Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

II.  De kruistochten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

II. De kruistochten.

II. Uit de geschiedenis van de regeering der hertogen, graven en bisschoppen. (922—1581).

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben vroeger reeds gezien, dat al spoedig na de vestiging van het Christendom de reine leer des Evangelies door menschelijke toevoegselen werd vervalscht. De offerande van Christus, aan het kruis volbracht, werd niet meer voldoende geacht ter zaligheid; allerlei werken werden uitgedacht, om daarmede Gode te behagen en er de zaligheid meê te verdienen.
Voor een zeer verdienstelijk werk werd gehouden een tocht naar het Heilige Land, waar de Heere Jesus had omgewandeld en geleden. Zulk een tocht naar Palestina, ten doel hebbende om daar bij het graf van Jesus, op Golgotha enz. te bidden, werd eene b e d e v a a r t , en zij, die ze ondernamen, p e l g r i m s of b e d e v a a r t g a n g e r s genoemd. Telken jare toog uit de verschillende landen van Europa een vrij aanzienlijk getal bedevaartgangers naar Jerusalem en andere plaatsen van het Heilige Land, om daar rust te vinden voor hunne zielen, of, zoo het heette, op die wijze boete te doen voor begane zonden.
Op de heerschappij van het Romeinsche en van het Oost- Romeinsche Rijk, volgde die der Arabieren, die wel is waar de leer van den valschen profeet Mohammed hadden omhelsd, maar-toch de pelgrims ongemoeid lieten. Niet alzoo de Turken, die na hen meesters van het land werden; zij beroofden en mishandelden op gruwzame wijze de bedevaartgangers.
Nadat reeds langen tijd over het gedrag der Turken was geklaagd, achtte eindelijk paus Urbanus II den tijd gekomen, om hen uffc het Joodsche land te verdrijven. Zekere kluizenaar, naar zijne woonplaats Peter van Amiëns genaamd, had den paus in levendige kleuren het lot der onschuldige pelgrims geschilderd, en hem gesmeekt te hunnen gunste tusschenbeide te komen. De kerkvorst zond hem nu tot de vorsten en volken van Europa, om hen op te wekken tot eenen tocht naar het Heilige Land, teneinde het aan de macht der Turken te ontweldigen.
Al was de kluizenaar niet de eigenlijke oorzaak van de kruistochten, het staat vast, dat hij de geestdrift voor 's pausen plan, vooral onder den lageren stand, wist te doen ontvlammen. Inmiddels riep de paus te Clermont in 1095 eene kerkvergadering bijeen en wist door zijn bezielend woord aan de vergaderden den kreet „God wil hel!" te ontlokken. Yorsten en edellieden gordden het zwaard aan, in de stellige overtuiging, dat het Gods wil was, dat zij het land Kanaiin aan de Turksche heerschappij ontwrongen, en hunne onderdanen en onderhoorigen volgden hen vrijwillig op de moeitevolle tochten. Die aldus aan 's pausen roepstem gehoor gaven, hechtten op hunnen wapenrok een kruis, waarnaar de tochten k r u i s t o c h t e n en de deelnemers k r u i s v a a r d e r s werden genoemd.
Het woord van den Roomschen prelaat vond weerklank in bijna alle landen van ons werelddeel en verwekte eene ongemeene beweging onder alle rangen en standen. En geen wonder, want vooreerst werd aan de deelneming de zaligheid der zielen verbonden en ten andere werd den kruisvaarders buit en krijgsroem voorgespiegeld. Dat zooveel geringe lieden aan de kruistochten deelnamen is bovendien hieraan te wijten, dat de paus alle lijfeigenen, die ter kruisvaart gingen, voor vrije mannen verklaarde.
Het verlangen was welhaast niet meer te bedwingen, en de geestdrift sloeg tot dolheid en dwaasheid over. Bij den onbezonnen, onverstandigen ijver voor de eere van Christus moest men wel de Joden als een voorwerp van billijken afschuw beschouwen. Het gevolg was eene wreede vervolging van de Joden. In de lente van 1096 reeds ijlden geheele scharen opgewonden volk naar het Oosten: lieden van allerlei slag, in allerlei kleeding, van allerlei wapentuig voorzien, en zonder eenige orde.
Het verwondere ons daarom niet, dat slechts zeer weinigen het doel van hunnen tocht bereikten en verreweg het grootste deel door het zwaard der vijanden onderweg omkwam.
