Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„ Wiens wan in Zijne hand is " (Mattheüs 3 : 12.) (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„ Wiens wan in Zijne hand is " (Mattheüs 3 : 12.) (Slot.)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Wiens wan in Zijne hand is, en Hij zal Zijnen dorschvloer doorzuiveren, en Zijne tarwe in Zijne schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitblusschelijk vuur verbranden."

De Heere Christus maakt scheiding tusschen licht en duisternis, waarheid en logen, tusschen vleesch en Geest, schijn en wezen. Door deze scheiding moet openbaar worden, wat uit God geboren is, en wat niet in waarheid gelooft; wat — om naar het beeld in bovenstaande woorden te spreken — tarwe en wat kaf is. „Hij z a l " , zoo lezen wij hier, „ Z i j n en d o r s c h v l o e r d o o r z u i v e r e n . " Hoe geschiedt dit? Door de wan in Z i j n e hand. Wat wil dit zeggen? Het is: door Zijn Woord, door Zijn Evangelie. Toen de Heere Jesus in de dagen Zijns vleesches met het Woord der waarheid en der gerechtigheid onder het volk optrad, als Hij Mozes en de Profeten naar Geest en waarheid handhaafde, toen bracht Hij de leugen en het bedrog, de schande en ongerechtigheid van allen, die zich aanmatigden Gods volk te zijn, duidelijk aan het licht; en het bleef niet verborgen, wie uit de waarheid was. Zijn woord luidde: „Wie uit God is, hoort Mijne stem".
Als zoovelen, die den Heere eerst gevolgd waren, Hem verlieten, omdat zij zich ergerden aan Zijne prediking, zeggende: „Deze rede is hard, wie kan dezelve hooren?" (Joh. 6 : 60), — en als op de vraag des Heeren aan Zijne jongeren: „Wilt gijlieden ook niet weggaan?" Simon Petrus antwoordde: „Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens, en wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods!" — wat was het dan, dat die scheiding had teweeggebracht? Wel, wat anders dan het Woord des Heeren! Voorwaar! de Heere Christus, „gezet tot eenen val en tot eene opstanding van velen in Israël, en tot een teeken, dat wedersproken zal worden, opdat de gedachten uit veler harten geopenbaard worden", scheidt wat niet te zamen behoort, en maakt alzoo een einde aan alle gehuichelde éénheid en allen onwaren, valschen vrede.
„Wat heeft het stroo met het koren te doen, spreekt de Heere. Is Mijn Woord niet alzoo als een vuur? spreekt de Heere, — en als een hamer, die eene steenrots te morzel slaat?!" (Jer. 23 : 29). Ja, het geeft genade aan de nederigen, maar het wederstaat de hoovaardigen; het vervult de armen met goederen, en de rijken zendt het ledig weg; het richt de kleinen op, maar werpt de grooten terneder. Gewis, het Woord des Heeren, dat levende en krachtige Woord, scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard, gaat door tot de verdeeling der ziel en des geestes en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeeler der gedachten en overlegging des harten. (Hebr. 4 : 12.) Daaraan wordt het wel openbaar, of wij ons ergeren dan wel verheugen, als de raad Gods tot zaligheid van verlorenen ons verkondigd wordt. Een mensch moge zich langen tijd geveinsdelijk onderwerpen, — op den duur kan hij toch zijne valsche positie tegen het Woord, d. i. tegen God, niet handhaven. Het Woord toch drijft hem uit zijne schuilhoeken uit, zoodat het aan het licht komt, of het hem verbrijzeld en overmocht heeft, dan wèl of het zijnen toorn en haat, zijne vijandschap slechts heeft gaande gemaakt.
Het Woord des Heeren, het Evangelie van Christus, is een reuk des levens ten leven voor allen, die behouden worden, maar een reuk des doods ten doode in allen, die verloren gaan. Het rukt elk masker af, waarmede een menschenkind zijn aangezicht bedekt, en toont ons de ware gedaante, de ware gestalte, die wij voor God hebben. Dit is het oordeel, het gericht van het Woord des Heeren Jesus Christus, gelijk Hij Zelf gezegd heeft, dat „het licht in de wereld is gekomen, en de menschen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hunne werken waren boos. Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht, en komt tot het licht niet, opdat zijne werken niet bestraft worden. Maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijne werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn".
Wil men voorbeelden? Welaan: Een Kaïn werd openbaar, als hij zijnen broeder doodsloeg. En waarom sloeg hij hem dood ? Omdat zijne werken boos waren, en die van zijnen broeder rechtvaardig. — ZooCham, de zoon van Noach; h|j bespotte zijnen vader en daardoor berokkende hij zich den vloek des Heeren over hem en zijn geslacht. — En een Saul, die zijn hart verhief, stootte zich aan het Woord van Christus in David, en keerende zich al verder en verder van den Heere af, naar mate het Woord met zijne waarheid en gerechtigheid op hem aandrong, week hij geheel en al af, zocht zijne hulp bij de tooveres en viel ten slotte in zijn eigen zwaard. — En een Judas Iskariot werd door het Woord van Christus ontmaskerd; en als hij zich nu niet meer kon handhaven in zijne huichelarij en gierigheid, ging hij heen, door den boozen geest gedreven, en verried Hem, met Wien hij als een vriend had omgegaan. En zijn einde was? — „Heengaande, verworgde hij zich."
