Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanteekening op Galaten 1,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekening op Galaten 1,

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vers 1. „ P a u l u s , een A p o s t e l , (geroepen n i e t van menschen, noch door eenen mensch, maar door J e s u s C h r i s t u s en God den V a d e r , D i e I l em u i t de dooden opgewekt heeft)." De van de wet tot het ware geloof gekomene is dat niet van menschen, noch door eenen mensch, zooals de valsche leeraars. Het opgewekt zijn van Christus troost hem, doordien het hem zegt, hoe er geene wet tegen hem, en waar wet en zonde gebleven is.
Vers 2 „En al de b r o e d e r s , die met mij z i j n , aan de G e m e e n t e n van G a l a t i ë " . Hij (de tot het ware geloof gekomene) volharde maar; langen tijd alleen, vindt hij toch broeders, zeven duizend.
Vers 3. „Genade z i j u e n t r e d e . . . . " „Genade" — geene verdienste; „en vrede" — geene onrust.
Vers 4. „Christus heeft Z i c h z e l v e n gegeven", — de valsche leeraars brengen gaven van eigen keuze.— „Voor onze zonden", — daar is geene plaats voor het eigen maaksel van heiligheid. — „Hij t r e k t ons u i t deze t e g e n w o o r d i ge booze w e r e l d " , terwijl genen hunne aanhangers er in verwikkelen. — „Naar den wil van onzen God", — dus niet gelijk gijlieden het u droomt, — „en V a d e r " , — in Hem hebben wij niet eenen tiran, maar eenen Vader, hoe bezwaard en verlaten wij ook zijn.
Vers 5. „ D e n w e l k e n zij de h e e r l i j k h e i d in a l le e e u w i g h e i d " , — niet den vaders, die sterven, en wier eere te schande wordt. In deze heerlijkheid zal nu de om der gerechtigheid wil gesmade verheerlijkt zijn.
Vers 6 „Ik v e r w o n d e r m i j , dat g i j zoo h a a s t w i j - k e n d e van D e n g e n e , D i e u i n de g e n a d e van Christus geroepen heeft, o v e r g e b r a c h t wordt tot een ander e v a n g e l i e . " — Het verwondert mij, dat gij wat nieuws gevonden hebt; ik verwonder mij, dat gij u laat overbrengen, en dat „zoo haast", terwijl men, waar de waarheid komt, zoolang in tweestrijd is, het verschuift en nog altijd tijds genoeg heeft. Zijt gij in de genade van Christus geroepen, laat dan iederen grond varen; in de genade kan men gelukkig sterven.
Vers 7. „Daar er geen ander is; maar er z i jn s o m m i g e n , die u o n t r o e r e n , en het E v a n g e l i e van C h r i s t u s w i l l e n v e r k e e r e n " 2 Cor 1 1 : 4 . En „niemand kan een ander fundament leggen". Een valsche leeraar bedient zich van de waarheid, — wat zou hij ook anders hebben? — om aan het ware eene valsche richting te geven. Dat moeten de beangstigde gewetens bedenken, wanneer zij meenen. dat in de nieuwe leer toch waarheid bevat is — »Die u ontroeren", — terwijl zij de schepping Gods verwoesten. Ef. 2 : 10. "
Vers 8. „Doch al w a r e het ook, d a t w i j " — wat vraagt gij naar een woord, dat van menschen komt? het komt er op aan, wat de Heere spreekt. — „Of e e n e n g e l " , zie 1 Kon. 13:8 — „U e e n e v a n g e l i e v e r k o n d i g d e ". Immers komen de valsche leeraars niet met de Wet, maar met een evangelie, dat naast de Wet gesteld is. — „ D i e z i j verv l o e k t . " Dat is gezegd tot troost der aangevochtenen, wien tiet als eene Godslastering wordt toegerekend, dat zij zulk eene nieuwe leer voor valsch houden. Naar het Evangelie, dat wij u verkondigd hebben, zijn er beneden armen van eeuwige liefde, want God is in onze hel nedergedaald en heeft ons uit het slijk opgetrokken. Daar God het gedaan heeft, pakke zich weg iedere Apostel of engel, die er ons weder inwerpen wil. Zoo acht dan den vloek billijk over dengene, die den zegen Izaks wil afweren.
Vers 9. „ G e l i j k w i j t e v o r e n g e z e g d h e b b e n , zoo z e g ik ook nu w e d e r o m . . . " In de verzekerdheid des Heiligen Geestes herhaal ik het, al moge het ook den schijn van Godslastering tegenover deze eerwaarde vaders hebben.
Vers 10. „ W a n t p r e d i k i k n u d e m e n s c h e n , o f G o d? Of z o e k ik m e n s c h e n te b e h a g e n ? W a n t i n d i e n ik n o g m e n s c h e n b e h a a g d e , zoo w a r e ik g e e n d i e n s t - k n e c h t v a n C h r i s t u s " God alleen is de Heiland, wat beduiden hooge namen ? Menschen zijn het, die niet zalig kunnen maken. Zal ik voor menschen wijken, al zijn het nog zulke eerwaarde mannen? Zal ik mij bij hen aangenaam maken, om alzoo bij u te eer aangenomen te worden ? Daarvoor acht ik mijne bediening te hoog. Zal ik hun ten gevalle de leer der genade vervormen, waar zij heden de voorvechters van hun evangelie zijn en morgen weer in de wereld verwikkeld liggen ? De dienaar van Christus, die niemand behaagt, zij getroost.
