Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit Galicië.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit Galicië.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat mijne brieven uit het verre Oosten steeds eene plaats in uw Blad vinden, doet mij vertrouwen, dat velen uwer lezers belangstellen in onze afgelegen Gemeenten en dat zij ook van de volgende regelen gaarne kennis zullen nemen. Hun allen breng ik eenen hartelijken groet, en veroorloof mij, hun toe te roepen, wat Paulus aan de Thessalonicensen schreef : ,Voorts, broeders! bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijnen loop hebbe, en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u" (2lle Br., Hoofdst. 3 : 1).
Ik verheug mij, wel is waar, als ik zie, dat de prediking van het Woord Gods eenen vruchtbaren bodem vindt en ook duidelijk zichtbars vruchten draagt, doch als daarna de geest der wereld wederom veld wint in de harten en de menschen zeiven verheerlijkt willen worden en groot zijn, niettegenstaande hunne dubbele armoede, dan zit ik hier in mijne eenzaamheid geheel ternedergeslagen en de wensch komt bij mij op, dat het toch Gods wil mocht zijn, mij eens uit dit land der vreemdelingschap terug te roepen en mij in mijn vaderland eenen werkkring aan te wijzen.
Hoe welgemoed toch maakt het eenen mensch, dat hij dikwerf met broeders kan verkeeren, die hem eene vriendschap bieden, welke zich ook in eene hartelijke voorbede uit! Dat heb ik weder mogen ervaren, toen het mij vergund was, wederom voor het eerst na zeven jaren onder de vrienden te komen, die in de Pinksterweek onder voorzitterschap van onzen hooggeschatten professor Böhl te Brünn vergaderd waren. Het was mij te moede als eenen zendeling, die weêr eens in zijn vaderland komt. Yeel heb ik geleerd en veel vriendschap genoten, al moest ik het zeer betreuren, dat ik niet iedere bijeenkomst, die de broeders hielden, kon bijwonen. Dat gaat nu eenmaal niet anders, maar ik ben toch ook weêr opnieuw overtuigd, dat het God is, Die mij in dit arme dorpje aan de Russische grens gezonden heeft.
Hoe vaak moest ik op mijne reis door de drie naburige landen, Galicië, Silezië en Moravië, zeggen: Hoe wonderlijk zijn toch Gods wegen! Terwijl in Moravië de grond zoo nat was, dat men er naar warm weêr verlangde, hadden wij in Galicië reeds weken lang om regen gebeden. Iedereen kan zich voorstellen, wat het beteekent voor eenen armen, zandigen bodem, als het weken achtereen niet regent. Alle Zondagen baden wij vurig om don regen des hemels voor onze harten en onze velden, want het zaad begon al geel te worden en steeds treuriger werd de stemming. De Heere heeft onze gebeden verhoord en ons weldra Zijne goedertierenheid betoond ; het frissche groen der velden verkwikt thans iedereen.
Toen de groote droogte zoo lang aanhield, zagen ook onze Poolsche naburen zeer droevig. Aan de grootste verlegenheid ten prooi en vurig naar regen verlangende, hielden zij weêr eens — eene e i e r c o l l e c t e . Een ijverig aanhanger van den Roomschen priester ging van huis tot huis eieren inzamelen.
Men sloeg geen enkel huis over, ook de armoedigste krotten niet, die zelfs geenen schoorsteen hebben. De collecte viel, naar ik vernam, schitterend uit.
Waartoe die eieren? vraagt misschien de vriendelijke lezer.
De arme Roomschen haalden die op voor hunnen geestelijke, om hem door dat geschenk te bewegen tot een gebed om regen!
Daar is toch de geestelijke dorheid wel groot, niet waar? Wie denkt daarbij niet aan de Afrikaansche „regenmakers"! Welk een vertrouwen moeten deze arme menschen toch in hunnen zielzorger stellen, ala zij meenen, dat hij eerst dan om regen zal bidden, wanneer hij eenige manden eieren ontvangt!
