Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking van Psalm 37 : 5.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking van Psalm 37 : 5.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Wentel uwen weg op den Heere, en vertrouw op Hem, Hij zal het maken."

Door alle tijden heen heeft het veel aanvechting en strijd veroorzaakt, als men er op lette, dat het naar het zichtbare dengenen, die öf in 't openbaar met God en met Zijne geboden en goede woorden spotten, öf die meer bedektelijk, j a zelfs onder schijn van godsdienst zich evenmin om de ware vreeze Gods bekommerden, nochtans goed scheen te gaan. Zij schenen geen verdriet als andere menschen te hebben ; voorspoed was naar het menschelijk oordeel hun deel; het ging met hen langs elfene wegen. Zij oefenden macht en invloed uit; wat zij ondernamen, gelukte en vond algemeenen bijval. Hunne vrienden en aanhangers telden zij bij honderden, j a zelfs wel bij duizenden. Daarentegen hadden zij, die door het Woord Gods zich lieten leiden en bleven bij Gods geboden, gewoonlijk met vele bezwaren en wederwaardigheden te kampen. Strijd was er met de zonde, de wereld, met vleesch en bloed, met den eigen verdorven aard, met allerlei lichamelijken en geestelijken nood. Veel tegenstand, veel teleurstelling werd ondervonden.
Wij behoeven slechts ons Bijbelboek te doorbladeren en de geschiedenissen der aartsvaders, der Profeten en der Apostelen, maar bovenal het leven van onzen Heer en Heiland Jesus Christus hier op aarde, na te gaan, om het woord uit den 34.ten p s a i m bevestigd te vinden: „Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen". Ja de levensweg dergenen, die God vreesden, was bezaaid met doornen en distelen, was een weg van kruis en lijden. Om der zonde wil kan dat met Gods kinderen niet anders, en om de v e r z o e n i n g onzer zonden moest de Zoon des menschen, de éénige Middelaar Gods en der menschen, een lijder bij uitnemendheid wezen. En waar nu het Woord Gods gotuigt: door lijden tot heerlijkheid, door de engte tot de ruimte, door den dood tot het leven, — daar is dat de getuigenis des g e l o o f s , niet des a a n s c h o u w e n s . En juist opdat wij deze getuigenis zouden aannemen, komt datzelfde Woord Gods tot ons en wijst ons tot onze onderwijzing, onze vertroosting en onze waarschuwing, tegen al het zichtbare in, de wegen Gods met de Zijnen aan.
„Wentel uwen weg op den H e e r e , en vertrouw op H e m . " —
Dat is een woord der opwekking tot v e r t r o u w e n in d en e e u w i g l e v e n d e n en g e t r o u w e n God v o o r a l l e n, d i e God v r e e z e n . — Zoo? Dus niet voor allen, die God n i e t vreezen? Neen! en duizendwerf neen! — Voor hen, die God n i e t vreezen, noch naar Zijn Woord en Zijne geboden vragen, is het woord uit Ps. 37 : 5 geene opwekking tot vertrouwen in God, maar veeleer een woord, dat moge leiden tot inkeer en tot de ernstige vraag: „Welken weg bewandel i k ? " — Gods Woord sterkt ons nooit ofte nimmer in onzen verkeerden weg, en indien wij meenen, dat opwekkingen tot vertrouwen, beloften van verlossing, of allerlei bemoediging en vertroosting o n s gelden, terwijl wij wegen bewandelen, die strijden met Gods Woord, met Gods gebod, met de meening des Heiligen Geestes, dan bedriegen wij onszelven en misbruiken den kostelijken schat, ons geschonken in Gods heilig Woord.
En dan strekt zulk een misbruik tot onze verhardiog. — Wij mogen onzen weg niet op den Heere wentelen, wij mogen niet op God vertrouwen, als onze weg een weg des o n g e l o o f s, des b i j g e l o o f s , des h o o g m o e d s , der r o e k e l o o s h e i d, der l i e f d e l o o s h e i d is. Eenen weg van 0 n b e k e e r 1 i j kh e i d , van o n g e h o o r z a a m h e i d , van z o n d e en l e u g en in één woord, mogen wij niet op den Heere wentelen. Wij m o g e n in zulke wegen niet op God vertrouwen; want daar is God niet vóór, maar tegen ons; dan k a n Hij ons niet zegenen; dan w e d e r s t a a t Hij ons veeleer, en als wij ons van zulke wegen niet bekeeren, is ons einde rampzalig. —
Dat hebben wij wel te bedenken, opdat wij ons niet a a n m a - t i g e n , wat ons niet toekomt, maar opdat wij leven in de vreeze des Heeren. Het gaat toch om het r e c h t s c h a p e n geloof.
