Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de geschiedenis van de regering der hertogen, graven en bisschoppen. (922-1581)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de geschiedenis van de regering der hertogen, graven en bisschoppen. (922-1581)

19. Karei de Stoute,

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nauwelijks was Karei in 1467 zijnen vader opgevolgd, of de Koning van Frankrijk begon hem tegen te werken. Eerst verwekte Lodewijk onlusten te Gent, en toen de stad, voor Kareis wraak beducht, het hoofd in den schoot legde, beproefde hij hetzelfde nogmaals (zie bladz. 49) bij de Luikenaars, over wie een neef van Karei als bisschop regeerde. De bisschop moest voor zijne onderdanen vluchten en de oproermakers plunderden en brandden, ook in het Limburgsche en Luxemburgsche, dat het eenen aard had. Doch Karei trok haastig tegen hen op en versloeg een leger van 30 000 man, waarvan 9000 op het slagveld bleven en 6000 werden gevangengenomen, terwijl 126 kanonnen werden buitgemaakt.
Luik was weêr tot rust gebracht, doch de stokebrand, Lodewijk XI, rustte niet. In het volgende jaar reeds, juist terwijl de Koning, schijnbaar als vriend, met gevolg en lijfwacht in Kareis legerplaats vertoefde, kreeg de laatste bericht, dat de Luikenaars opnieuw waren opgestaan, den bisschop hadden gevangengenomen en verscheidenen van zijne aanhangers op eene gruwzame wijze om het leven gebracht. I)e Hertog was woedend, toen hij vernam, dat de Koning ook in dit bedrijf de hand had, en zette hem gevangen. Na vier dagen ontsloeg hij hem echter op voorwaarde, dat hij onder de Bourgondische banier medeoptrekken zou, om den opstand te dempen. De koning, blijde dat hij aldus de vrijheid herkreeg, voegde werkelijk zijne benden bij de hertogelijke, en de stad Luik werd belegerd en na veel moeite ingenomen. Lodewijk moest het aanzien, dat de burgers werden gestraft en hunne stad verbrand.
Na den dood zijuer eerste gemalin huwde Karei de zuster van Eduard VI, koning van Engeland. Door dit huwelijk kreeg de vijandschap tusschen Bourgondië en Frankrijk nieuw voedsel. Eduard werd in 1470 door toedoen van Lodewijk uit Engeland verdreven en zocht hulp bij zijnen schoonbroeder, Hertog Karei. Met behulp van eene Nederlandsche vloot werd hij in zijn koningschap hersteld, en sinds was hij de bondgenoot van Karei tegen Lodewijk.
In het volgende jaar viel de Fransche koning, spijtig over het welslagen van Karei, met een leger in Bourgondië en veroverde er in korten tijd verscheidene steden. Nu richtte de Hertog de vroeger genoemde „benden van ordonnantie" op, om daarmee de grenzen te dekken. Wel bracht Lodewijk, die zeer listig pleegde te handelen, hem zonder slag te leveren veel schade toe, maar hij kon toch niet verhinderen, dat de macht van den Bourgondiër nog voortdurend wies.
Karei, steeds bedacht op uitbreiding van gebied, mengde zich in den twist, die tusschen Arnoud, den regeerenden hertog van Gelre, en diens zoon Adolf was ontstaan. In 1471 verpandde Arnond hem voor f 300 000 zijne landen, benoemde hem tot erfgenaam en onterfde zijnen eigen zoon. Nauwelijks was Arnoud in 1473 gestorven, of Karei maakte zich met geweld meester van Gelre en Zutfen, want de Gelderschen wilden hem niet erkennen. Hoewel dan ook Keizer Frederik I I I Hertog Karei als zijnen leenman voor beide gewesten erkende, duurde het nog vele jaren, vóór de opvolgers van den Hertog zich in het geruste bezit van Gelderland mochten verheugen.
