Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De raad en het welbehagen des Vaders ten aanzien van de kinderkens. (Mattheüs 1 1 : 2 5 en 26.) (1e Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De raad en het welbehagen des Vaders ten aanzien van de kinderkens. (Mattheüs 1 1 : 2 5 en 26.) (1e Gedeelte.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„la dienzelven tijd antwoordde Jesus eu zeide: Ik dauk U, Vader! Heere des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. Ja, Vader' want alzoo is geweest het welbehagen voor U.''

„Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen." Deze prediking is eeuw in eeuw uit in de wereld gehoord geworden, en heeft gewerkt wat God behaagt. Ook aan ons is zij gebracht, en wij weten het dus, dat de Heere Heere geenen lust heeft in onzen dood, maar in onze bekeering en ons leven. Nu gaat het om de vrucht. Daarop komt het aan, dat het Koninkrijk Gods in onze harten is opgericht, dat wij er burgers van zijn. In het Woord, in de Heilige Schriften, is het ons geopenbaard. In al zijnen glans en heerlijkheid straalt het ons tegen in den Christus Gods, door "Wien wij hebben genade bij God, vergeving onzer zonden, gerechtigheid en eeuwig leven. Maar dit is de vraag: Hebben wij dezen Christus als onzen Heer en Koning, als onzen Heiland en Zaligmaker begroet, met waar geloof aangenomen ? Met waar geloof, — d. w. z : hebben wij niet met kracht en geweld ons het bezit van het Koninkrijk der hemelen aangematigd, maar is het daarentegen zóó geschied, dat wij als een arm, verloren zondaar alléén uit genade den ingang verkregen hebben?
De geweldigers eigenen zich het Koninkrijk Gods tegen recht en waarheid in toe, maar naar 's Heeren Wet komt het den armen van geest toe. In deze waarheid, die wij in No. 32 en 33 ontvouwden, zien wij ons bevestigd door des Heeren Jesus getuigenis, dat ons opgeteekend staat in Vers 25 en 26 van Mattheüs 11.
Deze woorden behelzen dat verheven dankgebed des Heeren Jesus, waarin Hij Zijne éénheid met den wil Zijns Vaders uitspreekt, en Hem eert als Dengene, Die alles doet naar den raad Zijns willens. Zij geven ons het volgende te overwegen: dat God de Vader in alles handelt volgens Zijnen eeuwigen r a a d ; dat Hij naar dezen raad de verborgenheden Zijns heils geopenbaard heeft niet aan de wijzen en verstandigen, maar aan de k i n d e r k e n s ; dat het zóó Zijn w e l - b e h a g e n is.
Als wij de prediking des Heeren Jesus in Mattheus 11 volgen, dan aanschouwen wij het vijandig gezind zijn van de eigengerechtige Parizeën en Schriftgeleerden tegen het Koninkrijk der hemelen. Zij verachtten Johannes den Dooper en verwierpen den Heere Jesus. Vervolgens vernemen wij het „wee" des Heeren, dat Hij uitsprak over de steden, in welke Zijne krachten het meest geschied waren, die Zijn Woord gehoord en evenwel zich niet bekeerd hebben. En gelijk toen, zoo openbaart zich heden allerlei tegenstand tegen het Evangelie van Gods Koninkrijk; de mensch zoekt in eigengerechtigheid, in zijne wijsheid en kracht het heil, en bekeert zich niet tot den levenden God, gelooft niet in waarheid in den Heere Jesus Christus. Hoe komt dat? Heeft het Koninkrijk Gods dan geene genoegzame macht en heerlijkheid? Zeker heeft het Koninkrijk Gods éénig groote macht en heerlijkheid, maar deze zijn niet vleeschelijk, maar geestelijk, en daarom heeft de wereld er geen oog voor. Gering en zonder uiterlijke gedaante, zonder zichtbare heerlijkheid treedt het Koninkrijk der hemelen te voorschijn. Zonder gestalte, zonder begeerlijkheid voor de wereld, ging zijn Koning, Christus, in de dagen Zijns yleesches daarheen; en de grooten en machtigen, de geweldigen der aarde, maakten zich op tegen den Heere en Zijnen Gezalfde, en zij riepen: „Weg met den Christus, weg met de waarheid en gerechtigheid Gods!" Zullen wij ons daarover verwonderen, daaraan ergeren ? De Heere Jesus leert ons anders. Na Zijne ernstige bestraffing der onboetvaardige steden, en te midden van allen tegenstand, vijandschap en hoogmoed des vleesches, sterkte Hij Zieh in het gebed: „Ik d a n k U, V a d e r! H e e r e des h e m e l s en der a a r d e ! dat Gij d e ze d i n g e n voor de w i j z e n en v e r s t a n d i g e n v e r b o r - g e n h e b t , en h e b t d e z e l v e d e n k i n d e r k e n s geo p e n b a a r d".