„ W e n t e l uwen weg op den Heere, en v e r t r o uw op Hem." — Draag al uw voornemen, uwe zorg, uwe bekommernis den H e e r e op. De wegen, de levensomstandigheden, waarin wij verkeeren: wij mogen ze alle den Heere toevertrouwen, als wij maar bij Zijn Woord blijven; Hij leeft, Hij regeert, Hij is even almachtig als genadig. — Al is uw weg nog zoo duister en moeitevol, neem er mede de toevlucht tot God. Of wilt gij zelf uwe nooden, uwe zorgen, uwe bekommernissen en lasten dragen ? Maar dat kunt gij immers niet en óók vermoogt gij het niet, om uitkomst te geven; gij kunt geene el tot uwe lengte toedoen; gij kunt geen haar uws hoofds wit of zwart maken! (Matth. 5: 36, 6 : 2 7 en Luk. 12: 22 vv..) En de Apostel Paulus gaf den kostelijken raad: „Weest in geen ding bezorgd, maar laat uwe begeerten in alles, door bidden en smeeken, met dankzegging bekend worden bij God'' (Filipp. 4 : 6).
De Heere God komt tot ons met Zijn Woord en wil ons verlossen van onze angstige bezorgdheid, onze ongeloovige moedeloosheid; Hij wijst ons den rechten weg, dien wij met al onze aangelegenheden hebben in te slaan. Wij hebben niet tot de menschen de toevlucht te nemen; wij hebben niet op het schepsel te vertrouwen en geen vleesch tot onzen arm te stellen. Ook hebben wij geen heil te verwachten van onszelven, van ons eigen licht, onze eigene kracht, onze eigene verdienste, gelijk wij 'menschen steeds onwillekeurig doen, — maar wij hebben ons met de onzen en met al wat ons ter harte gaat, al is het ook nog zoo hopeloos gesteld, en al zouden wij ook alles geheel bedorven hebben, den Heere over te geven; — „Hij kan helpen, Hij alléén; Hij doet duizend wonderheên". — O! dat wij ons maar niet ergeren, als ons levenspad steil is en er telkenmale nieuwe nooden en nieuwe zorgen opdagen. Hierom gaat het, dat wij den Heere God, den God en Yader onzes Heeren Jesus Christus, tot o n z en verzoenden God en Yader, tot onze toevlucht hebben; dat I I ij ons kent, ja, in g e n a d e kent; dat wij den weg der zaligheid betreden. — Blijf gij maar bij Gods Woord, gehoorzaam daaraan, laat u daardoor leiden, en vertrouw op Hem, verwacht van IIem uwe hulpe; „ H i j zal het maken". Hij zal uwen ganschen weg, al uwe omstandigheden voor u leiden en regeeren naar Zijnen alléén wijzen en genadigen raad. Hij zal te Zijner tijd uitkomst schenken; Hij zal het maken, dat het, óók waar alles verloren scheen, nochtans terechtkomt. — Houd God voor oogen, bouw en vertrouw op Hem, Die is, Die was en Die zijn zal, ja, op Hem, Wiens goedertierenheid is tot in eeuwigheid, en Die om Zijns lieven Zoons wil niet met ons doet naar onze zonden en ons niet vergeldt naar onze ongerechtigheden. — Bouw en vertrouw op Hem, bij Wien uitkomsten zijn tegen den dood. „Hij zal het m a k e n " ; Hij zal u niet begeven noch verlaten; Hij zal alles nochtans zóó ten uitvoer brengen, dat gij Hem nog looft voor Zijne overvloedige genade. Hij zal degenen, die Hem vreezen, die naar Zijn Woord vragen, niet beschaamd doen staan, maar het veeleer heerlijk aan 't licht doen komen, dat hun weg en werk toch recht was. — Dat wij Hem verbeiden, op Hem hopen en wachten; Hij verlost de Zijnen gewisselijk ; Hij leidt alles voor hen ten beste; Hij maakt alles voor hen nochtans goed, e e u w i g goed. Ja, óók al het kwade weet Hij, de Heere, voor al Zijne kinderen ten beste te keeren, gelijk de Apostel Paulus betuigt: „Wij: weten", (datis een w e t e n des gelo*>fs-)y dat dengenen, die God liefhebben^ alle dingeQ medewerker» ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen, geroepen zijn" (Rom. 8 : 28). — Heeft niet (Je Heere God Jozef, den zoon van den aartsvader Jakob, na veel lijden, ea zware beproevingen nochtans tot groot geluk en aanzien, gebracht? En door welke omstandigheden van nood en zwarea strijd ging het niet met David, den man naar Gods harte, henen, eer hij koning werd over gansch Isnaël en eer hij ruste kreeg van al zijne vijanden ? Wat al leed, wat al vijandschap had hij niet ondervonden óók zelfs van zijjae eigene kinderen? En dan onze gezegende Heer en Heiland Jesus Christus Zelf!
O! indien er één leven van lijden en noodi, van kruis en smart is geweest, dan was het wel Z i j n leven; maar de Heere God heeft het alles „ g e m a a k t " , ja heerlijk geleid; want zóó.juist ging de Ileere Jesus de heerlijkheid in; zóó juist verwierf: Hij den Naam „Heere", die boven allen naam is; zóó juist is voor Hem én voor allen, die Her» door een oprecht geloof zijn ingeplant, alles vreugde, overwinning over wereld, duivel, zonde en dood geworden.