De plechtigheid van het beleenen met het hertogdom en h et graafschap had in het najaar van 1473 op de markt te Trier plaats. Maar nog met een ander doel dan om hertog van Gelre en graaf van Zutfen te worden, was Karei naar deze stad getogen. Eindelijk, zoo dacht althans de hertog, zou hij het toppunt zijner wenschen bereiken: hij zou den hertogelijken hoed met de koningskroon verwisselen! Hij had aandenDuitschen Keizer beloofd, zijne erfdochter Maria (zijn eenig kind) uit te huwelijken aan diens zoon Maximiliaan. Door het huwelijk van Maximiliaan en Maria zouden dus 's Keizers arme Oostenrijksche erflanden eerlang verbonden worden met de rijke en machtige Nederlandsche gewesten, en deze laatste aan het Oostenrijksche huis komen. Dat lachte Frederik toe! Karei bedong echter voor zich den titel van „koning van Bourgondië" (zooals al zijne staten te zamen voortaan zouden heeteu) en „stadhouder van het Duitsche Rijk", terwijl bij de landen, die hij reeds bezat, de vier Nederlandsche bisdommen Utrecht, Luik, Kamerijk en Doornik moesten gevoegd worden. Keizer Frederik nam met deze voorwaarden genoegen, en de dag, waarop Karei zou gekroond worden, werd bepaald, de kerk, waarin de plechtigheid zou plaats vinden, aangewezen. De bisschop van Metz zou de zalving verrichten.
Hoe klopte Kareis hart van vreugde, toen hij kroon, scepteren hermelijnen mantel, de teekenen der koninklijke waardigheid, gereed voor zich zag! Hoe vurig verlangde hij naar den dag, waarop hij als koning voor aller oogen zou plaats nemen op den troon, die naast dien van den Keizer in de „Kerk der H. Maagd" voor hem werd opgericht!
De dag breekt aan. Daar komt echter plotseling tot den. Hertog het schier ongelooflijke bericht, dat de Keizer, ongezind om aan zijn voornemen gevolg te geven, in den nacht heimelijk de stad had verlaten. Dat mocht eene ontnuchtering heeten! Al de ijdele droomen van den eerzuchtige waren op eenmaal als nevelen weggevaagd! Welk eene bittere teleurstelling voor den roemzuchtigen Hertog, en daarbij: welk eene grievende beleediging en bespotting, voor zijne vijanden eeneonuitputtelijke bron van leedvermaak.
Wat was wel de oorzaak van 's Keizers veranderde gezindheid ? Bekrompen van hart als Frederik was, had hij met leede oogen de pracht en praal, door Karei ten toon gespreid, aanschouwd. Lodewijk XI, Kareis aartsvijand, wien de nijd en de naijver steeds nieuwe listen aan de hand deden, kende het zwak van den Keizer en wist dezen nu met argwaan jegens den Hertog te bezielen, hem in het oor blazende, dat het Karei volstrekt geen ernst was met het huwelijk tusschen Maximiliaan en Maria, dat het zijn toeleg was, om in de plaats van Maximiliaan zelf keizer van Duitschland te worden, en dat dekroning onvermijdelijk door eenen oorlog zou gevolgd worden. Nu, het pleitte niet voor Kareis oprechte gevoelens, dat hjj zijne dochter te voren reeds aan drie hertogen beloofd had. Hoe het zij, de Keizer bedankte er voor, den machtigen Hertog nog meer te verheffen, en verliet de stad, zonder hem te groeten.
Van nu af was Karei niet meer zichzelf. Al zijne slechtehoedanigheden traden op den voorgrond. De zucht naar wraak doorvlamde zijne aderen en benevelde ten laatste zelfs zijn helder krijgsmansoog. Of hij ook alle omwonende vorsten tegem aich in het harnas joeg, hij bekommerde er zieh niet meer om.
Spoedig was de Hertog zoowel met Frederik als met Lodewijk in oorlog gewikkeld. Zeer tot zijn genoegen werd zijne hulp ingeroepen door den aartsbisschop van Keulen, dien de Keizer weigerde te erkennen. In de belegering van de stad Nuis, waarin de tegenbissehop zich versterkt had en die hij elf maanden lang ingesloten hie'd, was hij echter niet gelukkig. Eindelijk sloot hij met Duitschland een bestand van 9 maanden en met Frankrijk een van 9 jaren. Lodewijk zorgde er intusschen voor, dat Karei nieuwe vijanden kreeg.
