Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IV. De Brief aan de Gemeente te Thyatire. (Openb. 2 : 18 - 29) (1ste Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IV. De Brief aan de Gemeente te Thyatire. (Openb. 2 : 18 - 29) (1ste Gedeelte.)

Verklaring van de Brieven aan de zeven Gemeenten in Azië.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Thyatire was eene stad, gelegen omtrent negen mijlen oostelijk van Pergamus. Ook van de Gemeente te Thyatire weten wij eigenlijk niets, dan hetgeen wij uit dezen Brief kunnen afleiden. Wij herinneren ons echter, dat uit deze stad de purperverkoopster Lydia afkomstig was, die te Filippi de prediking des Evangelies uit den mond van Paulus hoorde, en van welke wij lezen: „De Heere opende haar hart, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd". Zullen er nog vele zulke zielen geweest zijn in de Gemeente te Thyatire, die acht namen op hetgeen de Heere hun hier door Zijnen dienstknecht Johannes deed schrijven? Wij weten het niet, doch dit is gewis: het is allen, die er acht op geslagen hebben, tot heil geweest, en het zal gewis ook ons tot heil zijn, als bij de overdenking van dezen Brief in onze harten deze bede is: „Heere! open mijn hart, opdat ik acht neemop hetgeen Gij tot mij spreekt!"
„ S c h r i j f a a n d e n e n g e l d e r G e m e e n t e t e T h y a - t i r e " , zoo lezen wij hier Vers 18: „ D i t z e g t de Z o on v a n G o d , Die Z i j n e o o g e n h e e f t a l s e e n e v l am v u u r s , en Z i j n e v o e t e n z i j n b l i n k e n d k o p e r g e l i j k ."
Johannes had Hem eerst gezien als Een, Die eens menschen zoon gelijk was, dus ons in alles gelijk, als Dien, Die onze zwakheid, onze ellende droeg en dus wel kent. Maar Deze is te gelijk de Zoon Gods, en zoo noemt Hij Zich hier. Is Hij de Zoon Gods, zoo kent Hij het harte Gods, zoo weet Hij, wat Gods wil en welbehagen is, — ja Hij is uit het harte Gods voortgekomen, — de gansche Raad Gods bestaat alleen in en door Hem. Hij is de Zoon van God ; zoo is Hij dan ook de Erfgenaam van alles, alle macht is Hem gegeven in hemel en op aarde, alles ligt in Zijne hand. Hij kan helpen en redden, Hij kan verlossen uit eiken nood, uit alle gevaar, bij Hem zijn uitkomsten ook tegen den dood; maar Hij kan ook straften en verdoemen, Hem is ook de macht gegeven, om gericht te houden. Wie Hem verwerpt en op Zijn Woord geene acht geeft, die verwerpt en veracht God Zeiven. Ach, wij nemen wel acht op hetgeen deze en gene zegt, op hetgeen de wereld zegt, op wat menschen zeggen, wier adem toch in hunnen neus is, menschen, die heden beloven of dreigen en morgen niet meer zijn; maar Hij, Die hier spreekt, is de Zoon Gods, Die alle dingen draagt door het Woord Zijner kracht ; onze zaligheid, al ons geluk voor tijd en eeuwigheid ligt in Zijn Woord. Wat Hjj spreekt, is van het hoogste gewicht, is de waarheid, zooals Hij ook eenmaal zeide tot Nicodemus: „Wij spreken, wat wij weten, en getuigen, wat wij gezien hebben; zoo noemt Hij Zich ook hier Dien, „Die Zijne oogen heeft als eene vlam vuurs", — oogen dus, die lichten en zien in al onze donkerheid en duisternis. Hij ziet, of een hart geheel en volkomen is met Hem, of het rein is, dan wel of wij onze ongerechtigheid willen bedekken, of wij willen veinzen voor Hem, dat wij Hem dienen, terwijl wij toch met de wereld mededoen. David bidt tot Hem (Ps. 139): „Heere! Gij doorgrondt en kent mij. Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; G|j verstaat van verre mijne gedachten. Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijne wegen gewend. Als er nog geen woord op mijne tong is, zie, Heere! Gij weet het alles. — Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken, dan is de nacht een licht om mij. Ook verduistert de duisternis voor U niet", — immers Zijne oogen verlichten haar als eene vlam vuurs, — „de nacht licht als de dag, de duisternis is als het licht". En zoo zegt de Heere Jer. 17: 9 en 1 0 : „Arglistig is het hart, meer dan eenig ding, j a doodelijk is het, wie zal het kennen?" Van menschen niemand, maar de Heere spreekt: „Ik, de Heere, doorgrond het hart en proef de nieren;
en dat, om eenen iegelijk te geven naar zijne wegen, naar de vrucht zijner handelingen". Men kan Hem niet bedriegen door vrome woorden, door een effen gelaat, door huichelarij, Hij is een Oordeeler der gedachten en overleggingen des harten, Hij weet en kent ons doen niet alleen uitwendig, maar ook al de inwendige roerselen daarvan; Hij ziet al de werken der duisternis, ook de verborgene krankheden, waaraan de Gemeente lijdt, en elk lid der Gemeente in het bijzonder, — het kwaad, dat niet aan het licht durft komen, Hij doorschouwt het.