Natuurlijk weten zij ook, dat hij de eieren verkoopt en dat hjj zeer gaarne bij zijne nachtelijke bezoeken in de buurt kaart speelt, wellicht van het geld, dat hij voor de hem ter hand gestelde eieren ontving! —
In een vroeger bericht meldde ik een en ander omtrent onze Joodsche naburen en deelde mede, dat zij bij hunne h u w el i j k e n vreemde p l e c h t i g h e d e n hebben, o. a. dat daarbij ook een porceleinen pot gebroken wordt. Later deed ik in gesprekken met Joodsche buren onderzoek naar allerlei gebruiken, om die te vergelijken met de Bijbelsche. Van eenen hier wonenden, hoogst beleefden Jood, die bij de Joodsche huwelijksplechtigheden gewoonlijk de hoofdpersoon is en contracten schrijft, vernam ik de noodige bijzonderheden. Zoo maak ik dan van deze gelegenheid gebruik, om een en ander toe te voegen aan mijne vorige berichten.
Bij eene Joodsche verloving wordt terstond het huwelijkscontract opgemaakt en de dag der bruiloft bepaald. Vaak gaat een jonkman heimelijk een huweljjk aan, nog vóór hij zijnen dienstplicht heeft volbracht. De blikslager, die aan onze pastorie gewerkt heeft, verhaalde mij, dat hij als 17-jarig jongeling getrouwd was. Zulke geheime huwelijken worden natuurlijk zonder tusschenkomst van den rabbijn gesloten; de keizerlijkkoninklijke ambtenaren weten dat zeer goed en in de wet is het zelfs verboden, doch de Regeering laat het oogluikend toe, want tevergeefs zou zij tegen deze ingekankerde Joodsche gewoonte strijden.
Gewoonlijk trouwt men des avonds. In het huis, waar het huwelijk voltrokken zal worden, wordt uit de Joodsche school de „Chippe", d. i. de „hemel", (een op vier stangen gedragen vierhoekig tapijt), gebracht. Op den avond der bruiloft verzamelen zich de bruiloftsgasten in twee kamers; de vrouwen met de bruid in de eene, de mannen met den bruidegom in de andere. Is het geheele, buitengewoon luidruchtige gezelschap bijeen, dan leiden eerst de mannen den bruidegom in de kamer, waarin zich de bruid met de vrouwen bevindt — „ter bedekking". Voordat de bruidegom binnenkomt, moet de bruid namelijk op eenen stoel gaan zitten en zich het hoofd met eenen fraaien doek, een geschenk van den bruidegom, omhullen. Nu komt de bruidegom, neemt der bruid den doek van het gelaat, en moet haar, vóór hij met haar in den echt treedt, aandachtig gadeslaan 1). Is dit geschied en bevalt zij den bruidegom, dan wordt deze uit het vrouwenvertrek weggeleid en onder den „hemel" geplaatst, waarna ook de bruid gehaald en aan zijne zijde gezet wordt. Een der meest ontwikkelden onder de bruiloftsgasten treedt nu vooruit en spreekt, eenen beker wijn in de hand houdend, „over den wijn", zooals de Joden zeggen, eenen lofzang uit; een ander neemt eenen tweeden bekeren doet precies hetzelfde. Daarop moeten de verloofden de voorlezing van het huwelijkscontract en van hunne echtelijke plichten aanhooren.
Is dit afgeloopen, dan wordt den bruidegom een glas of een porceleinen pot gegeven, dien hij op den grond zet en met den voet stuktrapt. Nu volgt weêr een lofzang; dat is natuurlijk geen gezang, dat men door notenschrift kan weergeven, maar een eigenaardig, bijna komisch lezen van den eenen of anderen Hebreeuwschen Psalm, waarbij met bespottelijke nauwkeurigheid gelet wordt op de Hebreeuwsche accenten, die men met verheffing of daling der stem of ook door trillers aangeeft 2).