Daarentegen, aanschouw het werk Gods in het geloof van Abraham, door het Woord openbaar gemaakt; en het is hem gerekend tot gerechtigheid. — Zoo richtte het Woord des Heeren David, als hij zwaarlijk gezondigd had; het maakte hem tot zondaar, doodschuldig voor den Heere, zoodat hij in verbrijzeling der ziel uitriep: „Ik, ik heb gezondigd! wees mij genadig, o God! ' —• Een Petrus moest voor het Woord vallen en buigen, en het dreef hem, als hij zijnen Heere verloochend had, naar buiten, bitterlijk weenende, en maakte hem zóó klein in zichzelven, dat hij niets meer, — neen, geene liefde en trouw, van zichzelven, maar alles van de genade des Heeren Jesus verwachtte. — Het woord van Christus wierp eenen Saulus van Tarsen terneder en stuitte hem in zijne hellevaart, verbrijzelde hem geheel, om hem voor eeuwig op te richten en te behouden, — om hem te stellen tot eenen prediker van 's Heeren Naam, van Zijne gerechtigheid en groote deugden. — O, dat Woord dringt al dieper en dieper en machtiger in het hart eens mensehen, zoodat het komen moet tot de keuze tusschen leven en dood, tot de beslissing, die eene Ruth, de Moabietische, tegenover hare schoonmoeder uitsprak: »Uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God"; en zooals van Mozes geschreven staat, dat hij verkoos „liever met het volk Gods kwalijk gehandeld te worden, dan voor eenen tijd de genieting der zonde te hebben".
Zoo maakt dan het Woord des Heeren zelf scheiding. Hij zal Zijnen dorschvloer doorzuiveren. De wan is in Zijne hand, niet in de onze. En wien het Woord grijpt, dien grijpt het en laat hem niet los, opdat hij in hetzelve, in Christus, behouden zij. En wien het Woord niet grijpt, dien grijpt de duivel, en zijn einde is de eeuwige rampzaligheid. Zoo toch staat hier van den Heere Christus geschreven: „ H i j zal Z i j n e tarwe in Z i j n e schuur s a m e n b r e n g e n , en z a l het kaf met o n u i t b l u s s c h e l i j k vuur verb r a n d e n".
Door het opwerpen en schudden komt de tarwe wèlgezuiverd binnen, en het kaf wordt verbrand. Dat is het doel en de uitkomst van het te zamen in de wan gebracht zijn. Het ééne wordt bewaard, het andere verdorven. De prediking der gerechtigheid en waarheid, die zonden en wonden ontdekt, — die zóó scherpe lijnen trekt tusschen vleesch en Geest, — dient tot genezing van het volk Gods, tot hunne eeuwige behoudenis. Wie nu tot het volk des Heeren Jesus behoort, wie Zijne tarwe is, die gevoelt de bestraffing, de vermaning, het geschud worden, het aangrijpen en treffen van de macht des Woords, en . . . . hij wordt verbroken, vernederd, verootmoedigd, èn — hij wordt opgericht, gesterkt, genezen en vertroost. Maar wie tot 's Heeren volk niet behoort, die kaf is, — deze mensch verneemt ook de bestraffing en vermaning, het schudden en bewegen door het Woord, maar hij verheft zich, rechtvaardigt en handhaaft zich; ofwel, hij stoort er zich in het geheel niet aan en gaat in valsche gerustheid en zekerheid zijnen weg; doch hij vindt dan ook geen leven, geen heil, geene zaligheid, — maar den eeuwigen dood. Ontzaglijk verschil! En deze scheiding is niet maar voor eenen tijd, maar eene eeuwige. Het gebracht worden in de schuur, dat is: de zaligheid in Christus Jesus, het eeuwig wonen in het Huis Gods, de eeuwige verlossing, de hemelsche heerlijkheid en vreugde. En daartegenover staat het met onuitblusschelijk vuur verbrand worden, dat is: het derven van het heil des Heeren, de eeuwige banden in de hel, de eeuwige pijn in de plaats der rampzaligheid, waar de worm niet sterft en het vuur niet uitgebluscht wordt, waar weening zal zijn en knersing der tanden, d. w. z. te laat berouw, eeuwige gewetenswroeging over de versmading van des Heeren Woord, over de verachting van zijnen genadetijd, en spijt en wrevel, dat men aan zijnen toestand, dien men door eigen schuld zich berokkend heeft, niets veranderen kan.
