwoorden, toch was zij „eene forsche, scherpzinnige vrouw" naar de wereld.
„Kom", sprak zij, „wat praat gij? Wij waren daar in gezelschap van geleerde heeren, waarvan de een over wel honderd pond kan beschikken, zonder dat het hem hindert, de ander over tweehonderd en de derde wel over driehonderd. Zoudt gij het nu zelf geene dwaasheid vinden, zoo wij u meer geloofden dan zulke mannen?"
Nu was het ongetwijfeld waar, dat bedoelde mannen meer bezaten aan aardsche goederen dan hun tegenstander. (Men bedenke slechts, dat niet alleen elk pond (sterling) de waarde van 12 gulden heeft, maar ook, dat, naar de beste berekening, het geld toen vijftienmaal zooveel waarde bezat dan nu, zoodat ÏOO pond gelijk staat met f 1 8 0 0 0 in onzen tijd). Doch in hoeverre overigens wat de dame zeide als bewijs kon gelden, laten wij gaarne den lezer ter beoordeeling. Tyndale intusschen bewaarde er, om meer dan ééne reden, wijselijk het zwijgen op. „Hij gaf haar op dat oogenblik geen antwoord en later evenmin en sprak in al deze dingen maar weinig, omdat hij zag, dat het niet baten zou."
In plaats van onvruchtbare gesprekken te voeren, besteedde hij zijnen tijd aan wat beters.
Kort geleden, in 1501, was een boek uitgekomen, geschreven door onzen geleerden landgenoot Erasmus, die, schoon geen Hervormer, toch voor de zaak der Hervorming van groote beteekenis geweest is. Het werk was getiteld: „ E n c h i r i d i on m i l i t i s C h r i s t i a n i " , d. i.: H e t z w a a r d v a n d e n C h r i s - t e n s t r i j d e r , en verscheen te Audomarum (St. Omer, toen gelegen in Zuid-Nederland, thans in Noord-Frankrijk).
Dit werk nu „leerde openlijk, dat de godsdienst van den waren Christen, in plaats van te bestaan in het aannemen van scholastieke leerstukken of het waarnemen van uiterlijke gebruiken en plechtigheden, in der waarheid bestaat in eene ware, zichzelf opofferende trouw aan Christus, zijnen eeuwig levenden Vorst; dat het leven een strijd is, en dat de Christen zijne booze lusten en hartstochten moet opofferen en zijne kracht besteden niet in het najagen van zijn eigen genot, maar in het krachtig dienen van zijnen Vorst".
Dit werk nu begon Tyndale in het Engelsch over te zetten en zoodra het voltooid was, gaf hij het aan ridder Welch en diens vrouw ter lezing. Met groote belangstelling namen, beiden dit boek ter hand, waartoe ongetwijfeld de beroemde naam des schrijvers veel bijdroeg, wiens arbeid dusver, wijl hij in het Latijn schreef, voor hen ontoegankelijk was geweest.
En Welch én zijne vrouw lazen en herlazen het door hunnen huisonderwijzer vertaalde boek en overwogen den inhoud. De gevolgen bleven niet uit. Voortaan toch werden de doctoren, priesters- en prelaten veel minder dan vroeger tot de tafel van den ridder genoodigd, die blijkbaar had gevoeld, dat Tyndale in zijn gevoelen althans niet alleen stond. Ook de huisvrouw moest erkennen, dat de jeugdige geleerde toch tegenover de doctoren, op welke zij zich beriep, anderen kon stellen. En daarbij sprak de inhoud van het boek voor zichzelf.
Zoo sterk was zelfs de indruk, dat de vroolijke gasten van weleer, als zij nu nog aan de tafel van ridder Welch verschenen, toch zeer goed bespeurden, dat de hekken min of meer waren verhangen. De ontvangst was niet meer dezelfde. Tyndale was blijkbaar gerezen, zij gedaald. „Gastheer en gastvrouw waren, als de heeren kwamen, niet meer zoo opgeruimd en voorkomend als eertijds." Natuurlijk voelden de heeren dat zeer goed en weldra rees bij hen de gedachte op, dat niemand anders dan Tyndale de oorzaak van de veranderde houding des gastheeren kon zijn. Wel konden zij de juiste aanleiding niet gissen, doch hunne verbittering tegen den jonkman nam toe, steeds minder werden de bezoeken en de bezoekers, gelijk reeds lang hunne opgeruimdheid, en eindelijk bleven de heeren geheel weg.
Dat zij echter Tyndale niet vergaten, zullen wij zien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

II. Vijandschap.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 februari 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's