Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

»De poorten der hel zullen Mijne Gemeente niet overweldigen." (Mattheüs 16 : 18b.) {Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

»De poorten der hel zullen Mijne Gemeente niet overweldigen." (Mattheüs 16 : 18b.) {Slot)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De G e m e e n t e v a n C h r i s t u s is v o o r t d u r e n d b l o o t - g e s t e l d a a n de a a n v a l l e n v a n de m a c h t e n d e r h e l. De Heere Jesus spreekt in bovenstaande woorden over „de poorten der hel", die Zijne Gemeente trachten te overweldigen. Als Hij nu belooft en verzekert, dat deze haar niet zullen overweldigen, dan blijkt daaruit, dat de machten der hel toch alles in het werk stellen, om het te doen. En ja, de duivel laat niets onbeproefd ; hij gaat uit tot verwoesting, om te verderven en te vernielen. „Poorten der hel", — daaronder is te verstaan alles wat uit de hel komt, wat uitgaat van den duivel, den vader der leugenen, den booze, den menschenmoorder van den beginne, den overste der wereld; het is de hel met al hare krachten, list en geweld, haat en vijandschap, verzoeking en verleiding, aanklachten en aanvechtingen. Die gansche macht der duisternis verheft zich tegen de Gemeente van Christus; en zij, zoo zwak en hulpeloos in zichzelve, schijnt een speelbal te zullen worden van den duivel en zijne dienaren. Yan alle zijden wordt zij aangevallen, op allerlei wijze gekweld en geplaagd, opdat zij maar het geloof, de belijdenis van den Christus als den Zoon des levenden Gods, zou prijsgeven, opdat zij maar het Woord en de geboden van haren Heere en Koning zou laten varen. Want de woede der hel is tegen Christus, en daarom tegen Zijne Gemeente. Zoodra Christus losgelaten wordt, laat Satan aanstonds met rust. Zoolang ook Christus maar ten halve en niet met een waar hart aangenomen wordt, de leugen en de waarheid, zonde en gerechtigheid samen gediend en nevens den Heere Jesus eigene gerechtigheid en heiligheid gehuldigd worden ; zoolang men in zijnen godsdienst en zijne Jesus-vereering maar plaats laat voor den eigenwilligen godsdienst, voor den Jesus der menschelijke vinding, — o, dan heeft men geenen last van de poorten der hel: men kan zijn rijk ongestoord uitbreiden, de duivel weet zich zeker van zijne prooi. Maar, als de Christus Gods in Zijne heerlijkheid en algenoegzaamheid, in Zijne éénige waardo, gerechtigheid en sterkte ons hart heeft ingenomen, dan, dan breekt de hel tegen ons los, en het is stoot op stoot, aanval op aanval, dien zij doet. Och, hoe verdrukt en hard geplaagd wordt dan de ziel, dan schijnt er geen einde te komen aan Satans geweldenarijen. Zoo is de Gemeente des Heeren in voortdurenden nood en strijd. En ach, als Satan wijst op de zonde, ons toeduwt: Gij hebt niets dan zonde, wat zoudt gij rein zijn ?! ons aldus tot wanhoop of tot vleeschelijke heiliging wil voeren; of als hij door de verlokking der wereld tot ons komt en door haar ons toeroept: Ga met ons mede, laat toch uwe belijdenis varen, die is zoo bekrompen, niet geschikt voor onzen t i j d ; öf als hij tracht te verleiden tot verachting van Gods Wet, om het niet zoo nauw te nemen met 's Heeren geboden, óf wederom aanzet tot een eigenwillig vroom streven naar volmaaktheid, of aandrijft tot groote dingen, die niet op onzen weg liggen, tot werken, die God niet bevolen heeft, — och, op zoo velerlei wijzen en in allerlei gedaante, van licht en van duisternis, zich aan ons voordoet, — ach, in welke geduchte gevaren komen wij dan, en leidt ons pad langs afgronden en diepe wateren. En, als wij dan, terwijl wij toch geene andere gerechtigheid kennen dan de gerechtigheid des geloofs, en geene andere toevlucht hebben dan Christus Jesus den Heere, zooveel ondervinden, wat hiermede in strijd schijnt te zijn, — bijv. wij kunnen den Heere slechts zonde en schuld toonen; hebben geene goede werken en geloofsdaden aan te wijzen, zooals de wereld daarin roemt; wij ervaren steeds zooveel verkeerdheid en ellende in al ons doen; bovendien verkeeren wij menigwerf in lichamelijken of huiselijken nood, gaan gebukt onder leed en kruis en allerlei zorgen en tegenspoeden; — ach, wat is er dan een moeite en tobben hierbeneden! Klacht op klacht uit de ziel; angsten en verschrikkingen der hel bestormen haar, er is benauwdheid en droefenis, en ook het lichaam lijdt. En is er al blijdschap en vrede, ja zaligheid in de gemeenschap met Jesus Christus den Ileere, zoodat zelfs in den nacht van zorgen en nooden Gode Psalmen gezongen worden, — dadelijk is Satan weêr bezig om de rust te storen : de hel kan den roem in den Heere niet dulden. Nochtans, de hel met al hare krachten moge de Gemeente des Heeren zoeken te verderven, het heil in Christus Jesus haar betwisten en willen ontrooven, — de Heere Jesus heeft gezegd: „De poorten der hel zullen Mijne Gemeente niet overweldigen".
In dat woord, in die belofte, in die verzekering des Heeren ligt de s t e u n , de k r a c h t , de o v e r w i n n i n g Z i j n e r Gem e e n t e . Het predikt ons, dat zij niet tenonder gaan, niet bezwijken zal, geene prooi der hel worden kan, omdat zij gebouwd is op den eeuwigen Rotssteen, Christus, den Zoon des levenden Cods, Dien zij belijdt. Die waarheid staat tegenover den schijn. Yoor de Gemeente des Heeren is in de wereld schijnbaar ondergang; in der daad en waarheid echter is zij onschendbaar en kan niet uitgeroeid worden. Zien wij rondom ons. Wie oogen heeft om te zien, aanschouwt allerwegen den krijg tegen Christus, het Lam Gods, en dies tegen degenen, die met Hem zijn, de geloovigen.