De eigenlijke legers, waaronder ook een aanzienlijk getal krijgslieden uit de Nederlanden, volgden in het najaar van 1096 onder hoofdaanvoering van G o d f r i e d v a n B o u i l l o n , hertog van Neder-Lotharingen. Van 600 000 of 700 000 kruisvaarders (vrouwen en kinderen daarin begrepen) bereikten slechts 30 000 weerbare mannen de stad Jerusalem. Na een beleg van vijf weken werd de stad stormenderhand ingenomen. Godfried werd tot koning over haar uitgeroepen; hij weigerde echter de koningstitel aan te nemen en liet zich „hertog" en „beschermheer van het heilige graf" noemen.
Van de Hollandsche graven hebben alleen Floris III en Willem I aan de kruistochten deelgenomen. Do eerste nam deel aan den derden tocht en overleed in 1190 te Antiochië.
Wat graaf Willem I betreft, deze stak den 29Blt" Mei 1217 met 12 welbemande koggen in zee en zette koers naar het Zuiden. Nadat hij zich met de Engelsche kruisvaarders had vereenigd, werd hem het bevel over de gezamenlijke scheepsmacht opgedragen. Onderweg deed hij Lissabon aan en hielp de Portugeezen tegen de Mooren. Daarna wendde hij den steven naar Acre in Penicië en begaf zich van daar naar Egypte, waar destijds het zwaartepunt van de macht der Saracenen 1) lag. Hier tastte hij Damiate aan den Nijl aan. Deze rivier was echter door drie torens en zware ketenen afgesloten.
Den westelijken toren, dien men van de landzijde bestormen kon, nam de graaf nu het eerst. Vervolgens richtte hij zich tegen den middelsten toren, waarbij hij gebruik maakte van houten torens, voorzien van valbruggen en geplaatst op samengebonden koggen. Na hevigen tegenstand werd de toren, die inderdaad een ontzaglijk sterke burcht was, veroverd en vervolgensde zware keten tusschen dezen en den derden toren stukgezeild.
Thans kon men eerst beginnen met de belegering der stad, waarin 20 000 soldaten lagen en die na 16 maanden en 22 dagen door gebrek aan mondvoorraad zich (in 1219) moesten overgeven2). — In 1221 kwam Damiate echter weêr in handen van de Turken.
Slechts met groote moeite hield men zich op den duur in het Oosten staande. Herhaaldelijk waren nieuwe legers noodigr om den vijand uit het betwiste gebied te houden. Vandaar, dat in den loop van twee eeuwen zeven tochten naar het Heilige Land werden ondernomen. In 1187 werd Jerusalem echter door de Turken hernomen. Wel werd het later gedurende een tiental jaren weêr door de Christenen bezet, doch tot eene duurzame vestiging kwam het niet, en met den val van Acre in 1291 nam de heerschappij der westerlingen in Palestina voorgoed een einde.
Zeer belangrijk waren intusschen de gevolgen der kruistochten.
Deze toch hieven de lijfeigenen uit hunne vernedering op en werkten op het krachtigst mede tot het ontstaan van den vrijen burger- en boerenstand, en deden dus te gelijk ook een» menigte steden verrijzen. Tevens echter waren zij oorzaak, dat de macht van den adel daalde en in gelijke mate die van den landsheer steeg. Niet alleen raakten de middelen van menig edelman door de deelneming aan de kruistochten uitgeput, zoodat hij ophield voor den landsheer eene gevaarlijke partij te zijn, maar ook keerde menig edelman, die ter kruisvaart was gegaan, nimmer weder en verviel zijn leengoed aan den landsheer.
Bovendien werd door de kruistochten de handel krachtig bevorderd, nam de welvaart coe, werd dorst naar kennis gewekt en beschaving gekweekt. Daar staat echter tegenover, dat van de Oostersche volken ook menige ondeugd werd overgenomen, het gezag des pausen werd verhoogd en de werkheiligheid nieuw voedsel kreeg.


1) De algemeene naam voor de bestrijders der Christenheid in die dagen.
2) Ter herinnering aan dit 'roemrijk feit hangen in de St.-Bavokerk te Haarlem kleine scheepjes met zagen aan de stevens, zooals bij de verovering waarschijnlijk zijn gebruikt. In de kerk zelve hangen de Dainiaatjes, d. z. koperen klokjes, die, naar men meent, bij de inneming zijn buitgemaakt. Ook het schip, dat te Dokkum vroeger op den toren stond, moest de herinnering aan de gebeurtenis van 1219 levendig houden. Zoowel Haarlemmers als Dokkumers namen deel aan den tocht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

II.  De kruistochten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 september 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's