Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

13. De Vlamingen in Zeeland en Holland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

13. De Vlamingen in Zeeland en Holland.

II. Uit de geschiedenis van de regeering der hertogen, graven en bisschoppen. (922—1581).

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds meer dan eens gewaagden wij van den strijd tusschen de graven van Holland en die van Vlaanderen (zie bladz. 210 en 265). Die strijd gold meestal het bezit van Zeeland bewester- Schelde en ontving niet zelden voedsel door de houding der Zeeuwsche edelen, die terecht of ten onrechte zich door den Graaf van Holland verongelijkt achtten, en gemeeue zaak met de Vlamingen maakten. Onder de regeering van Jan II, den eersten graaf uit het Henegouwsche huis, was de oo:lo.c met Vlaanderen Holland bijna op het verlies zijner onafhankelijkheid komen te staan.
Vlaanderen had, hoewel het een Fransch leen was, zich met den Koning van Engeland tegen dien van Frankrijk verbonden.
De Koning van Frankrijk strafte daarvoor Guy, den Graaf van Vlaanderen, door hem in 1300 met twee zijner zoons gevangen te nemen en het graafschap tot eene Fransche provincie te maken. De hooge belastingen echter, die door 's Konings stadhouder werden geheven, dreven het volk tot opstand aan. In den krijg, die alzoo ontbrandde, waren de Graaf van Henegouwen en de Hertog van Brabant Frankrijks bondgenooten.
Jan II ondervond van dit bondgenootschap zeer bittere gevolgen. In 1302 behaalden de Vlamingen eene schitterende overwinning 1) op een Fransch leger, waarbij zich ook Henegouwers, Hollanders en Brabanders hadden gevoegd. In dezen slag sneuvelde Graaf Jans oudste zoon, Jan van Oostervant 2). Brabant koos sinds de partij van Vlaanderen en vereenigde zich met dit gewest tegen Henegouwen. Jan II bleef echter Frankrijk getrouw. Spoedig zou hij ondervinden, dat hij zich te kwader ure tegen Vlaanderen had verbonden.
De Vlamingen, die zich na de behaalde zege sterk gevoelden, vielen zoowel in Henegouwen als Zeeland. In Zeeland konden zij licht vasten voet krijgen, daar Jan II, die zwak van karakter en wreed van aard was, onder de edelen menigen vijand had.
Derwaarts zond Jan nu zijnen derden zoon, Jonkheer W i l l e m, met leger en vloot Ten gevolge van verraad moest Willem bij Vere al dadelijk het onderspit delven. Hij sloot zich nu met de zijnen in Middelburg op, maar moest zich spoedig overgeven aan Jonker Guy 3), den zevenden zoon van den Vlaamschen Graaf, die nog in gevangenschap was. Van geluk mocht hij spreken, dat hem vrijgeleide naar Zierikzee werd toegestaan. In laatstgenoemde stad werd hij aldra door den vijand belegerd. Hij weerde er »ich echter zoo dapper, dat Guy na weinig tijds voorloopig van het beleg afzag.
De Vlaamsche vloot voer nu noordwaarts en vertoonde zich in de Wiedele, het water tusschen Voorne en Putten. Geheel Holland wilde, toen het bericht van haar verschijnen door het land ging, te wapen vliegen, doch spoedig daarop vernam men, dat Graaf Jan met den vijand een verdrag had gesloten, waarbij Zeeland, met uitzondering van Zierikzee, en Holland bezuiden de Maas aan Guy was afgestaan. En dat vóór nog de vijand het land veroverd had! Geen wonder, dat men over dit doen verontwaardigd was en den Graaf deswege toonde te verachten. Jan II trok zich dit zoo aan, dat hij aan het kwijnen raakte.
Aan den wapenstilstand, waartoe mede bij het verdrag besloten was, kwam spoedig een einde, doordien Guy, die vlamde op het bezit van geheel Holland, de overeenkomst opzeide.