Do Heere Jesus dankt er den Vader voor, dat het zóó is. Hij verklaart het openlijk ten aanhoore van Zijne discipelen en van allen, die Hem hoorden, zegt het tot vertroosting en bemoediging van alle vermoeiden en belasten, dat de Vader in de hemelen te loven en te prijzen is voor dezen Zijnen eeuwigen r a a d , dat Hij de hoovaardigen wederstaat en den nederigen genade schenkt. Hij spreekt Zijnen Vader aan, Hem lovende als den Heere des hemels en der aarde, en geeft daarmede Ilem de eer, dat Hij alles doet naar Zijnen raad. Zoo prijst Hij Zijnen Vader in de hemelen als den eenigen Heer en Souverein in hemel en op aarde, Wiens Naam en wil alléén moeten geheiligd en geëerd zijn. De Heere Jesus predikt ons dus de onbegrensde macht, de majesteit en wijsheid Gods, Die doet al wat Hem behaagt, Die door niets buiten Hem beperkt, gebonden of bewogen kan worden; Die is de Heere van al Zijne werken, de Allerhoogste, de éénige Gebieder van het heelal; Die, alles wat Hij doet, uit vrye beweging, ongehouden, onverplicht doet; Die alle dingen gewrocht heeft om Zijns Zelfs wil; Die spreekt: „Mijn raad zal bestaan en Ik zal Mijn welbehagen doen". Heeft dan God de Vader als de Heere des hemels en der aarde alles in Zijne handen, doet Hij alles naar Zijnen vrijmachtigen wil, o, dit is een machtige troost voor allen, die Zijnen Naam aanroepen; maar beven en vreezen moeten allen, die Zijnen Naam verachten. O menschenkind, zoo roept dit ons met nadruk toe,
Bedenk toch, Hij weet alles wel,
En alles gaat naar Zijn bevel;
Wie kan toch Zijnen wil verhind'ren?
Geen engel, heerschappij, noch dood,
Geen hoogte, diepte, ook geen nood
Kan aan Zijn' raad een jota mind'ren.
Alles wat er geschiedt, in Kerk en Maatschappij en in onze bijzondere aangelegenheden en betrekkingen, 't hangt al van dezen raad af. God regeert, en niemand kan Hem ter verantwoording roepen en zeggen: Wat doet Gij? Ons zalig worden ligt dus ook niet in onze handen, maar hangt uitsluitend af van Gods wil en ontferming, welke bedenkingen en tegenwerpingen ook in ons booze hart zijn en door den duivel ons ingefluisterd worden. Het is nu eenmaal niet anders, — de Heere des hemels en der aarde, de eeuwig levende God heeft alle dingen in Zijne hand: zonde en genade, dood en leven, hel en hemel. Hij kan verderven en redden, verdoemen en zalig maken. Wie Zijnen hemel binnenkomt, komt alleen binnen naar Zijnen raad, die een raad is van vrij welbehagen, van eeuwige liefde; en hetgeschiedt tot lof en prijs Zijner eeuwige genade, zooals Hij tot een volk, dat geen volk en niet ontfermd was, spreekt: „Gij zijt Mijn volk, gij zijt ontfermd ; ja, Ik heb u liefgehad met eene eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid '. Het is naar den raad Zijns willens, dat Hij de Zijnen in Christus Jesus heeft uitverkoren, hen van zonde, dood en vloek heeft verlost en met gerechtigheid, eeuwig leven en zegen gezegend heeft in Zijnen Geliefde. Aldus heeft Hij menschenkinderen, die onder Zijnen eeuwigen toorn moesten verzinken, met ontferming, eeuwige barmhartigheid bejegend, en heeft Zich een volk geschapen in Christus Jesus, een volk tot Zijnen dienst bereid en vol van goede werken, 0111 te verkondigen Zijnen Naam en Zijne deugden, opdat de gansche wereld wete, dat Hij alléén God is, de Heere des hemels en der aarde. Nog eens: naar dezen eeuwigen raad des Heeren is de Christus der Heilige Schriften gegeven tot zaligheid eenen iegelijk, die gelooft, maar is Hij eene rots der ergernis en een steen des aanstoots voor allen, die het Evangelie ongehoorzaam zijn.