De Kerk der wereld, waarin zich de Antichrist in bijgeloof en ongeloof al driester verheft, heeft de overhand, — en aan de Kerk van Christus, de alleen-ware Kerk, wordt ternauwernood eene plaats gegund, zij wordt miskend, veracht, gelasterd, verdrukt en bestreden. Maar, al is het waar, dat in onzen tijd de Booze schrikkelijk woedt tegen het Woord, tegen de Gemeente Gods, hij heeft nooit anders gedaan. Van het paradijs tot op heden heeft de hel niet anders gedaan dan Christus en de Zijnen haten en vervolgen. Nochtans, het Lam heeft overwonnen en zal overwinnen; de Gemeente van Christus heeft een zeker bestaan, is bij den Heere gekend en bemind, en wordt door Hem in eeuwigheid bewaard. En te midden van lijden en strijd, hoe bang en zwaar ook, worden al Zijne geloovigen, terwijl zij in hunne nooden en angsten den Naam des Heeren aanroepen en alzoo Zijne sterkte aangrijpen, bemoedigd, versterkt en vertroost door Christus' belofte: „De poorten der hel zullen Mijne Gemeente niet overweldigen".
Neen, geen nood! geen nood voor de Gemeente van Christus; zij is op de eeuwige Rots gegrond. Haar Heer en Koning, Die dood is geweest, maar ziet! levend is in alle eeuwigheid, Hij is gezeten aan de Rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen. Hij regeert, en heerscht naar het Woord Gods des Vaders alzóó midden onder Zijne vijanden, dat ook hunne geheimste raadslagen Hem bekend zijn; en Hij. de Heere, vernietigt den raad der Heidenen, Hij breekt de gedachten der volkeren. (Ps. 33.) Alle dingen zijn Hem onderworpen, en alles bestiert Hij ten beste Zijner Gemeente en tot schande en eeuwige schade van Zijne en hare vijanden. Och, wat vermogen de poorten der hel tegen Hem, Die, toen Hij uit de dooden opgestaan was, Zijnen engel zond, om den steen van Zijn graf af te wentelen; en uit vreeze voor dien éénen hemelsehen dienaar zijn de wachters Zijner vijanden zoo zeer verschrikt geworden, dat zij werden als dooden.
O, de duivel moge niet ophouden met zijn woeden en razen en de Gemeente van Christus voortdurend kwellen en beangstigen, — hij moet desniettegenstaande nog dienen, om de schapen van den Heere Jesus uit te drijven naar hunnen trouwen Herder. Neen, in de handen van den goeden Herder komt geen Zijner schapen om. En eenen verscheurenden wolf weet Hij als een lam te maken; denken wij maar aan Saulus op den weg naar Damaskus: hij, eerst de schrik, was weldra eene oorzaak van vreugde voor de Gemeente, als hij van een heftig tegenstander van het Evangelie des Heeren een vurig prediker werd van Christus Jesus en Diens gerechtigheid en sterkte. Hoe zwak en ellendig des Heeren volk dan ook in zichzelf is, niet bestand tegen de menigte hunner vijanden, — de schepter van hunnen Koning Christus houdt hen in stand en dit Zijn woord blijft Hij getrouw: „Ik zal voor u strijden, en gij zult stil zijn" (Ex. 14 : 14).
„De poorten der hel zullen Mijne Gemeente niet overweldigen." Heerlijke belofte des Heeren Jesus Christus! vol van sterkte en trooost. Om echter hare heerlijkheid te smaken, moeten wij ellende en nood kennen. Zonder kennis van zonde, nood en dood hebben wij geene behoefte aan dat troostwoord. In de Gemeente van Christus gaat het, zooals wij reeds opmerkten, door duizend nooden en dooden heen, door angsten en verschrikkingen van al de machten der hel. Elk lid der Gemeente, ieder geloovige des Heeren moet zich dan voorbereid houden op de sterkste aanvechtingen, niet alleen van vleesch en bloed en van de wereld, maar van al de woede der duisternis. Christus evenwel is er Borg voor, dat het einde heerlijk zal zijn. Hij verzekert ons van de zegepraal, niet door onze wijsheid en dapperheid, niet door onze geloofskracht, onze liefde en trouw jegens den Heere, — ach, ware dit zoo, dan was het met ons heil voorgoed gedaan; maar, God zij geloofd! de zekerheid van het bestaan, het stand houden, het overwinnen ligt in Christus, in Zijn Woord, in Zijne beloften, derhalve in Z i j n e eeuwige liefde, trouw en macht.
Is dan elke steun in het zichtbare ons ontvallen, — ons blijft over die eeuwige steun, de Rots der eeuwen. Daarop neergezonken, zijn wij eeuwig weigeborgen bij God. De vijanden van Christus en Zijne Gemeente zullen vallen en niet weêr opstaan; maar zij, de duur gekochte erve des Heeren, zal in Hem eeuwiglijk staande blijven. Niets zal haar kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jesus onzen Heere. Weggelegd is haar de kroon der rechtvaardigheid, de kroon der overwinning Hij, Die ze beloofd heeft en verworven, is Koning, — Koning is Hij in den hemel en op de aarde; Hij leeft en regeert in der eeuwigheid!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 juli 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

»De poorten der hel zullen Mijne Gemeente niet overweldigen.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 juli 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's