Vers 11 en 12. Mijn Evangelie is niet, gelijk menschen het wel gaarne hebben zouden, uiet in overeenstemming gebracht met de begeerten eens menschen. Die vaders hebben het gezag hunner vaders en zeggen: Wij verkondigen u het geloof, dat die of die gepredikt heeft. — „ D o o r de o p e n b a - r i n g v a n J e s u s C h r i s t u s " , dat is eene openbaring van de ontferming en zalving, van den troost in mijne ellende, niet eene openbaring ter verheerlijking des menschen.
Vers 13 en 14. „Mijn o m g a n g in h e t J o d e n d o m ": toen was ik niet half Jood en half Christen, gelijk de valsche apostelen; ik bleef mij toen in mijn geloof gelijk en heb gedaan, wat zij leeren, die op den stoel van Mozes zitten. Toen was ik vol van de werken, maar verre van het Evangelie.
Vers 15. „ M a a r wan n e e r h e t G o d e b e h a a g d h e e f t ": eeuwige barmhartigheid! Door dit welbehagen Gods vindt zich verrast, die geen welbehagen meer kan hebben aan zichzelven en zijne eigene werken. — „ A f g e z o n d e r d " , waartoe? Voor Zichzelven en ulieden. De anderen zoeken het hunne en hebben zichzelven tot leeraren opgeworpen. — „ Y a n m i j n e r m o e d e rs l i j f ' , zoo ook Ps. 2 2 : 1 1 ; Jer. 1 : 5 . Daar was derhalve geene verdienste of werk of iets te voren voor mij gedaan p niets aan mij heeft Hem bewogen; niets aan mij zal Hem weerhouden. Hij heeft mij afgezonderd, ofschoon Hij wistr hoe ik mij later zou gedragen. — „ H i j h e e f t m i j g e r o e - p e n " , — waar was ik toen? en waar wilde ik heen? In het verderf. Hij echter riep mij „ d o o r g e n a d e " , en Die door genade roept, roept ook tot genade en niet tot werken.
Vers 16. „ Z i j n e n Zoon in mij t e o p e n b a r e n , opd a t ik D e n z e l v e n door h e t E v a n g e l i e o n d e r de H e i d e n e n z o u d e v e r k o n d i g e n , zoo ben ik t e r - s t o n d n i e t te r a d e g e g a a n m e t v l e e s c h en bloed."" Dat is de reine wedergeboorte; zoo is de waarachtige bekeering: het licht schiet bliksemend van boven af; wij hebben het niet gemaakt, houden het ook niet brandende. Wien de Zoon geopenbaard is, die is te niet geworden en zegt n i e t : „Ik ben zoo en zoo een geworden", maar erkent „den arbeid Zijner ziel". Daar het welbehagen alleen in den Zoon is, zoo is het door het evangelie des vleesches niet te verkrijgen. — „Dat ik zou verkondigen"; aldus 1 Tim 1 1 6 ; Rom. 4 : 23 en 24. Niet „het Evangelie", maar „Denzelven door het Evangelie"; Luk^ 1 : 78. Werk predikt Geest en kracht en haat den Zoon. — „Ben ik terstond niet te rade gegaan met vleesch en bloed". Dat kon hij niet; want het eigen vleesch deinst terug voor zulk eene zaligheid. Werkevangelie en werkgeloof wil door menschen bevestigd zijn. Rom. 8 : 1 4.
Vers 17. „En ben niet w e d e r o m g e g a a n n a ar J e r u s a l e m . tot d e g e n e n , die vóór m i j A p o s t e l en w a r e n ; maar ik g i n g h e n e n n a a r A r a b i ë , en k e e r d e w e d e r o m n a a r D a m a s k u s . " Werkgeloof gaat tot alle heiligen, geloove Jesu naar de woestijn. Troost en bevestiging vindt men niet in de heilige stad, niet bij degenen, die vóór ons geweest zijn; men gaat terstond buiten de legerplaats, daar, waar slechts zandkorreltjes zijn, en na veel oinj zwervens keert men weêr terug naar de plaats, waar ons de Zoon geopenbaard werd.
Vers 18. „Ik b l e e f bij hem (Petrus) v i j f t i en d a g e n " . Niet lang genoeg, om onderwezen te worden, maar wel bewijs genoeg van gemeenschap.
Vers 19. „ J a k o b u s . " Dus denzelfde, die verstaan wordt,, alsof zijne leer hemelsbreed van die van Paulus verschilt. — „ I k z a g g e e n e n a n d e r e n v a n de A p o s t e l e n . ' Hij zocht voor zijn Evangelie geenen bijval van menschen.
Vers 20. „Ik g e t u i g v o o r G o d , d a t i k n i e t l i e g " , — wani dit mocht u eens vreemd voorkomen, die straks bijeenzit, waar wat vreemds komt, om u daarmede te troosten en daardoor te laten terechtwijzen.
Vers 21. „ S y r i ë en C i l i c i ë " . Hij moest daarheen, waar hij geenen tempel Gods zag, ook geene broeders vond, die hem wat mededeelen konden, want God ontfermt Zich Zelf over de Zijnen en bevestigt hen, opdat zij Hem in Geest en in waarheid dienen.
Vers 22—24. Die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddelooze rechtvaardigt, wordt altijd door het meerendeel der broeders erkend en God in hem verheerlijkt, tot hij hun te na komt. Wat hij op anderen vooruit heeft, erkent slecht»

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Aanteekening op Galaten 1,

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's