Zoo zet zich de scheiding, hier in den tijd door het Woord van Christus gemaakt, in alle eeuwigheid voort. (Zie Matth. 25.) Er is dus alles voor ons aan gelegen, dat wij tot hen behooren, die in deze woorden genoemd worden Zijne tarwe, d. i. dat wij Jesus Christus eigen zijn. „Z i j n e tarwe" luidt het, omdat Z i j n e is de vrucht, die Hij Zelf gewonnen, Zelf Zich verkregen heeft. Het is het volk, dat Hij Zich ten eigendom gemaakt heeft door Zijn dierbaar bloed. Het is het werk Zijner handen, de vrucht van den arbeid Zijner ziel. Zij zijn het, die Johannes in zijne Openbaring aanduidt als: „Die met hetLamzijn, de geroepenen en uitverkorenen en geloovigen" (Openb. 17: 14).
Wie zijn het dus? Zijn zij het, die zich in hunne vroomheid boven de zonde verheven wanen, en al lang zich bekeerd achten, zoodat zij niet meer noodig hebben door de wan des Woords geschud te worden ? Of zijn zij het, die wel veel kennis der waarheid en der godzaligheid hebben, maar niet wandelen in hare wegen en onder den dekmantel der genade allerlei ongerechtigheid bedrijven?
Neen, zeker niet! — Wie zijn het dan ? Daar antwoordt er een: Wel, zij, die oprecht bekeerd zijn, die het zaligmakend geloof bezitten En gewis, op de waarachtige bekeering, op het ongeveinsd geloof komt het aan Maar wat is een o p r e c h t g e l o o f? Sla uwen Catechismus op : „Een oprecht geloof is niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houde, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft; maar ook een zeker vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken zij, uit loutere genade, alleen om de verdienste van Christus". — E n w a a r i n b e s t a a t de w a a r a c h t i g e b e k e e r i n g ? Hooren wij wederom, wat onze | Catechismus zegt. In twee stukken bestaat zij: „In de afsterving van den ouden en de opstanding van den nieuwen mensoh". — W a t is de a f s t e r v i n g van d e n o u d e n raensch? „Het is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en dezelve hoe langer hoe meer haten en vlieden". — W a t is de o p s t a n d i n g van den n i e u w en in e n s c h ? „Het is eene hartelijke vreugde in God door Christus, en lust en liefde om naar den wille Gods in alle goede werken televen". — M a a r wat z i j n g o e d e w e r k e n ? „Alleen die uit waar geloof, naar de Wet Gods, Hem ter eere geschieden; en niet, die op ons goeddunken of menscheninzettingen gegrond zijn"
Ziedaar de eenvoudige antwoorden zooals zij op Gods Woord gegrond zijn. „Ja, zóó is het", zal menigeen zeggen en er aan toevoegen: „Goddank! door Zijne genade is het zóó met mij gesteld ; dat geloof, die bekeering is door Gods genade mijn deel". Welnu, het zij zoo; het Woord des Heeren, het gericht van Christus zal het wel openbaren Hij heeft de wan in Zijne hand, Hij scheidt tarwe en kaf. En al wie God vreest, wordt door Hem geleerd, om te zeggen: „Beproef Gij mij, o God!" — Maar daar is er iemand, die aldus klaagt: „Ach, ik vrees kaf en geene tarwe te zijn Oprecht geloof, ware bekeeriDg, de goede werken, ik vind het niet bij mij; en ik weet: God vraagt het, ik moet het hebben. O, waarheen, waarheen met mijne zonden, mijn ongeloof, mijne verkeerdheid en bedorvenheid ? Is er voor mij genade, gerechtigheid, eeuwig leven naar het gericht van des Heeren Woord ?" — Die zoo klaagt en vraagt; wete, dat ook dit Zijn woord, o, een woord van genadig recht is: „Op dezen zal Ik zien : op den arme en verslagene van geest en die voor Mijn Woord beeft". En wederom staat van Christus geschreven: „Hij zal Zich over Zijne ellendigen ontfermen". En de Heere Jesus heeft gezegd : „Al wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen". En wie zichzelven niet bewaren kan, en daarom tot Hem de toevlucht neemt, dezen bewaart Hij door het geloof tot de zaligheid ? O, Hij verzamelt al Zjjne armen en nooddruftigen in Zijn hemelsch Koninkrijk. Welgelukzalig zijn allen, die op den Naam des Heeren betrouwen en op Zijn Woord zich verlaten, die zich door Zijn Woord laten schudden, door Hem laten louteren en reinigen. Welgelukzalig zijn allen, die met zonde en schuld en met allen nood, in hartgrondige verootmoediging, tot Zijne ontferming vluchten Ook als de dag Zijner toekomst daar is, als Hij ten eindgericht verschijnt, dan zjjn zij weigeborgen in de eeuwige genade des Heeren Jesus Christus. En zoo zullen zij bestaan, als ook al het zichtbare vergaat, want Hij zal Zijn volk in eeuwigheid bewaren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

„ Wiens wan in Zijne hand is

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's