Opnieuw werd dus het zwaard getrokken. Graaf Jan, die geen held was, en welhaast ziek werd, droeg het bewind voorloopig over aan zijnen zoon Willem, die krijgsman in zijn hart en bij adel en volk zeer geliefd was. Deze hield nog altijd Zierikzee bezet en werd daar op kloeke wijze ter zijde gestaan door Witte van Haamstede (eenen zoon van Floris V, die echter niet gerechtigd was tot de opvolging) en Nicolaas van Patten. Eene poging om met hulp van buiten af den vijand uit den omtrek te verdrijven mislukte: Willems oom, de bisschop van Utrecht, die hem met troepen te hulp kwam, werd geslagen en gevangengenomen.
Intusschen drongen de Vlamingen verder in Holland door. Doordien het overal aan flinke leiding ontbrak, viel in korten tijd al het land van de Maas tot Haarlem in hunne handen. De verslagenheid was algemeen; alleen Dordrecht, waarheen Heer Nicolaas van Putten zich begeven had, hield nog stand.
Tot overmaat van ramp werd het land aan de zuid- en oostzijde bovendien door de Brabanders aangevallen, die Geertruidenberg en Zevenbergen (toen tot Holland behoorende) namen en het beleg voor Dordrecht sloegen.
Inderdaad hoog was de nood geklommen. Geheel Holland dreigde door den Vlaming overlieerscht te worden, die zich ook van Utrecht meester maakte. Reeds werd van Haarlem en Kennemerland onderwerping geëischt, en menigeen ontzonk ook daar de moed. Gewis, zoo er niet spoedig een gewenschte keer kwam, dan Was het met 's lands vrijheid gedaan! God echter, Die ons een beter lot toegedacht had, kende Zijnen tijd, en toon de nood op het hoogst geklommen was, gaf Hij onverwacht redding.
Den 26sten April 1304 verscheen plotseling Witte van Haamstede met een handje vol dapperen aan de Hollandsche kust bij Zandvoort. De dappere zoon van Floris V had het niet langer in zijne werkeloosheid te Zierikzee kunnen uithouden en had met een luttel getal koene mannen in een klein scheepje weten te ontkomen, en het gevaar van wind en golven en eenen mogelijk aanval van eenen veel sterkeren vijand getart, ten einde den Vlaming zoo mogelijk af breuk te doen, of althans het land te verkennen.
Zie, daar ontscheept de geharnaste ridder zich met de zijnen. Spoedig is hij omringd door eenen hoop nieuwsgierige Hollanders, wien hij naar den toestand van het land vraagt. Hij verneemt, dat velen in Haarlem en Kennemerland tot onderwerping geneigd zijn. „Hoe", zegt hij, „zou men de stad en hel land dan zonder slag of stoot opgeven? dit ware schandelijk. Dit zal ik niet dalden of aanzien." Te gelijk maakte hij zich bekend en ontplooide voor hunne verbaasde oogen op den Blinkert, een der hoogste duinen, zijne banier. Op het zien van Hollands leeuw kende de vreugde geene grenzen.
De tranen sprongen den Hollanders uit de oogen, zij waren een en al geestdrift en voerden don edelen Haamstede als in zegepraal naar de Spaarnestad. Hier aangekomen liet hij zich trouw zweren en zond zoodra mogelijk brieven naar de verschillende steden en leenmannen, waarin hij hun berichtte, dat hij gekomen was, om hen van het vreemde juk te verlossen, en hen opwekte, om alle krachten in te spannen tot bestrijding van Hollands erfvijand.
Als met eenen tooverslag was op eens alle moedeloosheid gebannen. De gedachte, onder eenen zoon van Floris, die in de harleii van poorters en dorpers voortleefde, tegen den gemeenen vijand op te trekken, stortte den flauwhartigen moed en vertrouwen in. Overal liep men te wapen. Men daagde op met kodden en met speren
Van Wormer en de Zaan en Waterlandsche meren,
Van Schorels duinen en van Alkmaars vetten grond,
Van Frieslands binnenvlak, en zelfs de dorpen rond
