Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Evangelie van de rechtvaardiging des zondaars door het geloof. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Evangelie van de rechtvaardiging des zondaars door het geloof. (Slot.)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jesus is." (Rom. 3 : 23 en 24.)

Is het voor eenen mensch, die door zijne ongehoorzaamheid het beeld, de heerlijkheid Gods derft, eene besliste onmogelijkheid om door de werken der wet gerechtvaardigd en alzoo Gods gemeenschap deelachtig te worden, — in deze machteloosheid heeft zich verheerlijkt de almacht Gods, Die de dingen, die niet zijn, roept alsof zij waren. Beide, Zijne eeuwige macht en genade, heeft Hij ten toon gespreid in Zijn heerlijk verlossingswerk, o heerlijk voor al wat verloren is. Met behoud van al Zijne deugden heeft Hij in Christus Jesus Zijn welbehagen geopenbaard in menschen, die slechts vloek verdienden. Zoo heeft Hij Zijnen Naam „Ontfermer" verheerlijkt.
Hoe was dit mogelijk ? Hoe is het mogelijk, dat de heilige God met den onheiligen mensch Zich in betrekking s t e l t ? De mogelijkheid ligt in de eeuwige liefde Gods. Die liefde, — neen, zij is niet uit te spreken, en wij kunnen ze niet vatten, zij gaat al ons begrip te boven, — die liefde heeft het niet slechts mogelijk, maar zeker gemaakt, dat allen, die in de verbrijzeling hunner ziel vragen: „Hoe komen God en ik te zamen? Hij is rechtvaardig, ik ben o n r e c h t v a a r d i g . . . " , dat zij met Hem vereenigd zijn, en in die gemeenschap zalig; niet zalig w o r d e n , als zij zich eerst zullen gereinigd en gebeterd hebben, maar zalig z i j n door het geloof, als een goddelooze i n z i c h z e l v e n , doch rechtvaardig d o o r de v r i j e d a ad v a n G o d s o n t f e r m i n g . Op welke wijze heeft God dit gedaan ? De Apostel Paulus geeft daarop antwoord in de woorden: „Zij w o r d e n om n i e t g e r e c h t v a a r d i g d , uit Z i j n e g e n a d e , d o o r de v e r l o s s i n g , d i e in C h r i s t u s J e s u s is". In Jesus Christus, Zijnen lieven Zoon,—die onuitsprekelijke gave, — is God ons zondaren genadig, spreekt ons vrij van zonde, schuld en straf, en verklaart ons rechtvaardig in Zijne gerechtigheid, en schenkt ons op dezen grond het eeuwig leven. Door Hem heeft God Zijne waarheid en gerechtigheid gehandhaafd, door Hem verzoening, de eeuwige verlossing uit zonde, dood en hel teweeggebracht. Wij, de schuldigen, die Gode genoegdoening moesten geven, vermochten dit n i e t ; wij hadden ons krachteloos gemaakt door de zonde, en moesten dies eeuwig onder Gods toorn verzinken, volgens Zijne uitspraak: „De ziel, die zondigt, die zal sterven". Doch God heeft Zich over ons ontfermd met machtige, wonderbare ontferming. In de zending Zijns lieven Zoons in de wereld, heeft Hij eenen nieuwen mensch geschapen en heeft dezen Reine en Heilige, Die geene zonde gekend heeft, zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.