De twee mannen, die over de twee bekers hunne lofzanger uitgesproken hebben, treden vooruit en ieder drinkt uit der beker, dien hij in de hand houdt, wat wijn. De overblijvende wijn wordt uit den eenen beker in den anderen gegoten, om zich goed te vermengen, en van dezen gemengden wijn moeten dan bruidegom en bruid drinken Daarmee is de eigenlijke plechtigheid afgeloopen. Dan laat men het gehuwde paar geheel alleen en mogen zij voor het eerst samen eten, wat hun zeker zeer welkom is, omdat zij op den dag der bruiloft moeten vasten.
Ik onderzocht naarstig, wat het toch wel beteekent, dat de bruidegom eenen pot of een glas stuktrappen moet. Een belezen Jood, (een orthodox Talmudist, die mij steeds met groote vriendelijkheid en achting bejegent, doch koel en trotsch wordt, als ik hem in het gesprek begin te verklaren, hoe de heerlijke messiaansche profetieën in Christus vervuld zijn), zeide mijr dat de beteekeuis deze is: dat de bruidegom, die op den dag: der bruiloft de wereld rooskleurig ziet, moet herinnerd worden aan het gewelddadig vertredene en verwoeste Jerusalem; m. a. w. hij mag niet te zeer juichen, hij kan, nademaal de heilige stad verwoest is, zich niet geheel en al aan vroolijkheid! overgeven. 1)
Echtscheidingen komen onder de Joden veelvuldig voor. 't Gaat ook gemakkelijk. De man heeft dikwerf den bruidschat zijner vrouw door speculatie verloren, en verlangt de scheiding, om met eene andere vrouw te gelijk eenen nieuwen bruidschat te krijgen.
De man, die scheiden wil, moet allereerst naar den rabbijn gaan en hem de redenen opgeven, waarom hij scheiding eischt.
Om deze te bemoeilijken, zendt de rabbijn hem naar eenen anderen, de tweede naar eenen derden, ten einde hem van zijn voornemen af te brengen. Is dit vergeefsch, dan schrijft de sofêr (schrijver) hem eenen scheidbrief.
Van eenige hier wonende Jodinnen zijn tegenwoordig de mannen in Amerika, van waar zij aan hunne familie een groot deel van hunne verdiensten zenden. Maar hoe angstig zijn die vrouwen, wanneer na een langdurig stilzwijgen een brief aankomt! Zij laten dien dan door eenen buurman openen; zij vreezen namelijk, dat het de scheidbrief zal zijn, en namen zij dien zelf in de hand en lazen hem, dan konden zij geene be zwaren daartegen inbrengen.
Men moet medelijden hebben met haar en met het gansche volk, dat zoo in letterknechterij is verzonken, dat men er zich vaak over verwondert. Omdat er geschreven staat, dat het volk op den Sabbat geenen last mag dragen, steekt de orthodoxe Jood op den Sabbat zelfs geenen zakdoek in den zak. Hij heeft dien ook heelemaal niet noodig. Gebruikt hij er wel een, dan steekt hij dien niet in den zak, maar bindt hem om de hand of om den hals, en is vast overtuigd, dat dat heel wat anders is, dat hij geenen last draagt, en dat hij derhalve het vierde gebod nauwkeurig gehouden heeft!
Konigsberg, 12 Juni 1894.


1) Het gaat hier volkomen naar de woorden van Schiller:
„Drum priife, wei' sich ewig bindet,
Der Wahn ist kurz, die Reu' ist lang."
2) Toen mij onlangs een Joodscli buurman verklaarde en met voorbeelden ophelderde, hoe men in de Psalmen het accent groote salselet lezen moet, kon ik mijn lachen niet houden.


1) Een Jood, wien ik onlangs vroeg, waarom zij in hunne bijeenkomsten de Psalmen van David niet zingen, waarmede wij ons in onne godsdienstoefeningen en ook tehuis verkwikken, antwoordde mij: „"Wij kunnen niet zingen en niet jubelen, dewijl Jerusalem verwoest is". Ja, dit Godsgericht staat het volk steeds voor oogen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juni 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Uit Galicië.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 juni 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's