„De H e e r e zal het m a k e n . " — „Wanneer wij »p den Heere vertrouwen, kan ons geen ongeluk overkomen, waaruit de Heere ons geen geluk schept, al ging het ons ook, gelijk het Job ging. Zoo wij in des Heeren woorden blijven, maakt Hij boven bidden en denken alles goed. Hij maakt de Zijnen tevreden met al Zijne wegen, zoodat wij op het einde Hem loven voor Zijne getrouwigheden." Zóó getuigde een reeds zalig ontslapen prediker, en alle kinderen Gods stemmen met deze getuigenis van harte in. Hoe wonderbaar weet de Heere óók zelfs allerlei verkeerdheid, allerlei tegenspoed en lijden te gebruiken tot meerdere ontdekking aan onszelven, tot hartgrondige bekeering, tot ternederwerping van hoogmoed, eigengerechtigheid en eigenwijsheid! Worden Gods kinderen niet juist door wegen van lijden en kruis gelouterd en geheiligd? Moeten zij niet door vele verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk Gods? Kastijdt God niet juist een iegelijk Zijner kinderen en geeselt Hij niet den zoon, dien Hij aanneemt? Zegt ons dat niet Gods eigen Woord? Immers j a ? Maar de Heere zal het „ m a k e n " ; Hij zal voleinden, wat Zijne hand begon. „Wat Zijn liefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet." Hij is en blijft de rotswoning, waarin de Zijnen voor eeuwig beveiligd en geborgen zijn.
„ W e n t e l u w e n weg op den H e e r e , en v e r t r o uw op H e m , H i j zal het m a k e n . " Dat zij, die over hunnen weg, hunne levensomstandigheden niet nadenken in de v r e e z e Gods, dat zij, die niet vragen: „Waarheen leidt m i j n weg? en is God met mij in dien weg?' door de overdenking van dit Schriftwoord mochten komen tot ernstig zelfonderzoek! Ach! als wij den Heere niet tot onze hulpe, onze toevlucht hebben, als wij daar henengaan in onverschilligheid, in eigen kracht en in opstand tegen Gods geboden en goede woorden, zoo zijn wij toch zeer ongelukkig en diep te beklagen! Gods Woord roept ons toe: „Kent den Heere in al uwe wegen!" (Spr. 3 : 6 . ) Yan Hem hangen wij toch geheel af voor t i j d èn e e u w i g h e i d . „Zoekt den Heere, terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan, terwijl Hij nabij is" (Jes. 55 : 6). En: „De goddelooze verlate zijnen weg, en de ongereebtige man zijne gedachten; en hij bekeere zich tot den Heere, zoo zal Hij Zich Zijner o n t f e r m e n, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk" (Jes. 55 : 7). Komt tot Hem! Belijdt Hem alles, alles! Geeft u Hem over! Ja, geeft u met uwen ganschen zondigen weg Gode op genade of ongenade over! O, dat ziet Hij gaarne! Zijn Naam is O n t f e r m er en Hjj hoort ;het gebed. „Hij zal het mak e n " ; Hij zal het zóó maken, dat, „al waren uwe zonden als scharlaken, zij wit zullen worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als (witte) wol" (Jes. 1:18). De Heere zal het zóó maken, dat gij bewaard blijft voor het eeuwig verderf en verlost wordt uit de macht des Satans.
„ W e n t e l uwen weg op den H e e r e , en v e r t r o uw op Hem; Hij zal het maken." Dat is een troostwoord voor alle b e k o m m e r d e n en a a n g e v o c h t e n e n, opdat zij goedsmoeds worden en verlost van de versaagdheid, de vreeze. Waar verslagenheid en bedruktheid de ziel vervult, daar werkt dat Woord zelf, wat het bedoelt. Waar het ééne oogenblik nog verlegenheid en ongeloof heerschten, daar brengt ons dat Woord zelf het andire oogenblik weêr in de ruimte; daar wordt weêr de hoop verlevendigd, het geloof weêr ontstoken, terwijl men spreekt: „Wat buigt gij u neder, O mijne ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts, en mijn God" (Ps. 42: 1 2 , A l is er dan geene kracht of macht bij den m e n s c h , toch is er kracht en macht, de kracht en de macht Gods, die zich te midden der z w a k h e i d openbaart en verheerlijkt! Al is er geen l i c h t en geene w i j s h e i d van de zijde des scheps e l s , nochtans is er het licht en de wijsheid Gods, het liet licht Zijns W o o r d s en Zijns Geestes, de wijsheid Gods in het kruis van Christus; „het l i c h t Gods blijft voor den rechtvaardige gezaaid", zegt de Schrift (Ps. 97 : lla ), en God doet de duisternis dor Zijnen opklaren (Ps. 18 : 2911).
En zóó gesterkt en vertroost door het Woord haars Gods, ziet de Gemeente op haren Heer en Koning, Die voor haar overwonnen heeft, en betuigt zij in geloove: „De Heere der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een hoog vertrek; sela!" (Ps. 46:8.) „Dood, leven, zonde en genade, wereld en duivel, alles heeft Hij in handen!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Overdenking van Psalm 37 : 5.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's