Het zilte Koegras zijn in aantocht; Heemskerks helden
Verzaam'len zich bijeen met Egmonds krijgsgewelden;
Ja, tot van Amstels zoom rukt, met hun bonte vaan,
De helft der poorters tot den feilen heirkamp aan.
Haamstede zat intusschen niet stil, maar trok met eenen hoop gewapende Haarlemmers ter poort uit en sloeg eene bendo Vlamingen op de plaats, die sinds naar het groot aantal vijanden, dat aldaar viel of vluchtte, het Manpad heette. Op onderscheidene plaatsen openbaarde zich bijna te gelijker tijd een krachtig verzet tegen den gehaten vreemdeling. Te Delft werd onder de Vlamingen eene groote slachting aangericht. De Dordrechtenaars verdreven de Brabanders, hernamen Geertruidenberg en verbrandden Waalwijk. De Leidenaars overrompelden Gouda. Te Schiedam waren het de vrouwen, die hare mannen tot het verdrijven der indringers bewogen en er ook zelf dapper op insloegen. Schoonhoven schaarde zieh mede aan de zijde van zijnen wettigen heer. De Vlamingen zagen zich overal overvallen, geslagen en verjaagd, en de vrees gaf vleugelen aan hunne voeten. Wat niemand had kunnen verwachten of voorzien, gebeurde — : in eene week tijds waren uit geheel Holland de Vlamingen verdwenen!
Guy, die te Utrecht was, vlood over Gouda langs den IJsel naar het Zuiden. De inwoners van Zierikzee zagen de vluchtende Vlaamsche schepen, maar waren toch beducht voor eene landing, die de vijand, van den schrik bekomen, licht zou kunnen ondernemen. Jonker Willem begaf zich daarom naar Holland, om hulp te zoeken, en werd er met gejuich ontvangen. Te goeder ure kwam hem de admiraal Grimaldi, die door den koning van Frankrijk gezonden was, hulp aanbieden. De Admiraal, die te beschikken had over 11 galeien en 38 groote schepen, draalde echter lang, en intusschen was Zierikzee in grooten nood. Guy had opnieuw het beleg voor de stad geslagen en haar eenen geheelen dag zonder ophouden bestormd. Ziende, dat hij haar niet vermocht te vermeesteren, besloot hij haar te laten uithongeren. Eerst na veertien dagen wachtens kwam de Hollandsch- Fransche vloot in 't gezicht. De Vlamingen wachtten haar met hunne schepen op, en den 10de" Augustus 1304 volgde er een hardnekkige scheepsstrijd, die van 's avonds tot over middernacht duurde, met het krieken van den dag hervat werd en eerst omtrent den middag met de nederlaag der Vlamingen eindigde. Guy zelf werd gevangengenomen.
Zierikzee ademde weer vrij en mocht Jonker Willem (sinds hij de oudste zoon was, Willem van Oostervant geheeten) als zijnen redder begroeten. In 17 etmalen had de kloeke held zijne wapenrusting niet afgelegd.
Zoo was dan nu ook Zeeland van de Vlamingen bevrijd en had God het onheil door Zijnen sterken arm weer afgewend.
Willem (IV) volgde elf dagen later zijnen vader bij diens overlijden op. Hij verwierf zich den bijnaam „de G o e d e " , en mocht de voldoening smaken, na menigen strijd eindelijk zijn recht op Zeeland door Vlaanderen te zien erkend (1323).


1) ln den beroemden slag bij Kortrijk of Sporenslag, zoo genoemd naar liet groote aantal vergulde sporen (700, volgens sommigen 4000), die op liet slagveld werden gevonden en behoorden aan de vele Fransche ridders, die daar liet leven lieten. De bevelhebber der Franschen (de Graat' van Artois) sneuvelde er met 20 000 van de zijnen.
2) De titel van den troonopvolger in Henegouwen.
3) Deze Guy had met Pieter de Coninck, deken van het weversgilde te Brugge, de Vlamingen bij Kortrijk ter overwinning geleid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

13. De Vlamingen in Zeeland en Holland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's