Aanteekening op Mattheüs 26 : 69—75.
1) Als de Satan ons in de zeef neemt, maakt hij, dat wij het Woord des Heeren niet gelooven en brengt ons van kwaad tot erger.
2) Het is bij de wereld eene misdaad, met Jesus te zijn en zich aan Hem te houden.
3) De vrome in den angst voor gevaar zweert eenen valschen eed en vervloekt zich, zwerende: „Ik ken den Mensch niet".
4) Gods wijsheid besluit allen onder de zonde, opdat Hij Zich over allen ontferme.
5) Gods barmhartigheid grijpt den mensch midden in zijne zonde aan, opdat hij zich schame en van zijne zonde aflate.
6) Niet alleen het kraaien van den haan, maar Zjjn oog, het indachtig maken van Zijn Woord, (dat Hij wakker roept), is het bovenal, waardoor men tot inkeer komt en bekeerd wordt.
7) Waar de Heere Zijn Woord en Zijne liefde handhaaft, scheurt men zich waarlijk van de zonde los, en er is een verlangen des harten naar Hem, het gebed: „Geef mij weder de vreugde Uws heils".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1894
Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1894
Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's