Ziet, dat is het Evangelie van de plaatsvervanging, van het borgtochtelijk leven, lijden en sterven onzes Heilands en Zaligmakers Jesus Christus, den Zone Gods, Die een Zoon des menschen is geworden, gekomen niet om gediend te worden, maar om te dienen en Zijne ziel te geven tot eenen losprijs voor velen. Dat legt ons deze betuiging in hart en mond: God heeft ons Zijnen Zoon gegeven, Hij werd zonde en vloek voor ons, opdat wij zouden zijn rechtvaardig en gezegend in Hem. Geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet, was Hij hier in de dagen Zijns vleesches, dragende onze zonde en schuld, worstelende met onzen nood en dood, in onze zwakheid en ellende; en Hij had geene gedaante noch heerlijkheid, dat wij Hem zouden begeerd hebben; Hjj was veracht en werd niet geacht, maar uitgeworpen werd Hij door al wie eigen gerechtigheid liefhad. „Aan het kruis met Hem!" zoo riepen Joden en Heidenen, vromen en goddeloozen. Nochtans, in dezen stand der diepste vernedering en versmading, waarin al de machten der duisternis op Hem aanvielen, en Hij Zich om onzentwil van Zijnen God verlaten voelde, vervulde Hij alle gerechtigheid, en bracht de eeuwige verzoening aan door Zijne gehoorzaamheid tot in den dood des kruises. Zóo heeft Hij in overeenstemming met Gods raad tot onze zaligheid, in éénigheid met den Yader, ons armen en ellendigen, dood- en doemschuldigen, van zonde en dood verlost, al onze bedorvene zaken hersteld, ons genade, gerechtigheid eu het eeuwige leven verworven. O, dat was een overgeven van zichzelven voor ons, dat was een éénig dienen en helpen, een eeuwig redden en behouden. Het was het geven Gods van Zichzelven en van al wat Hij is, om ons zalig te maken. Waar toch God Zijnen Zoon, Zijnen Geliefde, in Wien van eeuwigheid Zijn welbehagen, al Zijn vermaak was, ons ter behoudenis schonk, daar gaf IIij Zichzelven; zooals ook de Apostel Puulus 2 Cor. 5: 19 schrijft: „God was ia Christus de wereld met Zichzelven verzoenende", d. i. met Zichzelven uitwisselende, „hare zonde haar niet toerekenende". En zou dan hier van verdieuste onzerzijds sprake zijn? of moet het niet enkel genade heeten, wat God de Yader, wat God de Zoon gedaan heeft? Voorwaar, het is genade, genade a l l é é n Het is een om n i e t g e r e c h t v a a r d i g d, om niet behouden worden van in zonde en dood verlorene measchen. Als Christus Jesus, overgeleverd om onze zonden, den dood overwint en als de Vorst des levens opstaat uit het graf, dan is Hij, opgewekt tot onze rechtvaardigmaking, alléén de Heere onze gerechtigheid, m. a. w. dan staat het vast, dat wij alléén uit genade gerechtvaardigd en zalig worden.
J a Hij, de Heere onze gerechtigheid, geldt alleen voor God, en God weet van geene andere gerechtigheid, die voor Hem bestaan kan, dan de Zijne; en God kent geenen anderen rechtvaardige, dan dezen Zoon Zijner liefde, in Wiens gemeenschap alléén wij, zondaars, rechtvaardig zijn.
Derhalve, geen ander antwoord is er op de vraag: Hoe zijt gij rechtvaardig voor God ? dan het wel oude, maar niet verouderde, altijd nieuwe, eeuwigblijvende Evangelie-woord: „Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere J e s u s C h r i s t u s " ; of, zooals onze Catechismus zoo schoon zegt: „Alleen door een oprecht geloof in Jesus Christus; alzoo, dat, als is het, dat mijn geweten mij beklaagt, dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen derzelve gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder eenige mijner verdiensten, inij de volkomene genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, even als had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als had ik al de gehoorzaamheid volbracht, welke Christus voor mij volbracht heeft; zooverre ik zulk eene weldaad met een geloovig hart aanneem".
Het blijft dan bij de Apostolische uitspraak: wij worden om n i e t gerechtvaardigd. Al onze verdienste en alle roem onzerzijds is geheel en al buitengesloten. Geen werk, geen wil, geen zucht, geen traan van ons komt hierbij in aanmerking.
Den goddelooze rechtvaardigt God, dengene, die niet werkt, maar gelooft. De rechtvaardiging ligt buiten ons en is zonder ons geschied. Hoe? Wel, vóór achttien eeuwen, toen de Heere Jesus Christus uit de dooden opstond, is zij geschied; want Hy stierf voor onze zonden, ging voor ons in den dood, en verslond onzen dood, overwon voor ons de hel en al hare krachten. Met Hem zijn wij gestorven, met Hem begraven, — met Hem opgewekt. Maar, dit rechtvaardig gemaakt zijn in Christus, wordt toch persoonlijk aan ons toegepast? Zeer zeker; maar dat geschiedt niet om werk of goede gezindheid eens menschen, maar uit loutere genade om de v e r d i e n s t e n , om het v e r z o e n e n d werk v a n C h r i s t u s , en wordt ons deel door het geloof. En het geloof, niet ons w e r k , maar Gods g a v e , eigent ons toe, al wat God in Christus tot onze zaligheid heeft gegeven. Iu dit geloof dor werking Gods zijn wij rechtvaardig en zalig.