En naar dezen raad heeft God de verborgenheden Zijns Koninkrijks, Zijne lieilgeheimen geopenbaard niet aan de wijzen en verstandigen, maar aan de k i n d e r k e n s . De dingen nu. waarvan de Heere Jesus spreekt, op welke Hij in Zijn gebed doelt, zijn de dingen, die onze zaligheid betreffen. Het zijn de Godsgeheimen; het is het heilgeheim, dat Hij aan de Zijnen bekend maakt. Zij werden gepredikt, sinds God Zijn Evangelie in het paradijs aan onze eerste ouders verkondigde; en al de geloovigen van den tijd vóór Christus' komst in het vleesch hebben ze leeren verstaan en hebben God geloofd over de wonderen Zijner genade. En als de volheid des tijds gekomen was, het jaar van het welbehagen des Heeren, heeft God ze laten prediken door Johannes den Dooper, den boetprediker en genadeheraut des Heeren ; en daarna trad de Heere Christus Zelf op onder het volk, en wat Hij te voren door Zijnen Geest door den mond Zijner Profeten verkondigd had, werd nu uit Zijnen Mond gehoord: „Zie, Ik boodschap de gerechtigheid in de groote Gemeente; Mijne lippen bedwing Ik niet; Heere, Gij weet h e t! Uwe gerechtigheid bedek Ik niet in het midden Mijns harten; Uwe waarheid en Uw heil spreek Ik uit. . . . " En wij hooren Hem spreken: „Het Koninkrijk der hemelen staat midden onder u ' '.
Zien wij nog nader, welke die dingen zijn, die heilgeheimen, welke allerwegen in de Heilige Schrift ons gepredikt worden, en die evenwel niet voor ieders oogen ontsluierd worden. Het zijn de dingen, waarvan een Apostel des Heeren schrijft: „De natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hy kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden" (1 Cor. 2 : 1 4 ) . Het is dit, wat de groote menigte, als zij ter kerk, ten huize Gods, samenkomt, hoort, en — zij gaat weêr uiteen en heeft het niet verstaan. O, hoe menigmaal, hoe aanhoudend getuigde de Heere Jesus daarvan, als Hij tot de schare sprak; maar zjj konden Zijne woorden niet verdragen; velen zeiden: „Deze rede is hard, wie kan dezelve hooren?" En met hoeveel geduld en zachtmoedigheid onderwees Hij er Zijne discipelen in; en ach! hoe weinig verstonden zij er nog na een driejarig onderwijs van! Waarlijk! wel een bewijs, dat vleesch en bloed het niet vatten Het zijn de dingen, die wij in onzen Bijbel, dien God ons gaf, lezen, en die ons telken Zondag in het Evangelie des Heeren Jesus Christus gepredikt worden. Het zijn de dingen, die menigeen onzer niet gaarne hoort, ofschoon hij ze hoort; die velen onder ons hoorende niet hooren noch ook verstaan; die zij. die den Heere niet vreezen, die niet tot God bekeerd zijn, te vervelend vinden om er goed naar te luisteren Deze dingen, deze Godsgeheimen zjjn: dat wij menschen zijn, zondaars, goddeloozen, die den eeuwigen dood verdiend hebben, — en dat al ons werk, ook onze arbeid tot zaligheid, niet deugt voor God; dat de Heere God is, Hij alléén, en al onze afgoden ijdelheid; dat er geen andere Heiland en Zaligmaker voor ons is dan de Heere Jesus Christus, Die ons geworden is wijsheid van God en rechtvaardigmaking en heiligmaking en verlossing; dat de wereld voorbijgaat met hare begeerlijkheid en alleen hij blijft, die Gods wil doet, die oprechtelijk gelooft in den Heere Jesus Christus Het zijn dus geene dingen, die ons niet gezegd zijn, die wij niet gehoord hebben; ook kunnen wij er niet van zeggen, dat zij ons te hoog of te diep waren, en wij er dus geen acht op konden slaan. Het zijn zeer, zeer eenvoudige dingen, die een kind kan verstaan. Maar juist om ze te verstaan, moeten wij k i n d e r k e n s zijn. Dat zegt ons de Heere Jesus

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

De raad en het welbehagen des Vaders ten aanzien van de kinderkens. (Mattheüs 1 1 : 2 5 en 26.) (1e Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 augustus 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's