Hij heeft oogen als eene vlam vuurs; Hij, Die in een ontoegankelijk licht woont, Hij heeft willen wonen in de donkerheid. Hij kwam in ons vleesch. Zijne heerlijkheid verbergde Hij in nederigheid, in onzen jammer, vloek en dood, in onze ellende en duisternis. Maar uit zulk eene donkerheid breekt Zijn licht door en verlicht de duisternis. Zoo heeft het volk des Heeren, het volk, dat Hem vreest en in Zijne wegen wandelt, in Hem het licht, evenals voor de kinderen Israëls de wolkkolom des nachts tot eene vuurkolom werd ; Zijne oogen zien en verlichten de donkere wegen, die de Heere de Zijnen leidt. Edoch, datzelfde vuur Zijner eeuwige liefde en trouw is te gelijk het vuur Zijner heiligheid, waarin niets wat onrein en verkeerd is, kan bestaan, maar verteerd wordt. Hetzelfde vuur der liefde Gods, dat het brandoffer en vet op het altaar verteerde, zoodat het gansche volk juichte, toen het dat zag, en zij op hunne aangezichten vielen, datzelfde vuur ging van het Aangezicht des Heeren uit en verteerde Nadab en Abihu, die vreemd reukwerk voor het Aangezicht des Heeren brachten; datzelfde vuur verteerde ook den hoofdman met zijne bende, die meende met Elia, den man Gods, te kunnen doen, wat hij wilde. Zoo zijn ook de oogen van onzen Heere .Tesus Christus, zoo vol van genade en liefelijkheid voor den verslagene van geest, zoo vol van vertroostend licht en vroolijkheid voor alle oprechte harten, — eene vlam vuurs, als stoppelen verterende alle hoogmoedigen en al wie goddeloosheid doet, j a Zijne oogen zullen hen in vlam zetten en hun wortel noch tak laten. (Yergel. Ps. 97 : 1—5 en 11.)
Gelijk Zijne oogen zijn, zoo zijn ook Zijne gangen. „Zijne voeten zijn blinkend koper gelijk", zooals het ook Hoofdstuk 1 : 15 heet: „Zijne voeten waren blinkend koper gelijk en gloeiden als in eenen oven". Het koper komt in de Schrift veelvuldig voor als symbool van hardheid en vastheid, en zoo ook van de Godheid, de oneindige kracht van Christus, waardoor Hij de hitte van den toorn Gods, van dat verschrikkelijke, eeuwige vuur lieeft verdragen. De glans van dit blinkend koper is de glans, het afschijnsel der heerlijkheid Gods, der heerlijkheid, waarin God eenen armen verloren zondaar in Christus weder opneemt en verheerlijkt; der heerlijkheid, waarin God Zijnen eengeboren Zoon heeft overgegeven, om het verlorene weder tot Zich te brengen. Deze glans blinkt den armen zondaar tegen, die van verre staat, die tot God henen moest, doch tot God niet kon naderen, want de heerlijkheid Gods moest hem verteren; ach, hoe duister is alles voor hem, maar zie, daar gaat Christus henen, Hij, het afschijnsel der heerlijkheid Gods, en nu mag hij juichen: „Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten Desgenen, Die den vrede verkondigt, Die goede boodschap brengt, Die heil doethooren!
Die tot Zion zegt: Uw God is Koning!" Doch met ditzelfde koper, in dezen zelfden glans der heerlijkheid Gods vertreedt Christus ook al wat zich tegen de eer en waarheid Gods verheft. Al Zijne gangen zijn heilig, en met vasten tred gaat Hij daarhenen, ijverende voor de eere Zijns Yaders, gelijk Hem eenmaal de discipelen zagen, toen Hij den tempel Gods reinigde, en zij gedachten aan het Woord, dat geschreven staat: De ijver van Uw huis heeft Mij verteerd. Zoo treedt Hij ook hier op, waar het geldt Zijne Gemeente te reinigen, te bestraffen, wat verkeerde wegen gaat, en te sterken, wat bezwijken zou.
Nadat alzoo de Heere Zichzelven heeft te kennen gegeven aan de Gemeente, begint Hij ook hier weder de harten te bereiden en gewillig te maken, om Zijn Woord van bestraffing en vermaning aan te nemen, — door eerst de Gemeente te prijzen en met lof te vermelden, wat Hij goeds in haar heeft gevonden. „Ik w e e t " , zegt Hy Yers 19, „uwe w e r k e n ", de werken des geloofs, „en l i e f d e " . — Waar iets is, dat goed is, daar is het voorzeker des Heeren werk in de geloovigen, de werking Zijns Geestes; evenwel zegt de Heere: „ u w e werken en liefde", — de liefde, waarin gij uzelven overgeeft, — „en" — zoo heet het verder — „ d i e n s t " , dat gij uwen naaste de voeten wascht, uzelven vernedert en de anderen uitnemender acht dan uzelven, — „en g e l o o f ' , dat gij volhardt met Mij na te volgen en Mijnen Naam belijdt, of u ook alles tegen is, — „en uwe l i j d z a a m h e i d " , dat gij het lijden, dat over u komt, verdraagt. Dat alles ziet de Heere dus in Zijne Gemeente, — ja Hij zegt nogmaals: „en u w e w e r k e n , en d a t de l a a t s t e m e e r z i j n d a n de e e r s t e " . Zij deed dus steeds meer. Er was geen stilstand bij haar, noch dood, maar leven en wasdom.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

IV. De Brief aan de Gemeente te Thyatire. (Openb. 2 : 18 - 29) (1ste Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's