Maar, zegt gij wederom, dat brengt toch vruchten voort der bekeering en vernieuwing des harten en des levens ? De Apostel Paulus antwoordt daarop Rom. 6 : 22 : „Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, h e b t gij uwe vrucht tot heiligmaking, en het einde, het eeuwige leven". Dus gij, wien het om de vrucht te doen is, welke God behaagt en Hem verheerlijkt, gij hoort het : g i j hebt ze. Dit is uw troost, dat liet gerechtvaardigd-zijn met al zijne vrucht er voor u is om n i e t , u i t g e n a d e, door de v e r l o s s i n g , die i n C h r i s t u s J e s u s is.
Om niet gerechtvaardigd, om niet verlost, om niet gezaligd, dat is het Evangelie Gods, de prediking des geloofs, die hier tot ons komt. „O, alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk. Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is, en uwen arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Hoort aandachtelijk naar Mij en eet het goede, en laat uwe ziel in vettigheid zich verlustigen. Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort, en uwe ziel zal leven".
Zoo betuigt ons de Heere Heere. Bij Hem, door de gerechtigheid van Christus, is eene volheid van heil en zaligheid voor alle armen van geest, die hongeren en dorsten naar Zijne genade.
Wat zoekt gij, o mensch, naar gerechtigheid, naar leven, naar Gode welbehaaglijke vrucht in u ?! In ons steekt de zonde en de dood. Uit ons komt in der eeuwigheid geene goede vrucht. Hier is Christus Jesus; Hij is de Heere onze gerechtigheid; IIij is ons leveji; in Iiem is onze vrucht; geloovende in Hem, zijn wij vervuld met vruchten der gerechtigheid, die door Hem zijn tot heerlijkheid en prijs van God.
Wie arm is, moet hebben, wat zijn gebrek vervult; wie geen geld heeft, moet om niet ontvangen, wat hij noodig heeft.
Welnu, de Heere God geeft, waar n i e t s i s ; wjj worden om n i e t gerechtvaardigd uit Zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jesus is.
Is er wel een meer troost- en heilrijk getuigenis dan de prediking des geloofs? Ach, dat ongeloof, en dan daarbij Satan, die ons de verlossing in Christus Jesus betwist! Maar de Heere Jesus maakt de gevangenen los, en Hij zegt tot de gebondenen: Gaat uit! En waar Hij spreekt, daar moeten ongeloof en wereld en duivel, zonde en dood loslaten. En de gevangenen en gebondenen, omringd door de vroolijke gezangen van des Heeren bevrijding, loven en prijzen Zijnen Naam, zeggende: Gij hebt mij verlost, Gij God der waarheid.
Ziedaar kortelijk uiteengezet, wat alléén ons behoudt, wat onze zielen kan zalig maken.
Er is geen ander Evangelie, geene andere leer der zaligheid.
Er is geene andere kracht tegen het ongeloof en het bijgeloof ook van onze dagen, geen ander wapen, dat bestand is tegen de leugen en het geweld der hel, geene andere sterkte tegen den ongoddelijken geest dezer tegenwoordige eeuw. Er is geen andere steun en troost onder alle aanvechtingen der duisternis, onder lijden en strijd om der gerechtigheid wille, in nood en dood. Laat ons met onze kinderen in eenvoudigheid en naarstigheid bij dit Evangelie, hij deze leer, bij doze prediking des geloofs blijven. Laat ons den Heere onzen God bidden, dat Hij er ons bij beware, dat Hij ons genadiglijk behoede voor afdwaling en afval. Zoo de Ileere ons niet bewaart, dan zijn wij eene prooi der leugen en der duisternis. „Zoo de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zoo de Heere de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter."
Zóó staat geschreven, en dit geldt van overheid en volk, van Kerk en Maatschappij, van een ieder onzer persoonlijk. Onze hulp en ons heil staat bij den Heere alleen. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Het Evangelie van de rechtvaardiging des zondaars door het geloof. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 november 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's