Sigismund, aartshertog van Oostenrijk, had aan den Hertog zijne landen aan weerszijden van den Rijn, deels in Zwitserland gelegen, verpand. Kareis stadhouder aldaar maakte zich echter zoo gehaat, dat de inwoners hunnen vroegeren heer terugverlangden. Dat was eene schoone gelegenheid voor Lodewijk XI om Karei in het nauw te brengen. Terstond was hij bereid om aan Sigismund geld te leenen, ten einde Karei de landen weer afhandig te maken. Toen de onderhandelingen tusschen Sigismund en Karei niet wilden vlotten, stonden de verdrukte inwoners op, doodden Kareis stadhouder en verjoegen de vreemde troepen. Terecht begrijpende, dat Karei tegen hen het zwaard zou aangespen, sloten zij met elkander •en met Sigismund en de Zwitsers een verbond, waarbij zich o. a. ook René, hertog van Lotharingen, aansloot.
Karei tastte nu eerst Lotharingen aan. René vluchtte naar Frankrijk rn moest zijn hertogdom aan den Bourgondiër overlaten (1475). In het volgend jaar zou Karei de Zwitsers tuchtigen. Tevergeefs baden zij om vrede; met 30 000 man trok hij hun te gemoet, vast besloten om het zwaard niet in de scheede te steken, vóór hij zich aan hen gewroken had en meester van den Rijn was. Aanvankelijk zegevierde hij ook hier, en de Zwitsers, tegenover wie Karei zich wreed en trouweloos gedroeg, moesten op eene harde wijze ondervinden, dat :zij overwonnelingen waren. Yan nu af echter stelde Zich God, die den hoovaardige wederstaat, hem tot eenen wederpartijder. De Zwitsers, verbitterd over den moord aan weerlooze gevangenen gepleegd, wachtten hem ten getale van 20 000 man in t e t gebergte op en brachten hem den 3Jen Maart 1476 bij G r a n s o n eene verpletterende nederlaag toe. De reliquieën, die de Hertog had meegevoerd, hielpen hem niet: het schoone leger werd geslagen en verstrooid; een schat van kostbaarheden, waaronder gouden en zilveren drinkgereedschap, ja ook •de hertogelijke hoed, bezet met eenen krans van edele steenen, werd door de overwinnaars buitgemaakt.
De nederlaag bij Granson werd gevolgd door eene bij M u r t e n. Inmiddels ging N a n c y , de hoofdstad van Lotharingen, weêr verloren. Karei trachtte haar te herwinnen en trok met 10 000 manj grootendeels slecht gewapend en niet van genoegzamen krijgsvoorraad voorzien, tegen een vijandelijk leger van 15 000 man op. In het gevecht liep een Italiaan, in wien hij een onbepaald vertrouwe stelde en die hem ook den slag had aangeraden, ofschoon de nederlaag te voorzien was, met 400 ruiters tot den vijand over. Tevergeefs trachtte Karei het wijkende voetvolk herhaaldelijk tot staan te brengen. Eindelijk moest hij ook zelf zijn heil in de vlucht zoeken. Bij het overspringen van eene beek struikelde echter zijn paard. Hij raakte te water, werd gegrepen, gedood en uitgeschud, zonder dat de •vijanden wisten, dat het de Hertog was. Drie dagen later vond men zijn lijk met bevroren gelaat (Jan. 1477). Dat was het einde van alle heerlijkheid.
Karei werd door zijne Nederlandsche onderdanen niet betreurd. Het aanhoudend krijg voeren had veel onrust en ellende over het land gebracht en ook zware offers aan geld gevraagd. Om de „beden" te kunnen opbrengen, moesten de burgers zich vele en zware belastingen getroosten. Veelvuldig werd er geklaagd over de a o c i j n s e n , d. i. de belastingen op eet- en drinkwaren, hout, ijzer en andere stoffen. Hoeveel er echter werd opgebracht, toch was bij Kareis dood de schatkist leêg. Overigens kan men Karei den lof niet onthouden van voor zijne Nederlandsche onderzaten een rechtvaardig regent te zijn geweest, die zich aan de goede zeden nimmer vergreep. In Gods hand was zijne gestrenge regeering het middel om in de Nederlanden de onderlinge geschillen te doen rusten en alzoo het bewustzijn van bij elkander te behooren te versterken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Uit de geschiedenis van de regering der hertogen, graven en bisschoppen. (922-1581)

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 februari 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's